ECLI:NL:RBMNE:2025:1005

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/4452
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar inzake heffingsambtenaar gemeente Amersfoort

Op 10 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. De eiser had op 1 juli 2024 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 30 mei 2024 was gedaan. De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht. De rechtbank constateert dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, waardoor inhoudelijke behandeling niet mogelijk is.

De eiser heeft in de gronden van beroep slechts summier aangegeven waarom hij het niet eens is met de uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft de eiser op 19 december 2024 een bericht gestuurd, waarin hij werd uitgenodigd om aanvullende gronden van beroep in te dienen. De eiser heeft echter niet gereageerd op deze uitnodiging.

Gezien het ontbreken van gronden tegen de niet-ontvankelijkverklaring, concludeert de rechtbank dat de heffingsambtenaar terecht het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep tegen deze niet-ontvankelijkverklaring is daarom kennelijk ongegrond, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft besloten dat er geen proceskostenvergoeding zal plaatsvinden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Zaaknummer: UTR 24/4452

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 1 juli 2024 tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 mei 2024.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In de gronden van beroep geeft eiser alleen summier aan waarom hij het niet eens is met de uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft eiser op 19 december 2024 daarom een bericht gestuurd, waarin staat dat eiser uiterlijk tot en met 16 januari 2025 de aanvullende gronden van beroep met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift in kan dienen. De rechtbank stelt vast dat eiser hierop niet heeft gereageerd.
3. Bij het ontbreken van gronden tegen de niet-ontvankelijkverklaring, ziet de rechtbank geen reden voor het oordeel dat de heffingsambtenaar ten onrechte het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
4. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Barmentlo, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 maart 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.