In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben eisers, een echtpaar, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een aannemersbedrijf, naar aanleiding van gebreken in de verbouwing van hun woning. De aanneemovereenkomst was op basis van regie, waarbij de daadwerkelijk gemaakte kosten door de eisers zouden worden vergoed. Tijdens de verbouwing zijn er verschillende gebreken geconstateerd door de eisers, die gedaagde meerdere keren hebben aangesproken op het herstel van deze gebreken. Gedaagde heeft echter geweigerd om de gebreken te herstellen, met als argument dat zij niet aansprakelijk was voor werkzaamheden waarvoor niet was betaald. De eisers hebben vervolgens een bouwkundige expertise laten uitvoeren, waaruit bleek dat er verschillende gebreken waren en dat herstel noodzakelijk was. De eisers hebben gedaagde gesommeerd om de gebreken te herstellen en om onterecht in rekening gebrachte kosten terug te betalen. Gedaagde heeft hierop niet gereageerd, wat heeft geleid tot de rechtszaak.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde in verzuim is geraakt door niet te voldoen aan de verzoeken van eisers om de gebreken te herstellen. De rechter heeft de vorderingen van eisers voor een deel toegewezen, waaronder een vervangende schadevergoeding van € 6.522,86 en de expertisekosten van € 2.344,38. De vordering tot terugbetaling van onverschuldigde betalingen is afgewezen, omdat eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat deze betalingen zonder rechtsgrond zijn gedaan. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat eisers het vonnis direct kunnen uitvoeren als gedaagde niet aan de uitspraak voldoet.