ECLI:NL:RBMNE:2024:890

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/3951
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaar tegen intrekking Tozo-4 uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ondernemer die een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo-4) had ontvangen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn Tozo-4 uitkering, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Eiser stelde dat hij meerdere keren bezwaar had gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig bezwaar had ingediend. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om bewijs te leveren van de verzending van het bezwaarschrift, wat hij niet kon doen. De rechtbank concludeerde dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat het beroep ongegrond was. Eiser kreeg geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3951

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: S. Aykul),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college
(gemachtigde: M. Journée).

Inleiding

1. Met het besluit van 15 april 2022 heeft het college aan eiser een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers 4 (Tozo-4) toegekend voor de periode van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021.
2. Met het besluit van 2 september 2021 heeft het college de Tozo-4 uitkering ingetrokken over de maanden april, mei en juni 2021 omdat eiser over die maanden geen inkomstenverklaring heeft ingevuld waardoor het college de hoogte van de uitkering niet kan vaststellen. Dit betekent dat eiser in totaal € 4.166,22 moet terugbetalen.
3. Op 11 april 2023 heeft eiser aan het college geschreven dat hij enige tijd geleden meerdere malen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit over de terugbetaling van de Tozo-4 uitkering. Eiser schrijft dat hij meerdere mails heeft gestuurd maar geen reactie heeft gekregen, en dat hij tijdens de coronacrisis bijna geen inkomen had waardoor hij wel recht had op de Tozo uitkering.
4. Met het besluit van 26 juni 2023 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser het bezwaar te laat heeft ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen de gemachtigde van het college deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt in deze zaak of het college eisers bezwaar terecht nietontvankelijk heeft verklaard omdat dit te laat ingediend zou zijn.
7. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. [3] Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient is de hoofdregel dat het bestuursorgaan het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar iemand niets aan kan doen. In zo’n geval laat het college niet-ontvankelijkverklaring achterwege omdat de te late indiening van het bezwaar ‘verschoonbaar’ is. Dit volgt uit artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Vast staat dat het college het besluit naar eiser heeft verzonden op 2 september 2021. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 14 oktober 2021 door het college ontvangen moeten zijn.
9. De rechtbank dient eerst na te gaan of het bezwaarschrift al dan niet binnen de daarvoor geldende termijn is ingediend.
10. Eiser voert aan dat hij schriftelijk (per post) bezwaar heeft gemaakt met daarbij de balans/winst- en verliesrekening waaruit zijn inkomsten blijken. Eiser stelt dat hij hierop geen reactie heeft ontvangen. Verder stelt eiser dat hij op een gegeven moment een autoreply kreeg waarin stond vermeld dat de mailbox [e-mailadres] niet meer in gebruik is en dat hij pas in april 2023 uiteindelijk de betreffende afdeling van de gemeente heeft kunnen bereiken en zijn bezwaar kenbaar heeft gemaakt.
11. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 2 september 2021. Hierna legt de rechtbank uit waarom.
12. Eiser stelt dat hij per gewone post bezwaar heeft gemaakt, maar dat is in een geval waarin het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift niet te hebben ontvangen onvoldoende om aan te nemen dat het bezwaarschrift is verzonden. Het is in dat geval aan eiser om aannemelijk te maken dat het bezwaarschrift is verzonden. De rechtbank oordeelt dat eiser de verzending van het bezwaarschrift op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt, bijvoorbeeld door het overleggen van een kopie van dit bezwaarschrift. Bovendien komt het risico dat een niet-aangetekend verzenden poststuk niet (tijdig) wordt ontvangen, voor rekening van de afzender. [4] Het is de keuze van eiser geweest om het bezwaarschrift niet aangetekend te versturen. Dat eiser geen bewijs van verzending heeft kunnen leveren komt dan ook voor zijn risico. Eiser had verder eenvoudig maatregelen kunnen nemen om zich ervan te vergewissen dat het bezwaar door het college was ontvangen. Hij had bijvoorbeeld om een ontvangstbevestiging kunnen vragen of hij had (tijdig) kunnen navragen of het bezwaarschrift in goede orde door het college was ontvangen. Verder heeft het college nog verklaard dat er in het klantcontactsysteem niets is terug te vinden van een (vorm van) bezwaar tegen het besluit van 2 september 2021, anders dan de brief van 11 april 2023. Ook heeft het college navraag gedaan bij de afdeling Werk en Inkomen en de administratie van Juridische Zaken maar ook daar is geen bezwaar gevonden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaringen te twijfelen.
13. De rechtbank oordeelt verder dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door eiser overgelegde e-mails niet gaan over (eisers bezwaar tegen) het besluit van 2 september 2021. Deze e-mails kunnen om die reden dan ook niet worden opgevat als een bezwaarschrift tegen dat besluit. De e-mails betreffen een ontvangstbevestiging van de Tozo-4 en betreffen verder de Tozo-3 en Tozo-5. Het e-mailbericht van 15 oktober 2021 van ‘WenI Terugvordering’ betreft een aanbod om contact op te nemen over een betalingsregeling en het e-mailbericht van [e-mailadres] van 19 oktober 2021 bevat een link naar de inkomstenverklaring. De e-mail van 5 januari 2023 van [bedrijf] aan de [e-mailadres] kan ook niet als bezwaar tegen het besluit van 2 september 2021 worden aangemerkt want deze mail gaat over een betalingsregeling. Bovendien zijn al deze e-mailberichten buiten de wettelijke bezwaartermijn verzonden. Alleen de e-mail van 15 oktober 2021 is binnen de wettelijke bezwaartermijn verzonden. Maar zoals hiervoor al is overwogen, kan hieruit niet worden opgemaakt dat eiser bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 2 september 2021. Eisers stelling dat hij tot twee keer toe per mail naar [e-mailadres] bezwaar zou hebben gemaakt maar dat hij foutmeldingen kreeg dat deze mail niet gebruikt wordt, volgt de rechtbank niet. Uit de email van [e-mailadres] van 19 oktober 2021 blijkt dat deze mailbox gedurende de bezwaartermijn die eindigde op 14 oktober 2021 nog wel in gebruik was.
14. Uit wat hiervoor staat volgt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op tijd bezwaar heeft gemaakt. Het college heeft eisers bezwaarschrift van 11 april 2023 ontvangen op 14 april 2023. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat het college het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen. Eiser heeft geen reden gegeven waarom hij te laat was met het indienen van het bezwaar.
15. De rechtbank oordeelt dat het college eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
21 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Zie bv de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1687.