Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift van de vrouw (met bijlagen), binnengekomen op
- het verweerschrift van de man (met bijlagen), binnengekomen op
- de brief van de vrouw van 20 december 2023;
- de email van de vrouw (met bijlage) van 22 juli 2024.
- de vrouw,
- de advocaat van de vrouw mr. Maste via Teams,
- de man met zijn advocaat mr. Bosma en mevrouw H. Malwand-Waraki (tolk).
2.Waar de procedure over gaat
- te bepalen dat de man aan de vrouw dient te voldoen de bruidsgave, zijnde het equivalent van 100 (honderd) gouden munten en dus een bedrag van € 49.820,-, dan wel een bedrag door u in goede justitie te bepalen;
- te bepalen dat de woning aan de [adres] in [woonplaats] aan de vrouw wordt toegedeeld, waarbij de man uit de hoofdelijkheid wordt ontslagen. De woning zal daartoe worden getaxeerd door een door beide partijen aan te wijzen makelaar/taxateur op kosten van beide partijen. De man ontvangt de helft van de overwaarde verminderd met hetgeen hij aan de vrouw wegens de bruidsgave is verschuldigd;
- te bepalen dat de vrouw nog zes maanden in de woning aan de [adres] in [woonplaats] mag blijven wonen en het gebruik van de tot de inboedel van die woning behorende zaken.
3.De beoordeling
[trouwdatum] 1992 gehuwd. Op grond van het arrest Chelouche/Van Leer [3] wordt de aanknopingsladder gehanteerd. Partijen hebben voor het huwelijk geen rechtskeuze gemaakt. Er dient te worden aangesloten bij het recht van het land waarvan de echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting beiden de nationaliteit hadden. Ten tijde van de huwelijkssluiting hadden beide partijen de Iraanse nationaliteit.
Marriage portion
(zie hiervoor)geen toepassing kunnen vinden in Nederland, omdat deze strijdig zijn met de Nederlandse openbare orde. [5] De vrouw heeft gesteld (en ter zitting verzocht) dat deze voorwaarden buiten beschouwing moeten worden gelaten. Volgens de vrouw heeft dit tot gevolg dat zij recht heeft op de helft van het vermogen van de man en dus op 50% van zijn aandeel in de woning (dus totaal 75%) en 50% van zijn aandeel in de onroerende zaken in Iran (zijnde zijn erfdeel). De onroerende zaken in Iran hebben volgens de vrouw een waarde van circa € 120.000,-. De vrouw heeft dit aanvullende verzoek, zoals ter zitting overeengekomen, op 19 augustus 2024 op schrift gesteld.
4.De beslissing
- het verweer van de man op de aanvullende verzoeken van de vrouw en nadere informatie over de onroerende zaken in Iran (uiterlijk 16 september 2024);
- binnen twee weken na ontvangst van het verweer van de man: de reactie van de vrouw.