ECLI:NL:RBMNE:2025:1008

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
16/072493-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van tbs met voorwaarden naar tbs met dwangverpleging wegens lange wachttijden voor klinische plaatsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 maart 2025 uitspraak gedaan over de omzetting van de terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden naar tbs met dwangverpleging voor een betrokkene die eerder was veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene, die zich op 25 januari 2025 onttrok aan zijn begeleiding tijdens begeleid verlof, niet zonder klinische behandeling kan terugkeren in de maatschappij. De reclassering en deskundigen hebben geadviseerd om de tbs om te zetten naar dwangverpleging, omdat er geen geschikte kliniek beschikbaar is voor de betrokkene binnen een aanvaardbare termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wachttijden voor klinische plaatsing variëren van anderhalf tot twee jaar, waardoor de continuering van de tbs met voorwaarden feitelijk niet uitvoerbaar is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verpleging van overheidswege toegewezen, om te voorkomen dat de betrokkene onbehandeld op vrije voeten komt. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de maatschappij en de betrokkene zelf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/072493-24 (vordering alsnog verplegen van overheidswege)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de
meervoudige kamer voor strafzaken van 6 maart 2025
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [plaats 1] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.Procesverloop

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 21 november 2024 is door deze rechtbank aan betrokkene (onder meer) de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden opgelegd voor een poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd. Betrokkene is op 16 december 2024 geplaatst in de [organisatie 1] . Op 25 januari 2025 heeft betrokkene zich onttrokken aan zijn begeleiding tijdens begeleid verlof.
De officier van justitie heeft op 6 februari 2025 schriftelijk gevorderd dat de rechter-commissaris de voorlopige verpleging van betrokkene beveelt. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank zal bevelen dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. De rechter-commissaris van deze rechtbank heeft op 7 februari 2025 de voorlopige verpleging van overheidswege van betrokkene bevolen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 21 november 2024 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met voorwaarden;
  • de vordering van de officier van justitie van 6 februari 2025, die strekt tot voorlopige verpleging van betrokkene;
  • de vordering van de officier van justitie van 6 februari 2025, die strekt tot het alsnog verplegen van overheidswege van betrokkene;
  • het bevel van de rechter-commissaris tot de voorlopige verpleging van overheidswege van betrokkene van 7 februari 2025, met het bijbehorende proces-verbaal;
  • het Pro Justitia-rapport van 8 augustus 2024, opgemaakt door psycholoog [A] ;
  • het Pro Justitia-rapport van 26 augustus 2024, opgemaakt door psychiater [B] ;
  • de voortijdige negatieve beëindiging toezicht van 27 januari 2025 van het [organisatie 2] , opgemaakt door [C] , reclasseringswerker;
  • het voorlopig advies tot omzetting van 5 februari 2025 van het [organisatie 2] , opgemaakt door [C] , reclasseringswerker, inhoudende het advies om de tbs met voorwaarden om te zetten naar tbs met verpleging van overheidswege;
  • het aanvullend advies van 19 februari 2025 van het [organisatie 2] , opgemaakt door [C] , reclasseringswerker, inhoudende een toelichting op de laatste stand van zaken ontvangen vanuit Divisie Individuele Zaken (DIZ), afdeling klinische plaatsingen.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 20 februari 2025 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
  • mr. A. Lohuis, officier van justitie;
  • betrokkene;
  • mr. F.S. Baardman, raadsvrouw;
  • [C] , deskundige.

3.Het standpunt van de reclassering

De reclassering adviseert omzetting naar tbs met dwangverpleging. Betrokkene heeft zich onttrokken aan de opgelegde klinische behandeling en zich hiermee niet gehouden aan de
bijzondere voorwaarden. Er is een indicatie afgegeven voor een kliniek met een hoog
beveiligingsniveau, waar betrokkene zou kunnen verblijven in het kader van tbs met voorwaarden, maar er is geen plek op aanvaardbare termijn. De reclassering schat het risico op recidive en onttrekking hoog in wanneer betrokkene zonder klinische behandeling en het daarbij behorende beveiligingsniveau terugkeert in de maatschappij.
Op de zitting heeft de deskundige desgevraagd verklaard dat geadviseerd zou zijn de tbs met voorwaarden te continueren als binnen afzienbare tijd een geschikte kliniek met een passend beveiligingsniveau beschikbaar zou zijn. Omdat de wachttijd voor de klinieken waar betrokkene (rekening houdend met zijn problematiek en het noodzakelijk gevonden beveiligingsniveau) mogelijk kan worden geplaatst anderhalf tot twee jaar bedraagt, adviseert de deskundige de tbs-gestelde van overheidswege te verplegen. De deskundige heeft benadrukt dat het van groot belang is dat betrokkene niet zonder klinische behandeling vrij komt. Als de rechtbank de omzettingsvordering afwijst, ziet de reclassering zich genoodzaakt het toezicht opnieuw terug te melden bij het Openbaar Ministerie vanwege onuitvoerbaarheid van de opdracht.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting haar vordering strekkende tot het alsnog verplegen van overheidswege van betrokkene gehandhaafd. Daartoe heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft zich kort na plaatsing in een kliniek onttrokken. Het recidiverisico wordt zonder behandeling ingeschat als hoog en betrokkene kan onbehandeld niet terugkeren in de maatschappij. Plaatsing in een kliniek met beveiligingsniveau 2-hoog is ontoereikend gebleken, waardoor beveiligingsniveau 3 is geïndiceerd. Een plek voor betrokkene in een kliniek met dit beveiligingsniveau is de komende anderhalf tot twee jaren niet beschikbaar. Uit de toelichting van DIZ, opgenomen in het aanvullend advies van de reclassering van19 februari 2025, blijkt dat alternatieven niet beschikbaar zijn.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Subsidiair is verzocht het onderzoek ter terechtzitting aan te houden en opdracht te geven tot een onderzoek naar (andere) mogelijkheden om betrokkene toch binnen de tbs met voorwaarden klinisch te plaatsen. Daarnaast heeft de raadsvrouw gewezen op de mogelijkheid betrokkene bij wijze van time-out op te nemen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC).

6.Het oordeel van de rechtbank

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 21 november 2024 is door deze rechtbank aan betrokkene (onder meer) de maatregel van tbs met voorwaarden opgelegd voor een poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd. Verdachte is al spookrijdend frontaal op een tegenligger gebotst. Een jaar eerder is hij ook veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling; toen is hij als bestuurder van een personenauto een apotheek binnen gereden, waar zich mensen bevonden. In het vonnis van 21 november 2024 benoemt de rechtbank dat het gezien de psychische problematiek van betrokkene onverantwoord is vanuit veiligheidsoogpunt om hem onbehandeld in de maatschappij te laten terugkeren.
Betrokkene is in het kader van de opgelegde tbs met voorwaarden op 16 december 2024 geplaatst in de [organisatie 1] . Op 25 januari 2025 heeft betrokkene zich onttrokken aan zijn begeleiding tijdens begeleid verlof. Betrokkene heeft daarmee de voorwaarden verbonden aan de tbs-maatregel overtreden.
De problematiek van betrokkene
Volgens [organisatie 1] de kliniek waar betrokkene tot de onttrekking verbleef - is bij betrokkene sprake van een licht verstandelijke beperking. Daarnaast is sprake van een depressieve stoornis met recidiverende episodes en van een andere gespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- of gedragsstoornis. Gezien het vermoedelijk verval in zijn cognitief functioneren wordt er ook gesproken van een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis. Hiernaar is nader onderzoek nodig.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de Pro Justitia-rapportages van 8 en 26 augustus 2024 die zijn opgemaakt voor de behandeling van de zaak die heeft geleid tot oplegging van de tbs-maatregel. De psychiater concludeerde dat bij verdachte sprake is van een lichte verstandelijke beperking, een disruptieve- en impulsbeheersingsstoornis en een recidiverende depressieve stoornis. De psycholoog diagnosticeerde een licht verstandelijke beperking, een ernstige depressie en traumagerelateerde klachten. Er werden aanwijzingen gezien voor (onder meer) beperkte cognitieve vaardigheden, emotieregulatievaardigheden en enkele primitieve dan wel disfunctionele afweermechanismen zoals vermijding. Daarmee is betrokkene onvoldoende in staat om te gaan met frustratie dat zijn onvermogen hem oplevert. Als de frustratie te groot wordt, kan er agressie ontstaan, die betrokkene niet altijd onder controle heeft en wat tot ernstige impulsdoorbraken kan leiden.
Beide rapporteurs achtten het van groot belang dat betrokkene klinisch wordt behandeld om handvatten te krijgen om tot adequate regulatie van emoties en impulsen te komen, voordat betrokkene begint aan ambulante behandeling. Daarbij speelt een rol dat in het verleden ambulante behandeling onvoldoende is gebleken om verandering te bewerkstelligen en recidive te verminderen, zelfs in de situatie dat er relatief veel beschermende factoren bestonden. De rapporteurs achtten het geïndiceerd om betrokkene te plaatsen in een kliniek met tenminste beveiligingsniveau 2-hoog of niveau 3. In het vonnis van deze rechtbank van 21 november 2024 is bepaald dat betrokkene zich laat opnemen in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) of soortgelijke instelling.
Het verloop van de tbs
Gelet op de problematiek van betrokkene is hij na het uitzitten van de gevangenisstraf opgenomen in een kliniek gespecialiseerd in patiënten die sterk gedragsgestoord en licht verstandelijk gehandicapt (SGLVG) zijn. De kliniek is de [organisatie 1] in [plaats 2] , met beveiligingsniveau 2-hoog.
De reclassering heeft betrokkene op 18 december 2024, 8 januari 2025 en 22 januari 2025 in de FPA bezocht en gesproken. Deze gesprekken stonden in het teken van kennismaking, het tekenen van het toezichtsplan, doornemen van de regels en opstarten van de behandeling. Zowel door de FPA als door de reclassering werden geen signalen waargenomen die een onttrekking deden vermoeden. Op 25 januari 2025 heeft betrokkene zich in de avond, tijdens begeleid verlof op het terrein van de FPA, aan zijn begeleiding onttrokken door weg te lopen. Rond middernacht is betrokkene door de politie aangehouden. Deze onttrekking heeft ertoe geleid dat de FPA de behandeling heeft stopgezet.
De stand van zaken vanuit DIZ
Bij betrokkene is sprake van complexe problematiek die leidt tot een hoog risico op herhaling van geweldsdelicten. Feitelijk is de behandeling van deze problematiek nog niet gestart vanwege de onttrekking van betrokkene. De rechtbank acht behandeling van de psychische problemen dan ook van groot belang. Uit het rapport van de reclassering van 19 februari 2025 blijkt dat de werkeenheid Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie plaatsing in een kliniek met beveiligingsniveau 3 geïndiceerd acht, mede gelet op de recente onttrekking. Er is sprake van een nieuwe indicatiestelling klinische behandeling. Betrokkene kan in het kader van de opgelegde tbs met voorwaarden worden geplaatst in een dergelijke kliniek met beveiligingsniveau 3. De reclassering heeft te kennen gegeven dat zo’n plaatsing ook de voorkeur verdient. Ook de rechtbank acht het wenselijk dat betrokkene in het kader van de tbs met voorwaarden wordt geplaatst in zo’n kliniek. Een dergelijke kliniek is immers passend voor betrokkene en de tbs met voorwaarden is een minder ingrijpende maatregel dan de tbs met verpleging van overheidswege.
Alle instellingen met een passend beveiligingsniveau die gespecialiseerd zijn in de problematiek van betrokkene hebben echter wachttijden variërend van anderhalf tot twee jaar. Vanwege deze capaciteitsproblemen is klinische plaatsing op aanvaardbare termijn in het kader van tbs met voorwaarden niet mogelijk. Daarmee is continuering van de tbs met voorwaarden feitelijk niet uitvoerbaar. Als de rechtbank de tbs met voorwaarden niet omzet naar een tbs met dwangverpleging, zal betrokkene zonder enige vorm van behandeling op vrije voeten komen. Gelet op de problematiek van betrokkene, de nog niet gestarte behandeling en het hoge recidivegevaar acht de rechtbank dat niet verantwoord. Er resteert de rechtbank dan ook geen andere mogelijkheid dan de tbs met voorwaarden om te zetten in verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist. In die situatie komt betrokkene niet op vrije voeten, maar wordt hij vastgezet in een huis van bewaring in afwachting van een plek in een tbs-kliniek. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
De passantenproblematiek
De in de wet geldende norm voor plaatsing van een tbs-gestelde in een passende kliniek betreft volgens artikel 6.3 van de Wet forensische zorg vier maanden. Door capaciteitstekorten is er landelijk echter al langere tijd sprake van grote problemen bij plaatsing van tbs-gestelden in passende klinieken, waardoor deze norm stelselmatig niet wordt behaald.
Als de tbs met voorwaarden wordt omgezet naar verpleging van overheidswege, zal betrokkene op een passantenwachtlijst komen. Voor elke tbs-gestelde wordt door IFZ een indicatiestelling forensische zorg opgesteld, van waaruit een bepaald zorg- en beveiligingsniveau voortvloeit. Op grond hiervan worden passanten op een wachtlijst gezet van een specifieke en passende afdeling van een kliniek. Er is dus geen sprake van een landelijke wachtlijst, maar van meerdere wachtlijsten behorende bij de verschillende soorten afdelingen van de afzonderlijke klinieken. Passanten staan soms langer dan twee jaar op deze wachtlijst en verblijven in de tussentijd onbehandeld in een huis van bewaring.
Daarmee is sprake van een al jaren bestaande en steeds nijpender wordende organisatorische impasse. Deskundigen waarschuwen al jarenlang dat het systeem dreigt vast te lopen. Vanaf 2004 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de Nederlandse Staat al meermalen gewaarschuwd en veroordeeld vanwege deze wachttijden. [1] Toch is de problematiek alleen maar erger geworden.
De gevolgen voor betrokkene
De rechtbank kan deze landelijk geldende problematiek niet oplossen, maar kan slechts beslissen in individuele gevallen. Voor betrokkene is een indicatie afgegeven voor plaatsing in een kliniek gespecialiseerd in SGLVG-problematiek met beveiligingsniveau 3. Op dit moment is er maar één passende kliniek, te weten [organisatie 3] van [.] . De FPK heeft echter een screeningstop tot april en vervolgens een wachttijd die oploopt tot twee jaar. Alternatieven zijn wel onderzocht door de reclassering, maar niet beschikbaar. Gelet daarop wijst de rechtbank het (subsidiaire) verzoek af van de raadsvrouw het onderzoek ter terechtzitting aan te houden ten behoeve van het verrichten van onderzoek naar alternatieve mogelijkheden. De reclassering heeft immers in voldoende mate alternatieven onderzocht.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting gewezen op de mogelijkheid om betrokkene gedurende maximaal tweemaal zeven weken te plaatsen in een forensisch psychiatrisch centrum (FPC) als time-out. De rechtbank ziet de tijdelijke plaatsing van betrokkene in een FPC niet als reëel alternatief. Een time-out is een noodoplossing, bedoeld om te stabiliseren. Daarin wordt geen duurzame behandeling van de problematiek van betrokkene geboden. Bovendien is het probleem van het gebrek aan plaatsingsmogelijkheden, na ommekomst van maximaal tweemaal zeven weken, niet opgelost. Betrokkene zal dan alsnog geplaatst moeten worden in een op zijn problematiek toegesneden kliniek met het juiste beveiligingsniveau, die ook dan niet beschikbaar zal zijn.
Conclusie
Nu voor betrokkene geen geschikte kliniek op aanvaardbare termijn beschikbaar is, leidt het voorgaande de rechtbank tot de conclusie dat – ter voorkoming dat betrokkene onbehandeld op vrije voeten komt – toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot het alsnog verplegen van overheidswege van betrokkene onontkoombaar is.

7.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst toe de vordering tot omzetting van de tbs met voorwaarden in tbs met verpleging van overheidswege;
  • beveelt dat [betrokkene] van overheidswege zal worden verpleegd.
Deze beslissing is genomen door mr. G.A. Bos, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025.
Mrs. Bos en Heppe en de griffier zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.EHRM 11 mei 2004, NJ 2005/57 m.nt. Mevis (