ECLI:NL:RBMNE:2024:947

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/1948
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering kinderopvangtoeslag wegens ontbreken geregistreerd kindercentrum

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de terugvordering van kinderopvangtoeslag over het jaar 2020 beoordeeld. Eiser had een kinderopvangtoeslag van € 488,- ontvangen, maar moest in totaal € 13.107,- terugbetalen, inclusief rente. De Belastingdienst/Toeslagen had de toeslag lager vastgesteld omdat eiser geen informatie had verstrekt van de kinderopvanginstelling waar zijn kind opvang had genoten. Eiser betoogde dat hij wel degelijk documenten had overgelegd die de opvang in Albanië konden bewijzen, maar de rechtbank oordeelde dat deze instelling niet voldeed aan de vereisten voor een geregistreerd kindercentrum. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de terugvordering zouden rechtvaardigen of die aanleiding geven om het terug te vorderen bedrag te matigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2020 terecht heeft vastgesteld en de betaalde voorschotten kon terugvorderen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1948

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en

Belastingdienst/Toeslagen,

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vaststelling en de terugvordering van kinderopvangtoeslag over het jaar 2020.
Met het bestreden besluit van 17 februari 2023 op het bezwaar van eiser is Belastingdienst/Toeslagen bij dat besluit gebleven.
Eiser heeft beroep ingesteld en Belastingdienst/Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiser heeft aanvullende documenten ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van Belastingdienst/Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

Aanleiding van deze procedure
1. Op 6 mei 2022 ontvangt eiser de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2020. De kinderopvangtoeslag over 2020 bedraagt € 488,-. Dit betekent dat eiser € 13.107 (inclusief € 429,- rente) moet terugbetalen.
Bestreden besluit
2. Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag van eiser lager vastgesteld dan bij voorschot begroot, omdat hij (na herhaald verzoek) geen informatie (zoals bijvoorbeeld een jaaropgaaf) van de kinderopvanginstelling heeft verstrekt waar zijn kind 2020 opvang heeft genoten. Daarom voldoet eiser niet aan alle voorwaarden om aanspraak te maken op kinderopvangtoeslag. Volgens Belastingdienst/Toeslagen zijn er geen bijzondere omstandigheden die zich verzetten tegen een algehele terugvordering of aanleiding geven om de terugvordering te matigen.
Standpunt eiser
3. Eiser schrijft in zijn beroepschrift het niet eens te zijn met de vaststelling en de terugvordering van de kinderopvangtoeslag omdat hij wel degelijk aanvullende documenten heeft overgelegd om de genoten opvang in Albanië te bewijzen. Eiser heeft opvang voor zijn zoon in Albanië laten plaatsvinden omdat er in de betreffende periode (door covid) geen specialistische opvang in Nederland beschikbaar was. Dit volgt ook uit de e-mail van 9 november 2020 gericht aan de artsen van zijn zoon. Om de medische problematiek van zijn zoon te onderbouwen, heeft eiser twee brieven van de GGZ overgelegd. In beroep heeft eiser ook stukken overgelegd die zien op de privéschool, therapie, taxikosten, een schaduwleerkracht, vliegtickets, huurkosten in Tirana en overige kosten die hij heeft moeten maken voor de zorg van zijn zoon in Albanië. Eiser voert verder aan dat, gelet op de (medische) situatie van zijn zoon, Belastingdienst/Toeslagen van de terugvordering had moeten afzien of in ieder geval het terug te vorderen bedrag had moeten matigen. Daarbij doet hij een beroep op de belangenafweging, het evenredigheidsbeginsel en de hardheidsclausule.
Oordeel van de rechtbank
Heeft Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2020 goed vastgesteld?
4. De rechtbank stelt vast dat eiser, ondanks het verzoek op 9 juni 2021 en de herinnering op 8 september 2021 van Belastingdienst/Toeslagen, geen gegevens heeft overgelegd van de kinderopvanginstelling in Albanië. Verweerder heeft dus terecht bij het bestreden besluit bepaald dat de kinderopvang toeslag wordt bijgesteld en dat een deel wordt teruggevorderd.
5. Tijdens deze beroepsprocedure heeft eiser kort voor de zitting informatie verstrekt over door hem gemaakte kosten, onder andere voor de privéschool van zijn zoon en diens therapie in Albanië, alsook een ‘certification’ van Kindergarten [naam] van 13 oktober 2023. Uit deze informatie is echter niet op te maken dat er sprake is van een geregistreerd kindercentrum. Dat er sprake moet zijn van een geregistreerd kindercentrum is één van de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op kinderopvangtoeslag, ook voor buiten Nederland genoten kinderopvang. [1] Kinderopvangtoeslag voor niet in Nederland gevestigde kindercentra kan worden toegekend, maar dan moet een dergelijk kindercentrum zijn of worden namelijk opgenomen in een register [2] en dat kan alleen als het kindercentrum in een lidstaten van de EU, Zwitserland of het Verenigd Koninkrijk gevestigd is. [3] Albanië is op dit moment kandidaat lidstaat waardoor de kinderopvanginstelling/privéschool in Albanië geen geregistreerd kindercentrum kan zijn. Omdat niet is voldaan aan de voorwaarden is er geen aanleiding om het bestreden besluit te herbeoordelen.
Is er aanleiding om niet terug te vorderen of het bedrag te matigen?
6. Bij de beslissing om te veel ontvangen kinderopvangtoeslag al dan niet terug te vorderen, heeft Belastingdienst/Toeslagen beoordelingsruimte. Dit brengt met zich mee dat Belastingdienst/Toeslagen alle betrokken belangen moet afwegen en onder bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk van terugvordering moet afzien. De nadelige gevolgen van een terugvorderingsbesluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Belastingdienst/Toeslagen heeft voor de invulling van die beoordelingsruimte beleid vastgelegd in het Verzamelbesluit. In dit beleid is bepaald dat geen sprake is van een bijzondere omstandigheid in het geval de terugvordering het gevolg is van een afwijking tussen het daadwerkelijk afgenomen aantal uren kinderopvang en het aantal uren kinderopvang op basis waarvan het voorschot kinderopvangtoeslag is berekend in dat berekeningsjaar. Ook financiële problemen leveren in de regel geen bijzondere omstandigheid op. Voor die situatie bestaat de mogelijkheid om een persoonlijke betalingsregeling te treffen.
7. In hetgeen door eiser is aangevoerd, de medische situatie van zijn zoon, ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden die maken dat van terugvordering moet worden afgezien of dat de terugvordering moet worden gematigd. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser in de covid-periode lastig was om geschikte kinderopvang/behandeling te vinden voor zijn zoon. Ook is het niet ondenkbaar dat hij daarvoor moest uitwijken naar Albanië. Maar de terugvordering gaat om een bedrag waarvan vast is komen te staan dat eiser hier geen recht op had omdat het geen geregistreerd kindercentrum betreft, zodat het op zichzelf juist is dat Belastingdienst/Toeslagen dit bedrag terugvordert. Ook blijkt niet uit het dossier dat de terugvordering dusdanig nadelige gevolgen heeft voor eiser waardoor van terugvordering moet worden afgezien of dat de terugvordering moet worden gematigd.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangslag over het jaar 2020 terecht heeft vastgesteld op € 488,- en de betaalde voorschotten van
€ 13.107,- (inclusief € 429,-) kon terugvorderen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 1.5 van de Wet kinderopvang.
2.Als bedoeld in artikel 1.48b van de Wet kinderopvang.
3.Artikel 1.48, eerste lid, van de Wet kinderopvang.