ECLI:NL:RBMNE:2025:1100

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
C/16/586410 / FL RK 24-1252
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling voor begeleide omgang tussen moeder en minderjarige

In deze zaak heeft de moeder een verzoek ingediend bij de rechtbank om een begeleide zorgregeling vast te stellen voor de omgang met haar minderjarige kind. De moeder heeft dit verzoek ingediend omdat de omgang tussen haar en het kind al geruime tijd niet heeft plaatsgevonden, wat niet in het belang van het kind is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders openstaan voor een begeleide zorgregeling, maar dat de juiste hulpverlening ontbreekt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat de oorzaak van de ouderverstoting niet bij de ouders ligt, maar bij een hulpverlenende instantie die niet de juiste ondersteuning heeft geboden. De rechtbank heeft besloten om een voorlopige zorgregeling vast te stellen, waarbij de omgang onder regie van een jeugdprofessional zal plaatsvinden, bij voorkeur via Praktijk Valida. De beslissing over de definitieve zorgregeling wordt aangehouden voor zes maanden, in afwachting van de uitkomst van de begeleide omgang. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn verzocht om binnen zes maanden te rapporteren over de voortgang van de begeleide omgang.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/586410 / FL RK 24-1252
Begeleide omgang
Beschikking van
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. G.J.A.M. Gloudi,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.H.H. Nauta.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen), binnengekomen op 6 december 2024;
  • het bericht van de moeder van 13 februari 2025.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 17 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met mr. Gloudi en [mentor] (de mentor van de moeder);
  • de vader met mr. Lucas als waarnemer van mr. Nauta;
  • [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
[minderjarige], geboren op
[2019] in [geboorteplaats] .
[minderjarige] woont bij de vader.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hem nemen.
2.4.
De moeder verzoekt de rechtbank om een begeleide zorgregeling tussen haar en [minderjarige] vast te stellen, zoals opgenomen onder punt 5 van het verzoekschrift, waarbij na 18 weken de verdere uitbreiding, indien mogelijk, geschiedt onder regie van Praktijk Valida en JEL op te dragen om de begeleide omgang te faciliteren.

3.De beoordeling

Nog geen definitieve beslissing over de zorgregeling
3.1.
De rechtbank zal nu nog geen definitieve beslissing nemen over de zorgregeling, maar de beslissing nog
zes maandenuitstellen in afwachting van het verloop van de begeleide omgang onder regie van Praktijk Valida (of een andere soortgelijke organisatie). De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
De moeder heeft [minderjarige] voor het laatst gezien in de zomervakantie van 2024. Zij woont op dit moment in een begeleide woongroep waar zij begeleid wordt door [instelling] . De moeder wil dat de omgang tussen haar en [minderjarige] wordt hersteld en is van mening dat de omgang moet plaatsvinden onder begeleiding van een hulpverlenende instantie. De moeder heeft daarom, voorafgaand aan deze procedure, een verzoek ingediend bij JEL om de omgang tussen haar en [minderjarige] te faciliteren. JEL heeft dit verzoek afgewezen en aangegeven dat de omgang begeleid moet worden vanuit het eigen netwerk van de ouders.
3.3.
De Raad ziet vaak dat een zorgregeling niet (goed) loopt, doordat de ouders zich niet voldoende inzetten en zelfs een ouder de andere ouder verstoot in het contact met het kind. In deze situatie is dat niet het geval. Beide ouders staan open voor een begeleide zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] , alleen zijn zij zoekende naar begeleiding vanuit de juiste hulpverlening. De oorzaak van de ouderverstoting ligt hier, aldus de Raad, niet bij de ouders, maar bij een hulpverlenende instantie die heeft nagelaten om passende ondersteuning te bieden. Hierdoor is er op dit moment al langere tijd geen omgang tussen de moeder en [minderjarige] en dat is niet in het belang van [minderjarige] .
3.4.
De rechtbank is, net als de Raad, van oordeel dat het hervatten van de begeleide omgang tussen de moeder en [minderjarige] in het belang is van [minderjarige] . Voor de vader is het vooral belangrijk dat de omgang met de moeder wordt begeleid door een jeugdprofessional en dat er regelmatig evaluatiemomenten zullen plaatsvinden. Deze evaluaties zijn belangrijk om de weerslag van het contact op [minderjarige] te kunnen zien. De opbouw van de contacten moeten namelijk het tempo van [minderjarige] kunnen volgen. De vader heeft uitgelegd dat hij de afgelopen jaren onder begeleiding van Praktijk Valida heeft gewerkt aan het gedrag van [minderjarige] . Op dit moment gaat het goed met [minderjarige] en de vader vindt het daarom belangrijk dat het contactherstel met de moeder onder de juiste begeleiding zal verlopen. Gelet op de inspanningen in het verleden begrijpt de rechtbank de reactie van de vader. Ook de moeder staat achter deze begeleiding en monitoring in het belang van [minderjarige] . De rechtbank is, net als de ouders, van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is om de omgangsmomenten te monitoren en te evalueren. Op deze manier kan het tempo van [minderjarige] worden gevolgd bij de opbouw van de begeleide omgang met de moeder. Beide ouders hebben een voorkeur aangegeven voor begeleiding vanuit Praktijk Valida, omdat deze instantie al eerder (succesvol) betrokken is geweest bij het gezin.
De voorlopige zorgregeling
3.5.
Gelet op het feit dat er al geruime tijd geen omgang heeft plaatsgevonden tussen de moeder en [minderjarige] , is het op dit moment onduidelijk hoe de opbouw van de begeleide omgang eruit moet komen te zien. De rechtbank zal daarom een voorlopige zorgregeling vaststellen tussen de moeder en [minderjarige] onder regie en begeleiding van een jeugdprofessional, bij voorkeur bij Praktijk Valida of anders een andere soortgelijke organisatie. Hierbij is het belangrijk dat de omgangsmomenten regelmatig worden geëvalueerd en dat het tempo van [minderjarige] wordt gevolgd. De beslissing over de definitieve zorgregeling zal worden aangehouden voor de duur van zes maanden in afwachting van het verloop van de begeleide omgang. De rechtbank wil van de ouders over uiterlijk zes maanden een bericht krijgen of de begeleide omgang is opgestart en hoe zij willen dat het verder gaat in deze procedure.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.6.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt een voorlopige zorgregeling vast tussen de moeder en [minderjarige] onder regie en begeleiding van een jeugdprofessional, bij voorkeur bij Praktijk Valida of anders een andere soortgelijke organisatie, die regelmatig worden geëvalueerd en waarbij rekening wordt gehouden met het tempo van [minderjarige] ;
4.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
houdt de (verdere) beslissing over de zorgregeling aan voor de duur van zes maanden, in afwachting van de uitkomst van de begeleide omgang, met het verzoek aan de ouders om tijdig voor die datum te laten weten:
  • of meer uitstel nodig is en zo ja, voor hoe lang;
  • of een nieuwe zitting nodig is;
  • of de rechtbank een beslissing kan nemen zonder nieuwe zitting.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. D. van Bloemendaal, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. J.A. Beverwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2025
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.