ECLI:NL:RBMNE:2024:7589

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
16/300905-04
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met twee jaar op basis van recidivegevaar en geestelijke gezondheid

Op 19 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak van de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1982. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De betrokkene is ter beschikking gesteld na een veroordeling voor poging tot doodslag in 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een geestelijke stoornis, namelijk schizofrenie, en dat het recidivegevaar hoog is. De behandeling van de betrokkene is gestagneerd, en hij heeft geen intrinsieke motivatie voor medicatie of begeleiding. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het verlengingsadvies van de deskundigen, die ook hebben aangegeven dat de veiligheid van anderen in het geding is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verlenging van de terbeschikkingstelling noodzakelijk is om de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/300905-04 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 19 maart 2024
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1982 te ' [geboorteplaats] ,
verblijvende aan de [adres] , [postcode] te [plaats] ( [locatie 1] ),
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 maart 2006 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 28 maart 2006;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 juni 2022, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 8 februari 2024, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [locatie 1] van 17 januari 2024, opgemaakt door [A] , psychiater, en [B] , behandelcoördinator/GZ-psycholoog, inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 1 januari 2022 tot en met 1 januari 2024.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 5 maart 2024 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. S. Mirshahi;
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam;
  • de aan de kliniek verbonden deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] , psychologen.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht. Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog. Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar. Daartoe is aangevoerd dat de behandeling van betrokkene stagneert en dat met verlenging van de maatregel met een jaar een signaal wordt afgegeven aan de inrichting.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van 13 maart 2006 veroordeeld voor poging doodslag. De terbeschikkingstelling is niet gemaximeerd, nu –uit dit arrest duidelijk blijkt dat sprake was van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Omdat de terbeschikkingstelling ongemaximeerd is, kan die worden verlengd als daar gronden voor zijn.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten: schizofrenie, een stoornis in cannabisgebruik: matig, ernstig, in remissie in gereguleerde omgeving en een stoornis in het gebruik van cocaïne: licht, in remissie in gereguleerde omgeving.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit de rapportages en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat betrokkene niet optimaal is ingesteld op medicatie vanwege een gebrek aan motivatie hiertoe. Betrokkene heeft nauwelijks ziekte-inzicht en kan zijn eigen vaardigheden en beperkingen moeilijk inschatten. Betrokkene is niet intrinsiek gemotiveerd voor medicatie en ziet de meerwaarde van begeleiding niet. Er is sprake van een blijvend (rand)psychotisch niveau van functioneren, waardoor betrokkene bij stress of toegenomen spanning niet meer geheel in de realiteit leeft en paranoïde gedachten over bendes op de voorgrond kunnen treden. Deze gedachten kunnen hem delictgevaarlijk maken vanuit een neiging om zichzelf te beschermen bij vermeende dreiging. Een verhoging of wijziging van de medicatie is geïndiceerd. Betrokkene acht zich echter stabiel en is niet van plan om mee te werken aan een verhoging of wijziging van de medicatie.
Sinds 22 maart 2021 verblijft betrokkene, na het vastlopen van de transmurale plaatsing bij FPA [locatie 2] , op een interne resocialisatieafdeling van forensisch psychiatrisch centrum (FPC) [locatie 1] te Nijmegen. Betrokkene heeft vervolgens lange tijd op de wachtlijst gestaan voor de langdurige intensieve behandeling (LIB) van [instelling] in Den Haag. Op 31 oktober 2022 heeft de directie van de (LIB onverwachts laten weten niet akkoord te zijn met de overplaatsing van betrokkene. Er moest gezocht worden naar een alternatieve vervolgvoorziening. Het transmurale verlofkader is vervolgens per 24 mei 2023 omgezet naar een onbegeleid verlofkader. Op 31 augustus 2023 heeft een voorval plaatsgevonden met een medepatiënt, waardoor de verloven zijn stilgelegd. Per 1 maart 2024 is een aanvraag voor het opnieuw opstarten van onbegeleide verloven van betrokkene door het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) afgewezen, omdat betrokkene volgens het AVT hiervoor niet stabiel genoeg is.. Het doel voor de komende periode is het vinden van een passende vervolgvoorziening voor betrokkene. In deze voorziening moet betrokkene langdurig kunnen verblijven en zich veilig voelen. Het moet ook een plek zijn waar een hoge mate van veiligheid kan worden geboden en waar scherp forensisch toezicht gehouden kan worden. Vanuit een stabiele basis zou onderzocht kunnen worden welke stappen binnen resocialisatie mogelijk zijn. Dit is een taak die voorbehouden lijkt aan een longcare-instelling en mogelijk aan enkele gespecialiseerde forensische psychiatrische afdeling (FPA). Betrokkene geeft echter aan niet naar een longcare-instelling te willen, omdat dit in zijn beleving een eindstation betreft.
Deskundige [deskundige 2] heeft op de zitting toegelicht dat betrokkene op dit moment op de wachtlijst staat van FPA [locatie 3] en niet ook op de wachtlijst van FPA [locatie 4] . Het is een landelijke afspraak dat personen niet gelijktijdig op wachtlijsten van verschillende voorzieningen staan.
Deskundige [deskundige 1] heeft op de zitting toegelicht dat overplaatsing naar een longcarevoorziening het meest passend wordt geacht, maar dat betrokkene dat niet wil. Daarom wordt er gezocht naar een passende FPA waar betrokkene langdurig kan verblijven. Gelet op het benodigde risicomanagement is het moeilijk om een dergelijke plek te vinden. Het huidig functioneren van betrokkene is niet stabiel genoeg. Het AVT keurt onbegeleid verlof op dit moment daarom niet goed. Er zal een wijziging moeten plaatsvinden van de medicatie. Daar staat betrokkene niet voor open. Dat kan een belemmering opleveren voor overplaatsing van betrokkene naar een FPA, omdat daar ook onbegeleid verlof voor nodig is. Als overplaatsing naar een FPA niet mogelijk is, dan zal worden onderzocht of dwangmedicatie kan worden toegepast.
De raadsman heeft verzocht om de maatregel met een jaar te verlengen om een vinger aan de pols te houden. De rechtbank zal voorbij gaan aan dat verzoek. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar. De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen.. Het vinden van en overplaatsen naar een geschikte vervolgplek zal de termijn van een jaar overstijgen. Het resocialisatietraject zal naar verwachting nog meerdere jaren in beslag nemen. De rechtbank ziet overigens ook geen aanleiding een vinger aan de pols te houden.
De rechtbank stelt vast dat de behandeling van betrokkene ten opzichte van voorgaande zitting (verder) is gestagneerd. Dat heeft te maken met de (onverwachte) afwijzing van het verzoek tot overplaatsing van betrokkene naar [instelling] in Den Haag, het afwijzen van de aanvraag onbegeleide verloven door het AVT en de starre houding van betrokkene ten aanzien van een vervolgvoorziening en medicatie. Een wijziging van de medicatie van betrokkene is geïndiceerd en het verdient de voorkeur van de deskundigen om betrokkene over te plaatsen naar een longcarevoorziening. Echter weigert betrokkene zowel een wijziging in zijn medicatie als overplaatsing naar een longcarevoorziening. Betrokkene wil slechts overgeplaatst worden naar een FPA. De inrichting is daardoor beperkt in de mogelijkheden. Hoewel het niet (meer) kunnen praktiseren van onbegeleid verlof ook problemen kan opleveren voor overplaatsing naar een FPA, onderzoekt de inrichting deze mogelijkheden wel. Op dit moment wordt door de inrichting onderzocht of overplaatsing naar FPA [locatie 3] mogelijk is. Als dat niet mogelijk is, zal daarna worden onderzocht of overplaatsing naar FPA [locatie 4] mogelijk is. Ter terechtzitting heeft de rechtbank met de deskundigen besproken of de mogelijkheid bestaat dat deze trajecten – ter voorkoming van verdere stagnatie van de behandeling van betrokkene – gelijktijdig verlopen.
Gelet op de weigerende houding van betrokkene zoals hiervoor besproken en gelet op het feit dat de inrichting met betrokkene meebeweegt en onderzoekt of overplaatsing naar een FPA mogelijk is, acht de rechtbank het niet noodzakelijk om een vinger aan de pols te houden. De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mr. N.M.H. van Ek en mr. E. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.
Mr. Van de Lustgraaf is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.