ECLI:NL:RBMNE:2025:1086

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
16-297832-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding 165 WVW wegens gebrek aan bewijs van termijnstelling

In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het niet voldoen aan een vordering om de gegevens van de bestuurder van een motorrijtuig bekend te maken. De tenlastelegging betrof een overtreding van artikel 165 van de Wegenverkeerswet (WVW), waarbij de verdachte als eigenaar of houder van een voertuig niet had voldaan aan de verplichting om binnen een gestelde termijn de naam en het adres van de bestuurder bekend te maken. De zaak kwam voor de kantonrechter na een onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2025, waar de officier van justitie, mr. T.D. Pel, de vordering heeft gepresenteerd, terwijl de verdachte niet aanwezig was.

De officier van justitie stelde dat de vorderingen op 3 en 20 juni 2022 per aangetekende brief waren verzonden en dat de verdachte op 1 juli 2022 door een verbalisant was benaderd. De verdediging betwistte echter dat de vordering de verdachte had bereikt en voerde aan dat er geen bewijs was dat er een termijn was gesteld voor het voldoen aan de vordering. De kantonrechter oordeelde dat uit het dossier niet kon worden vastgesteld of er een termijn was gesteld, wat essentieel is voor de bewijsvoering van de overtreding. Aangezien de vereisten van artikel 165 WVW niet waren nageleefd, kon de kantonrechter niet tot een veroordeling komen.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het tenlastegelegde niet bewezen en sprak de verdachte vrij. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van griffier B. Schelling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-297832-24
Vonnis van de kantonrechter van 6 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van donderdag 20 februari 2025.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.D. Pel en van hetgeen gemachtigd advocaat mr. T.J.N. Hameleers naar voren heeft gebracht. De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging luidt als volgt:
Dat hij te Utrecht, in elk geval in Nederland, als eigenaar of houder van een motorrijtuig, voorzien van het kenteken [kenteken] , - waarmee op of omstreeks 21 mei 2022 te Utrecht op de Graadt van Roggenweg een bij de Wegenverkeerswet 1994 als misdrijf strafbaar gesteld feit, te weten overtreding van artikel 7 van genoemde Wet, werd begaan door een bij ontdekking van dat feit onbekend gebleven bestuurder - niet heeft voldaan aan de verplichting om op de hem, op 3 en 20 juni 2022 schriftelijk gedane vordering van de in artikel 159 van genoemde wet bedoelde pers(o)on(en), binnen de door deze daarin gestelde termijn van tenminste 48 uur, te weten voor 23 juni 2022, de naam en het volledige adres van bovenbedoelde bestuurder bekend te maken, immers had hij op 17 augustus 2022, nog niet aan deze verplichting voldaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaartding is geldig, de kantonrechter is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en voert daartoe het volgende aan: op 3 juni 2022 en 20 juni 2022 zijn vorderingen verzonden per aangetekende brief. Na het uitblijven van een reactie is de verbalisant op 1 juli 2022 tweemaal bij verdachte aan de deur geweest en heeft hij een vordering door de brievenbus gedaan. De verbalisant heeft geen reactie van verdachte mogen ontvangen. Uit het procesdossier volgt dat de vorderingen conform artikel 165 WVW zijn gedaan, er hoeft dus niet getwijfeld te worden aan de inhoud van die vorderingen.
Uit het dossier blijkt verder dat de aangetekende brieven zijn opgehaald door iemand die voor de brieven heeft getekend met de letter “ [letter] ”. Hoewel de handtekening van de afhaler niet helemaal overeenkomt met de handtekening van verdachte betreft de letter “ [letter] ” wel de eerste letter van de naam van verdachte. Voorts is het van belang om rekening te houden met het feit dat aangetekende post alleen afgehaald kan worden na het tonen van een geldig identiteitsbewijs. Het voorgaande maakt dat er voldoende bewijs is dat verdachte van de vordering op de hoogte is geweest maar ervoor heeft gekozen om niet te reageren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde overtreding en heeft het volgende bepleit: verdachte is niet bekend geworden met de vordering en niet is gebleken wat de inhoud van de gedane vordering is geweest. Onduidelijk is of de vordering voldoet aan de vereisten van het bepaalde in artikel 165 WVW. Artikel 165 WVW stelt dat er een termijn van tenminste 48 uur geboden moet worden waarbinnen een verdachte aan de vordering moet voldoen. Uit het dossier in deze zaak volgt niet dat er een (soortgelijke) termijn door de verbalisant is gesteld. Daarnaast volgt enkel uit het dossier dat er twee vorderingen per aangetekende brief zijn verzonden en dat er op een later moment een vordering door de brievenbus is gedaan. Niet blijkt dat deze vorderingen verdachte ook daadwerkelijk hebben bereikt. Nu de vordering verdachte niet heeft bereikt en onduidelijk is of de vordering voldoet aan de gestelde eisen kan verdachte niet strafbaar worden bevonden aan het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de kantonrechter
Verdachte wordt verweten dat hij niet heeft voldaan aan de vordering om bekend te maken wie in zijn auto reed, toen de bestuurder van deze auto zich (mogelijk) schuldig maakte aan het misdrijf verlaten plaats ongeval (artikel 7 WVW).
Uit een proces-verbaal van bevindingen volgt dat de vordering twee keer per aangetekende post is verzonden en dat een verbalisant eenmaal zelf de vordering op het BRP-adres van verdachte heeft achtergelaten. De vorderingen zelf zitten niet in het dossier. Daarnaast kan uit het proces-verbaal van bevindingen niet de precieze inhoud van de vordering(en) worden opgemaakt. Weliswaar is geverbaliseerd dat het gaat om ‘een vordering terzake artikel 165 WVW vanwege bekendmaking bestuurder’, maar uit het proces-verbaal volgt niet dat aan verdachte een termijn is gesteld voor de bekendmaking van de gegevens, laat staan dat duidelijk is welke termijn dan is gesteld. Dit volgt ook niet uit enig ander stuk dat zich in het dossier bevindt.
Het stellen van een termijn (van minimaal 48 uren) wordt voorgeschreven door artikel 165 lid 1 WVW. Het niet
binnen die termijnreageren is een wezenlijk onderdeel van de delictsomschrijving en de tenlastelegging. Nu niet vastgesteld kan worden of er een termijn is gesteld en wat die termijn dan is geweest, kan de kantonrechte het tenlastegelegde niet bewijzen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken.

5.BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, kantonrechter, in tegenwoordigheid van B. Schelling, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2025.