ECLI:NL:RBMNE:2025:1099

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
C/16/585507 / JL RK 24-934
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schriftelijke aanwijzing over de omgang tussen moeder en minderjarige met problemen bij de begeleiding door de GI

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 maart 2025 een beschikking gegeven over de omgang tussen de moeder en haar minderjarige kind. De moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te laten vervallen, die de omgang had stopgezet. De GI had deze maatregel genomen vanwege zorgen over de veiligheid van het kind, maar de moeder betwistte de noodzaak van deze beslissing. De kinderrechter oordeelde dat, hoewel de schriftelijke aanwijzing inmiddels niet meer relevant was, er overeenstemming bestond over de noodzaak van omgang tussen de moeder en het kind. De kinderrechter heeft daarom een nieuwe zorgregeling vastgesteld, waarbij de moeder en het kind eens per veertien dagen onder professionele begeleiding contact hebben. De GI ondervond echter problemen met de gemeente over de begeleiding en financiering, maar de kinderrechter verwachtte dat de moeder zich aan de afspraken zou houden en in gesprek zou gaan met de GI om de veiligheid van het kind te waarborgen. De beschikking is op schrift gesteld door de kinderrechter en griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/585507 / JL RK 24-934
Datum uitspraak: 3 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
advocaat: G.J.A.M. Gloudi,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 5 december 2024;
  • het bericht met bijlagen van de GI van 20 januari 2025;
  • het verweerschrift van de vader van 20 januari 2025, ontvangen op 28 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- [A] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar vader.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 december 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 6 december 2025. Ook heeft de kinderrechter bij voornoemde beschikking de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag tot 6 december 2025.
2.4.
De GI heeft op 20 november 2024 in een schriftelijke aanwijzing de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] beperkt, in die zin dat de omgang wordt stopgezet en dat deze pas kan worden hervat indien de GI duidelijke afspraken met de moeder kan maken en de moeder zich ook aan deze afspraken houdt, zodat de fysieke en emotionele veiligheid van [minderjarige] gewaarborgd kan worden.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt primair de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel, dan wel gedeeltelijk vervallen te verklaren en een nieuwe contactregeling tussen de moeder en [minderjarige] vast te stellen waarbij [minderjarige] een keer per week voor de duur van twee uur begeleide omgang heeft met de moeder, waarbij elke vier weken een evaluatie plaatsvindt en wordt bezien of een uitbreiding van de omgang aan de orde is.
3.2.
Subsidiair verzoekt de moeder een zorgregeling te bepalen die de kinderrechter in goede justitie juist acht.

4.De standpunten

4.1.
De moeder stelt zich op het standpunt dat de schriftelijke aanwijzing ondeugdelijk is gemotiveerd. Volgens de moeder heeft de GI onvoldoende gemotiveerd waarom het stopzetten van de omgang noodzakelijk is, nu er volgens moeder minder ingrijpende maatregelen hadden kunnen worden getroffen. Het stopzetten van de omgang is een verstrekkende maatregel die ingrijpt in het privéleven van de moeder en [minderjarige] en is volgens de moeder niet subsidiair. Ook heeft de GI volgens de moeder niet deugdelijk gemotiveerd waarom het stopzetten van de omgang in het belang van [minderjarige] is en hoe het stoppen van de omgang het gevoel van veiligheid en het vertrouwen van [minderjarige] versterkt, hetgeen volgens de GI belangrijk is. Juist het hebben van een regelmatige omgang draagt bij aan het vertrouwen van [minderjarige] .
4.1.1.
Voorts stelt de moeder zich op het standpunt dat er sprake is van een ondeugdelijke belangenafweging, nu de gevolgen van de beslissing van de GI om de omgang stop te zetten onevenredig nadelig zijn voor de moeder.
4.1.2.
De GI heeft als uitvoerder van de ondertoezichtstelling op grond van het IVRK en het EVRM de verplichting om ervoor zorg te dragen dat het familieleven zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Deze verplichting leidt ertoe dat de GI alle mogelijke maatregelen moet treffen om omgang tussen de moeder en [minderjarige] mogelijk te maken. Gelet op de hechting, ‘family life’ en de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] , is het van belang dat de moeder en [minderjarige] omgang hebben. Volgens de moeder is het onthouden van contact zelfs traumatischer voor een kind dan slecht verlopend contact, hoewel er volgens de moeder van slecht lopend contact geen sprake was.
4.1.3.
De moeder verzoekt de kinderrechter naast vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing ook een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] een keer per week voor de duur van twee uur omgang heeft met de moeder, waarbij elke vier weken een evaluatie plaatsvindt en wordt bezien of een uitbreiding van de omgang aan de orde is. Met deze zorgregeling wordt volgens de moeder (meer) recht gedaan aan de belangen van zowel [minderjarige] als de moeder bij een versterking van de hechtingsrelatie.
4.2.
Namens de GI is naar voren gebracht dat het stopzetten van de omgang tussen [minderjarige] en de moeder noodzakelijk was om de veiligheid van [minderjarige] te kunnen waarborgen omdat de moeder bij verschillende mensen had aangegeven [minderjarige] mee te zullen nemen. De moeder is direct de mogelijkheid geboden om samen met de GI afspraken te maken over het veilig hervatten van de omgang. De moeder heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt en heeft de GI medegedeeld een schriftelijke aanwijzing te willen ontvangen. Dit is dan ook de reden dat de GI heeft besloten de moeder een schriftelijke aanwijzing te geven. De GI vindt het wel belangrijk dat [minderjarige] omgang heeft met de moeder en heeft daarom voorgesteld de omgang te hervatten, onder begeleiding van de gezinsvoogd. De moeder heeft ook van dit aanbod geen gebruik willen maken. De GI is op zoek naar een organisatie die de omgangsmomenten kan begeleiden, maar tot op heden is er nog geen zicht op een geschikte partij. Totdat er een omgangsbegeleider gevonden is, kan de gezinsvoogd de omgangsmoment tussen [minderjarige] en de moeder begeleiden, zodat spoedig weer hervat kan worden.
4.3.
Door en namens de vader is naar voren gebracht dat de vader achter de omgangsmomenten tussen [minderjarige] en de moeder staat, maar dat hij het belangrijk vindt dat geplande omgangsmomenten door de moeder worden nagekomen, zodat [minderjarige] niet teleurgesteld wordt. Ook vindt de vader het van belang dat de omgang veilig plaatsvindt en dus onder begeleiding.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265f, tweede lid BW, jo. artikel 1:264, eerste lid BW, kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing betreffende de beperking van de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren en een zodanige regeling vaststellen als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. De kinderrechter oordeelt als volgt.
5.2.
Hoewel de datum die in de schriftelijke aanwijzing wordt genoemd reeds is verstreken, waardoor er geen belang meer is bij het vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing, zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing toch vervallen verklaren. Alle partijen zijn het er namelijk over eens dat er omgang dient te zijn tussen de moeder en [minderjarige] . Ook de GI vindt dat de omgang moet plaatsvinden en heeft de schriftelijke aanwijzing alleen op verzoek van de moeder verstrekt. Alhoewel alle partijen het er dus over eens zijn dat omgang tussen de moeder en [minderjarige] in het belang van [minderjarige] is, lijken zij geen overeenstemming te kunnen bereiken over de invulling van deze zorgregeling. Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over welke zorgregeling zou moeten gelden en daarover lijken partijen ook grotendeels op een lijn te zitten. De kinderrechter zal daarom op die lijn een zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] vaststellen waarbij er eens per twee weken in Lelystad een begeleide omgang van anderhalf tot twee uur plaatsvindt tussen de moeder en [minderjarige] . Het is noodzakelijk dat deze omgang wordt begeleid door een professional, maar de GI ondervindt problemen met de gemeente over de wijze van begeleiding en de financiering. De omgang zal daarom begeleid worden door de gezinsvoogd zolang er geen alternatief beschikbaar is. De moeder heeft ter zitting toegezegd zich aan de omgangsregeling te zullen houden. De kinderrechter verwacht dan ook dat zij met de GI in gesprek gaat over het waarborgen van de veiligheid van [minderjarige] tijdens de omgangsmomenten en dat zij de afspraken nakomt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 20 november 2024 vervallen;
6.2.
bepaalt dat er eens per veertien dagen in Lelystad anderhalf tot twee uur omgang plaats zal vinden tussen de moeder en [minderjarige] onder professionele begeleiding, waarbij zolang er geen alternatieve omgangsbegeleider beschikbaar is de GI de begeleiding zal verzorgen.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. van Bloemendaal, kinderrechter, in aanwezigheid van M.R. Meijn als griffier en op schrift gesteld op 3 maart 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.