ECLI:NL:RBMNE:2025:1052

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
587792
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van verzoek tot wijziging van omgangsregeling in verband met incident bij de vader

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 maart 2025 een beschikking gegeven over de omgangsregeling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft besloten de behandeling van het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling aan te houden. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een recent incident waarbij de vader betrokken was, wat aanleiding geeft tot zorgen over zijn psychische toestand en de veiligheid van de kinderen tijdens de omgang. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig moet zijn bij de volgende zitting, om de situatie te beoordelen en te waarborgen dat de veiligheid van de kinderen gewaarborgd blijft. De kinderrechter heeft opgemerkt dat de vader in het verleden veroordeeld is voor stalking van de moeder en dat er zorgen zijn over zijn psychische kwetsbaarheid. De kinderrechter heeft de zaak aangehouden tot een nadere mondelinge behandeling op 24 maart 2025, waarbij de GI, de vader, de moeder en de Raad opnieuw zullen worden opgeroepen om gehoord te worden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om de situatie goed te monitoren, gezien de recente ontwikkelingen en de impact daarvan op de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/587792 / JE RK 25-137
Datum uitspraak: 13 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over de vaststelling van de omgangsregeling
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [2009] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [2017] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 28 januari 2025;
  • drie aanvullende stukken van de vader, ontvangen op 19 februari 2025;
  • een melding van de politie van 20 februari 2025, overlegd door de GI op 6 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader;
  • mevrouw [A] namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft aan [minderjarige 1] gevraagd wat hij van het verzoek vindt. [minderjarige 1] heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling met de kinderrechter gesproken. De kinderrechter heeft op de zitting verteld wat [minderjarige 1] heeft gezegd.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder. De rechtbank heeft bij beschikking van 15 april 2024 bepaald dat de moeder alleen is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
In de beschikking van 27 september 2022 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de eerste maal onder toezicht gesteld, tot 27 september 2023. De ondertoezichtstelling is vervolgens steeds verlengd, voor de laatste maal tot 27 maart 2025. De GI is nu voornemens om de ondertoezichtstelling niet te verlengen en heeft een verzoek gedaan bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) om de voorgenomen niet verlenging van de ondertoezichtstelling te toetsen.
2.3.
De vader is veroordeeld voor het belagen (stalken) van de moeder in de periode van 30 december 2022 tot en met 6 juni 2023. Het gerechtshof heeft de vader bij arrest van 15 juli 2024 een taakstraf van dertig uur opgelegd, waarvan vijftien uur voorwaardelijk wegens het gedurende vijf maanden belagen (stalken) in die periode. Het gerechtshof heeft – voor zover in deze procedure relevant – het volgende bepaald:
“Het hof:
[…]
2.4.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren:- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [de moeder] (zijnde de moeder), geboren op [1977] ;- zich niet zal begeven binnen een straal van 100 meter rond de woning van [de moeder] aan [adres] te [woonplaats] .Bepaalt dat na toestemming van het openbaar ministerie of Samen Veilig (Save) van deze
verplichtingen in het belang van de kinderen of in het kader van de echtscheidingsprocedure
kan worden afgeweken, waarbij het openbaar ministerie of Save voorwaarden kan stellen.”
Dit contact- en locatieverbod is nog geldig tot 15 juli 2026.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een omgangsregeling vast te stellen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De afspraken die de moeder op schrift heeft gesteld voor de omgang tussen de kinderen en de vader, onderschrijft de GI. Als die worden vastgesteld dan kan dit schema gecontinueerd worden, ook na afsluiting van de ondertoezichtstelling.
De GI is het grotendeels eens met deze voorgestelde planning, met uitzondering van de periode na de zomervakantie: per september 2025 kan in de opbouw een uitbreiding van drie nachten volgen. Ook is het in het belang van de kinderen dat zij met hun vader op vakantie kunnen gaan. Daarom verzoekt de GI om vast te leggen dat de kinderen twee weken aaneengesloten bij de vader verblijven en toestemming krijgen om op vakantie te gaan met hun vader, wanneer de kinderen dat willen. Wel is er recent een incident geweest, waardoor de voorgestelde opbouw (in het weekend van 14 en 15 maart) naar twee nachten nog wordt uitgesteld in afwachting van hoe het verloopt.
3.2.
De vader vindt dat het goed met hem gaat: hij heeft weer een eigen woning, hij werkt drie ochtenden op re-integratiebasis en de zorgmachtiging die er eerder was, is in januari 2025 afgelopen. De medicatie wordt afgebouwd en hij heeft 1 maal per maand contact met Altrecht. De vader wil de kinderen graag zo veel mogelijk zien. Hij zou het liefst een co-ouderschap willen en gedeelde vakanties van een langere periode aaneengesloten.
3.3.
De moeder vindt het belangrijk dat de omgang doorgaat en wil de opbouw daarvan doen volgens haar voorstel. Zij vindt wel dat het duidelijk moet zijn dat het goed gaat met de vader aan het begin van een omgangsmoment start. Ook vakanties langer dan een week en/of in het buitenland vindt de moeder nog niet verantwoord, met name voor [minderjarige 2] die door zijn leeftijd minder zelfredzaam is dan [minderjarige 1] .

4.De beoordeling

Nog geen beslissing over de omgangsregeling
4.1.
De kinderrechter zal nu nog geen beslissing nemen over de omgangsregeling, maar de beslissing uitstellen tot de hierna te bepalen nadere mondelinge behandeling. De kinderrechter zal dit hierna uitleggen.
4.2.
De kinderrechter vindt het nog onvoldoende duidelijk welke beslissing in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat op 13 februari 2025 een incident heeft plaatsgevonden bij [verzorgingshuis] in [plaats] , waarbij de waarnemer van het incident bijzonder / verward gedrag heeft gezien bij de vader. Dit politierapport, dat heel kort voor de behandeling op de zitting is overgelegd, is tijdens de mondelinge behandeling besproken.
4.3.
Volgens de vader zijn de door de GI en in het politierapport genoemde zorgen onterecht: hij was die dag voor het eerst in zijn nieuwe woning en voelde zich misselijk worden. Hij ging daarom naar [verzorgingshuis] om daar een kopje koffie of thee te drinken.
De kinderrechter heeft echter gezien op dat de verklaring van de vader op de zitting sterk uiteenloopt met de melding van de medewerkers uit [verzorgingshuis] zoals weergegeven in het politierapport. Zij hebben de vader die dag op verschillende momenten op verschillende afdelingen in het verzorgingshuis gezien, waarbij vader wisselende verklaringen voor zijn aanwezigheid gaf. Ook is de vader nadat hij naar buiten is gebracht, nog een tweede keer teruggekomen; de medewerkers zijn toen in gesprek met hem gegaan totdat de politie kwam.
4.4.
De kinderrechter vindt het zorgelijk dat de vader op de zitting geen enkele blijk van enig ziekte-inzicht en/of ziektebesef laat zien. Na dit incident heeft de vader de geplande omgang met de kinderen weliswaar afgezegd en dat is goed, omdat de kinderen toen niet geconfronteerd werden met mogelijke verwardheid. Maar een gesprek met de vader over wat te doen bij een mogelijke ontregeling, of over de psychische kwetsbaarheid, lijkt niet mogelijk. De moeder heeft bovendien aangegeven dat zij in de afgelopen weken al enkele situaties heeft gezien die mogelijk op ontregeling van de vader kunnen duiden, zoals het indienen van een klacht, het opvragen van stukken bij instanties en het zich vergissen in het afgesproken bel-moment. Op dit soort opmerkingen reageert de vader nog steeds alleen met boosheid of ontkenning.
4.5.
In de beschikking van 25 september 2024, bij de verlenging van de ondertoezichtstelling, heeft de kinderrechter het volgende overwogen:
“Hoewel het positief is dat het op dit moment goed gaat met de vader, beschrijft Altrecht zijn chronische psychische kwetsbaarheden. Nu Altrecht, zoals de vader stelt, overweegt om de zorgmachtiging niet te verlengen, betekent dit naar het inschatting van de kinderrechter dat het risico bestaat dat de psychische kwetsbaarheid van vader ondanks de beschermende omstandigheden toch weer op komt, waardoor het contact tussen vader en de kinderen onveilig kan zijn. Het is belangrijk dat een derde met gezag de veiligheid van de kinderen in het contact tussen vader en de kinderen blijft monitoren. Als dat niet het geval is, zijn het de kinderen die aan de bel moeten trekken als het niet goed gaat met vader. Het is de vraag bij wie de kinderen dan aandacht kunnen vragen voor hun veiligheid. Gegeven de afwerende houding van de vader in het verleden en diens houding ten opzichte van de moeder, kan niet van de kinderen en de moeder worden verwacht dat de veiligheid rondom de omgang door hen kan worden gewaarborgd.”
4.6.
Nu de GI van plan is om geen verlenging van de ondertoezichtstelling te verzoeken en het toezicht op de veiligheid van de omgang en ook het nog lopende contactverbod bij het Wijkteam wil neerleggen, is de kinderrechter van oordeel dat de ontstane situatie op een nadere zitting moet worden besproken, voordat kan worden vastgesteld welke omgangsregeling in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is.
4.7.
De kinderrechter acht het van belang dat de Raad hierbij aanwezig zal zijn, nu onduidelijk is of de Raad bij haar toetsing voor een mogelijke afsluiting van de ondertoezichtstelling, van het recente incident op de hoogte is en de voorwaarden van het contactverbod heeft onderkend.
4.8.
De kinderrechter houdt de beslissing op het verzoek met het oog op het voorgaande aan tot na de nadere mondelinge behandeling op
24 maart 2025 om 16:30 uur.De GI, de vader, de moeder en de Raad zullen hiervoor opnieuw worden opgeroepen, om nader te worden gehoord.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
houdt de behandeling van het verzoek aan in afwachting van de nadere zitting;
5.2.
roept de GI, de Raad, de vader en de moeder op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, in het gerechtsgebouw aan het Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht, op
24 maart 2025 om 16:30 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. V.M.M. van Amstel, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. C.A. Lammertink, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.