ECLI:NL:RBMNE:2024:7577

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
UTR 23/5983
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslissen op aanvraag om maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft verzoekster op 11 augustus 2023 een maatwerkvoorziening aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Na het uitblijven van een beslissing heeft verzoekster op 1 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, heeft op 21 december 2023 alsnog beslist op de aanvraag. Verzoekster heeft vervolgens op 4 maart 2024 haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Verweerder heeft op 18 april 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om proceskostenvergoeding, omdat hij niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van verzoekster.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 21 december 2023 niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van verzoekster. Dit heeft geleid tot de beslissing om verweerder te veroordelen in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast is verweerder ook veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan verzoekster.

De uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra en is openbaar uitgesproken op 27 mei 2024. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. Verzoekster heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5983

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. H.S. Eisenberger),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, verweerder.

Inleiding

Verzoekster heeft op 11 augustus 2023 een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aangevraagd. Verzoekster heeft verweerder op 8 november 2023 in gebreke gesteld en verzocht om binnen twee weken te beslissen op de aanvraag. Omdat een beslissing uitbleef, heeft verzoekster op 1 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 13 oktober 2023.
Op 21 december 2023 heeft verweerder alsnog beslist op de aanvraag.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster op 4 maart 2024 het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank op 18 april 2024 medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om proceskostenvergoeding omdat hij niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van verzoekster.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verweerder op 21 december 2023 niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van verzoekster van 11 augustus 2023. De rechtbank ziet hierin aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
3. De rechtbank stelt deze proceskosten op grond van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5).
4. Verweerder moet op grond van artikel 8:41 van de Awb ook het griffierecht aan verzoekster betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.