ECLI:NL:RBMNE:2024:7633

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/16/577081 / JL RK 24-487
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2024 een beschikking gegeven over de spoeduithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, die om een machtiging tot uithuisplaatsing verzoekt. De minderjarige was eerder onder toezicht gesteld en heeft een periode in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verbleven. Na terugkeer bij haar ouders, is de minderjarige op 18 juni 2024 door de politie staande gehouden. Ze heeft aangegeven dat ze in een problematische situatie verkeert, met gebruik van wiet en zelfbeschadiging. De kinderrechter oordeelt dat het dringend noodzakelijk is om de minderjarige met spoed uit huis te plaatsen, gezien het risico op ernstig gevaar. De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend voor de duur van vier weken, met de mogelijkheid tot verlenging. De ouders en de minderjarige worden opgeroepen voor een mondelinge behandeling om hun mening te geven over de situatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/577081 / JL RK 24-487
Datum uitspraak: 21 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd te Almere,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het mondelinge verzoek van 21 juni 2024, gevolgd door het schriftelijke verzoek met bijlagen van de GI, ingekomen bij de griffie op 24 juni 2024.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 februari 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 7 februari 2025. Daarnaast heeft de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 7 mei 2024. Sinds 7 mei 2024 woont [minderjarige] weer bij haar ouders.

3.Het verzoek

De GI verzoekt met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken. Aansluitend verzoekt de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de informatie, zoals weergegeven in het verzoek, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] met spoed uit huis wordt geplaatst. Het verhoor van de belanghebbenden en de minderjarige kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . De GI, de vader, de moeder en [minderjarige] worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna vermelde zitting. In afwachting van deze zitting zal de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van vier weken worden verleend. De kinderrechter acht bij deze beslissing het volgende van belang.
4.2.
[minderjarige] woont sinds 7 mei 2024 weer thuis bij de ouders, nadat zij een periode in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp heeft verbleven. Het plan was dat Multisysteem Therapie (MST) zes weken voor de thuisplaatsing van [minderjarige] van start zou gaan, maar dit is vanwege problemen met de financiering niet gelukt. De MST is uiteindelijk gestart op 29 mei 2024. Ter overbrugging is door de GI het versnellingsteam ingezet. Op 30 mei 2024 is [minderjarige] weggelopen van huis. Sinds die tijd weten de ouders niet waar zij verblijft. [minderjarige] is op 18 juni 2024 staande gehouden door de politie. Zij geeft aan dat zij de afgelopen periode bij een meerderjarige jongen verbleef die wiet voor haar had. Ze kreeg dit gratis en hoefde hier niets voor terug te doen. Ook geeft [minderjarige] aan dat de afgelopen periode lastig was voor haar. Zij gebruikt één à twee keer per dag wiet en snijdt zichzelf met een mes. [minderjarige] heeft gedachten over zelfmoord, maar geeft aan hier niet naar te zullen handelen. [minderjarige] wil niet naar huis, omdat dit volgens haar ruzie op zal leveren. In plaats daarvan wil zij graag begeleid wonen. De GI acht het niet raadzaam om [minderjarige] terug te brengen naar de ouders, omdat zowel de ouders als [minderjarige] aangeven dat een andere plek wellicht beter is om vanuit daar tot een gezamenlijk plan te komen. Het voorgaande maakt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 21 juni 2024 tot 19 juli 2024;
5.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, de vader, de moeder en [minderjarige] op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, in het gerechtsgebouw aan
Stationsplein 15 te Lelystad, op
27 juni 2024 te 14:15 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2024 door mr. M. Weistra, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.J. Pel als griffier, en op schrift gesteld op 25 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.