ECLI:NL:RBMNE:2025:1027

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
11348509 \ MC EXPL 24-6507
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en betalingsverplichtingen bij blokkering van pinautomaat

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap CCV Group B.V. en een andere besloten vennootschap, aangeduid als [gedaagde] B.V. CCV Group had een huurovereenkomst voor een pinautomaat met [gedaagde], die de overeenkomst op 13 januari 2023 had opgezegd. De kantonrechter moest beoordelen of de opzegging per direct geldig was of dat er een opzegtermijn van drie maanden gold, zoals vermeld in de algemene voorwaarden van CCV Group. De rechter oordeelde dat de opzegtermijn van drie maanden redelijk was en dat [gedaagde] de huur voor de maanden februari, maart en april 2023 moest betalen, ondanks de opzegging. CCV Group had de huurprijs verhoogd, maar deze verhoging was niet onredelijk bezwarend. De kantonrechter oordeelde ook dat CCV Group het recht had om de pinautomaat te blokkeren omdat [gedaagde] haar betalingsverplichtingen niet was nagekomen. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 170,79 aan huur, wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak met zaaknummer: 11348509 \ MC EXPL 24-6507 D/51246 van
de besloten vennootschap
CCV GROUP B.V.,
handelend onder de namen CCV Nederland en CCV Holland,
gevestigd te Arnhem,
eiseres, hierna te noemen: CCV Group,
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor De Klerk Vis Niekus B.V.,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door haar middellijk bestuurder, de heer [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 oktober 2024 met 2 producties;
- de conclusie van antwoord met 4 producties;
- de conclusie van repliek met aanvullende producties I tot en met III;
- de conclusie van dupliek met een aanvullende productie.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat hij schriftelijk uitspraak zal doen.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagde] heeft van CCV Group een pinautomaat gehuurd en heeft daarbij gebruik gemaakt van diensten van CCV Group (zoals verwerking van transacties). [gedaagde] heeft de huurovereenkomst opgezegd, maar moet nog wel de huur voor de maanden februari, maart en april 2023 met rente en kosten aan CCV Group betalen. In totaal zal de kantonrechter € 170,79 inclusief btw aan huur toewijzen. Dat is € 2,72 minder dan CCV Group heeft gevorderd. Dit heeft ermee te maken dat CCV Group een te hoge huurverhoging heeft doorgevoerd. [gedaagde] moet ook de proceskosten betalen.

3.De beoordeling

Er geldt een opzegtermijn van drie maanden
3.1.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] de huurovereenkomst op 13 januari 2023 heeft opgezegd (ook al heeft CCV Group die opzegging pas later verwerkt). De eerste vraag die de kantonrechter in deze zaak moet beantwoorden, is wanneer de huurovereenkomst door de opzegging is geëindigd. Volgens [gedaagde] was dat per direct, dus op 13 januari 2023. Volgens CCV Group was dat per 1 mei 2023, omdat er een opzegtermijn geldt.
3.2.
Op de huurovereenkomst zijn de ‘Leveringsvoorwaarden CCV 2020’ (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. In de algemene voorwaarden staat:

7. Duur, beëindiging en gevolgen van beëindiging
7.1.
De (initiële) looptijd van de Overeenkomst staat in de Overeenkomst. Wanneer daarin geen looptijd is vermeld, heeft de Overeenkomst een looptijd van één (1) jaar. De duur van de Overeenkomst wordt na afloop van de oorspronkelijke looptijd automatisch verlengd met telkens één (1) jaar, tenzij in de Overeenkomst anders is bepaald of de Overeenkomst tijdig en rechtsgeldig is opgezegd.
7.2.
De Overeenkomst kan Schriftelijk door zowel CCV als de Klant worden opgezegd tegen het einde van de (verlengde) looptijd van de Overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste drie (3) maanden.
7.3.
Voortijdse en tussentijdse beëindiging van de Overeenkomst door de Klant is niet mogelijk. (…)”.
Op grond van de algemene voorwaarden geldt dus een opzegtermijn van (minimaal) drie maanden. [gedaagde] voert aan dat artikel 7.2. van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is. Volgens [gedaagde] is in de wet geregeld dat zij de overeenkomst per direct moet kunnen opzeggen als CCV Group de prijzen verhoogt. Dit verweer kan [gedaagde] niet helpen. De kantonrechter zal dit hierna uitleggen.
3.3.
Het gaat in deze zaak om een overeenkomst tussen twee bedrijven. Dat betekent dat de consumentenbeschermende bepalingen uit de afdeling ‘Algemene voorwaarden’ (onder titel 5 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) niet rechtstreeks van toepassing zijn. De kantonrechter moet het beding uit de algemene voorwaarden toetsen aan de open norm uit artikel 6:233 aanhef en sub a BW. Volgens deze bepaling is een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar als het beding, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (in dit geval [gedaagde] ).
3.4.
De kantonrechter vindt het beding niet onredelijk bezwarend voor [gedaagde] . Een opzegtermijn van drie maanden is in het bedrijfsleven niet uitzonderlijk lang. Als [gedaagde] de opzegtermijn niet in acht zou nemen, zou de overeenkomst met één jaar worden verlengd. Ook dat is geen uitzonderlijk lange termijn. De kantonrechter weegt bij de beoordeling ook mee dat CCV Group volgens de algemene voorwaarden de bevoegdheid heeft om de tarieven en vergoedingen jaarlijks te verhogen:

9.Vergoedingen en wijze van betaling

(…)

9.5.
CCV behoudt zich het recht voor haar tarieven en vergoedingen jaarlijks te wijzigen in overeenstemming met de tabel “CBS consumenten prijs indexcijfer totale bestedingen (2015 = 100)”. Dit geschiedt op basis van het cijfer over de maand juli, gepubliceerd in augustus (jaarmutatie CPI). Daarnaast heeft CCV altijd het recht prijsstijgingen van leveranciers van CCV en stijgende kosten vanwege wet- en regelgeving aan de Klant door te berekenen.”.
De bevoegdheid van CCV Group uit artikel 9.5. van de algemene voorwaarden (waarover later meer) is begrensd en naar het oordeel van de kantonrechter redelijk. Als de kantonrechter de hiervoor genoemde bedingen samen bekijkt en uitgaat van het meest ongunstige scenario voor de huurder, dan leidt het niet in acht nemen van de opzegtermijn ertoe dat de huurder één jaar langer aan de huurovereenkomst ‘vastzit’ en dat CCV Group in dat jaar een beperkte huurverhoging mag doorvoeren. Dit scenario is niet onredelijk bezwarend.
3.5.
Op grond van het voorgaande zal de kantonrechter de opzegtermijn uit artikel 7.2. van de algemene voorwaarden in stand laten. De huurovereenkomst is gesloten op 4 maart 2021 en (naar de kantonrechter begrijpt) daarna steeds met één jaar verlengd. Op grond van de artikelen 7.1. en 7.2. van de algemene voorwaarden zou de huurovereenkomst eigenlijk pas eindigen op 3 maart 2024, omdat [gedaagde] niet op tijd (uiterlijk drie maanden vóór het einde van de verlengde looptijd) heeft opgezegd. CCV Group is van deze afspraak afgeweken en stelt zich op het standpunt dat de huurovereenkomst is geëindigd per 1 mei 2023. Dit is in het voordeel van [gedaagde] . De kantonrechter zal daarom 30 april 2023 als einddatum van de overeenkomst aanhouden.
3.6.
[gedaagde] voert nog aan dat CCV Group haar pas op 19 juni 2023 heeft gewezen op de opzegtermijn. Dit verweer kan [gedaagde] niet helpen. CCV Group was niet verplicht om [gedaagde] bij de opzegging op 13 januari 2023 te wijzen op de opzegtermijn. Verder zegt [gedaagde] in de conclusie van dupliek nog dat zij “
niet eens wisten” wat de voorwaarden waren. De kantonrechter gaat aan deze opmerking voorbij. Het gaat te ver om hierin te lezen dat artikel 7.2 van de algemene voorwaarden zou moeten worden vernietigd, omdat CCV Group [gedaagde] geen redelijke mogelijkheid zou hebben geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen (artikel 6:233 aanhef en sub b BW). CCV Group heeft ook niet op de opmerking van [gedaagde] kunnen reageren.
3.7.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat [gedaagde] de huurprijs voor de maanden februari, maart en april 2023 verschuldigd is. Hierna gaat de kantonrechter in op de vraag hoe hoog die huurprijs is.
CCV Group mocht de huur verhogen naar maximaal € 56,93 inclusief btw
3.8.
Toen partijen de huurovereenkomst op 4 maart 2021 sloten, was de huurprijs € 51,61 inclusief btw per maand. CCV Group heeft de huurprijs per 1 januari 2023 verhoogd naar € 57,05 inclusief btw per maand. Volgens [gedaagde] is die huurverhoging te hoog.
3.9.
Zoals de kantonrechter onder 3.4. al heeft overwogen, is het huurverhogingsbeding in artikel 9.5. van de algemene voorwaarden redelijk en in combinatie met de andere bedingen (waaronder de opzegtermijn) niet oneerlijk. De vraag die de kantonrechter moet beantwoorden, is of CCV Group zich aan de beperking in het huurverhogingsbeding heeft gehouden. CCV Group heeft de huur verhoogd per 1 januari 2023. Volgens artikel 9.5. van de algemene voorwaarden wordt de maximale huurverhoging berekend aan de hand van de jaarmutatie CPI van de maand juli van het voorgaande jaar, in dit geval dus juli 2022. Uit de tabel ‘Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100’ op de website van het CBS volgt dat de jaarmutatie CPI van de maand juli 2022 10,3% is. CCV Group mocht de huur van € 51,61 inclusief btw per maand dus met maximaal 10,3% verhogen naar (afgerond) € 56,93 inclusief btw per maand. CCV Group heeft de huur verhoogd naar € 57,05 inclusief btw per maand. Dat is € 0,12 te veel. De kantonrechter zal daar rekening mee houden bij het toe te wijzen bedrag (zie onder 3.13).
3.10.
[gedaagde] voert nog aan dat CCV Group haar niet heeft gewaarschuwd voordat zij de huurverhoging doorvoerde. Dit verweer kan [gedaagde] niet helpen. Dat CCV Group de huurprijs mag verhogen, staat in de algemene voorwaarden. [gedaagde] had hier dus op voorbereid kunnen (en moeten) zijn. Uit de gemaakte afspraken volgt ook niet dat CCV Group [gedaagde] eerst voor een prijsverhoging had moeten waarschuwen.
CCV Group mocht de pinautomaat blokkeren
3.11.
[gedaagde] voert nog aan dat zij na 23 maart 2023 geen pinbetalingen meer kon ontvangen, omdat CCV Group de pinautomaat had geblokkeerd. Volgens [gedaagde] hoeft zij daarom minder aan CCV Group te betalen. CCV Group stelt daartegenover dat zij haar diensten per april 2023 heeft opgeschort, omdat [gedaagde] op dat moment meerdere facturen niet had betaald.
3.12.
De kantonrechter is van oordeel dat CCV Group haar dienstverlening terecht heeft opgeschort. In de algemene voorwaarden staat het volgende:

33. Opschorting Betaaldienstverlening
33.1.
CCV is gerechtigd de mogelijkheid tot het verrichten van Transacties met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk op te schorten, zonder tot enige schadevergoeding gehouden te zijn, indien:
(…)
b) CCV weet of vermoedt dat de Klant een of meer van zijn verplichtingen uit
hoofde van de Overeenkomst niet nakomt;
(…)
33.2.
CCV zal de Klant zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen van een opschorting.
Vast staat dat [gedaagde] haar verplichtingen niet is nagekomen, omdat zij de facturen voor de maanden februari en maart 2023 had moeten betalen en dat niet heeft gedaan. CCV Group had dus het recht om de verwerking van de transacties op te schorten (in feite: de pinautomaat te blokkeren). [gedaagde] voert nog aan dat CCV Group niet heeft gereageerd op de storneringen en dat zij ten tijde van de opschorting ook geen betalingsherinnering of aanmaning heeft gestuurd. Dit standpunt klopt niet. Uit de door partijen ingediende producties volgt namelijk dat CCV Group [gedaagde] op 7 en 8 april 2023 (kort na de opschorting) een aanmaning heeft gestuurd en dat [gedaagde] hierop heeft gereageerd. Het verweer kan [gedaagde] alleen daarom al niet helpen.
[gedaagde] moet € 170,79 inclusief btw aan CCV Group betalen
3.13.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat [gedaagde] voor de maanden februari, maart en april 2023 in totaal € 170,79 inclusief btw (drie keer € 56,93) aan huur aan CCV Group moet betalen. De kantonrechter zal dit bedrag toewijzen.
Wettelijke handelsrente
3.14.
CCV Group vordert de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de vervaldatum van de facturen. [gedaagde] moet de wettelijke handelsrente betalen vanaf het moment dat de contractuele of wettelijke betalingstermijn voor de facturen is verstreken. Volgens CCV Group hebben partijen een betalingstermijn van veertien dagen afgesproken. Dat blijkt ook uit de algemene voorwaarden. CCV Group heeft die betaaltermijnen aangehouden bij het bepalen van de vervaldatum van de facturen. De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke handelsrente daarom toewijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.15.
CCV Group maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. CCV Group heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. [gedaagde] moet dit bedrag aan CCV Group betalen.
Proceskosten
3.16.
[gedaagde] heeft grotendeels ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van CCV Group worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
345,22

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CCV Group te betalen:
I. € 170,79 inclusief btw aan huur voor de maanden februari, maart en april 2023, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen tot de dag van volledige betaling;
II. € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 345,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.