Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.Vrijspraak
Uit een proces-verbaal van bevindingen volgt dat de vordering twee keer per aangetekende post is verzonden en dat een verbalisant eenmaal zelf de vordering op het BRP-adres van verdachte heeft achtergelaten. De vorderingen zelf zitten niet in het dossier. Daarnaast kan uit het proces-verbaal van bevindingen niet de precieze inhoud van de vordering(en) worden opgemaakt. Weliswaar is geverbaliseerd dat het gaat om ‘een vordering terzake artikel 165 WVW vanwege bekendmaking bestuurder’, maar uit het proces-verbaal volgt niet dat aan verdachte een termijn is gesteld voor de bekendmaking van de gegevens, laat staan dat duidelijk is welke termijn dan is gesteld. Dit volgt ook niet uit enig ander stuk dat zich in het dossier bevindt.
binnen die termijnreageren is een wezenlijk onderdeel van de delictsomschrijving en de tenlastelegging. Nu niet vastgesteld kan worden of er een termijn is gesteld en wat die termijn dan is geweest, kan de kantonrechte het tenlastegelegde niet bewijzen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken.