ECLI:NL:RBMNE:2024:7562

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/5565
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door eiseres op 26 augustus 2024. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiseres het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. In dit geval bedroeg het griffierecht € 187,-.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig is ontvangen, wat betekent dat de hoofdregel is dat de rechtbank het verzoek niet inhoudelijk kan behandelen. Eiseres had na ontvangst van de eerste nota voor het griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar heeft niet tijdig gereageerd op verzoeken van de rechtbank om dit beroep te onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep op betalingsonmacht afgewezen, omdat de ingediende stukken geen volledig inzicht gaven in het inkomen en vermogen van eiseres.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet op tijd is betaald. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Zaaknummer: UTR 24/5565

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek om voorlopige voorziening dat eiseres op 26 augustus 2024 heeft ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiseres heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 187,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. Na ontvangst van de eerste nota voor het griffierecht en de betaling daarvan heeft eiseres een beroep op betalingsonmacht gedaan. Hierop heeft de rechtbank de betaling van het griffierecht teruggestort en eiseres op 1 oktober 2024 een brief gestuurd waarin aan eiseres is verzocht het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen. Eiseres heeft hier niet op gereageerd. Daarom heeft de rechtbank het beroep op betalingsonmacht met de brief van 18 oktober 2024 afgewezen. In deze brief staat ook dat eiseres een nieuwe nota ontvangt.
5. Naar aanleiding van deze afwijzing heeft eiseres op 21 oktober 2024 een email gestuurd met als bijlage het alsnog ingevulde informatieformulier met informatie over één zakelijke rekening en een creditcard rekening. De rechtbank heeft met de brief van 28 oktober 2024 het tweede beroep op betalingsonmacht afgewezen omdat de door eiseres ingediende stukken geen volledig inzicht geven in het inkomen en vermogen van eiseres. In deze brief staat dat als de naar aanleiding van de brief van 18 oktober 2024 verstuurde nieuwe nota niet binnen de termijn wordt betaald, het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
6. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk. Het verzoek zal daarom niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
17 december 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet in lokale belastingzaken

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Digitaal verzet instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Verzet instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, Postbus 16005, 3500 DA Utrecht.