ECLI:NL:RBMNE:2025:1103

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
16/327396-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting in een woning en dierenmishandeling

Op 6 december 2023 heeft de verdachte, onder invloed van alcohol en drugs, opzettelijk brand gesticht in de woning van zijn vriendin door een kat te bespuiten met een licht ontvlambare stof en deze in brand te steken. De kat is hierdoor ernstig verbrand en moest uiteindelijk worden geëuthanaseerd. De rechtbank heeft op 17 maart 2025 geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, ondanks zijn verklaring dat het een ongeluk was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het leed van de kat en het levensgevaar dat is ontstaan voor de bewoners van de woning. De verdachte heeft geen poging gedaan om de brandende kat te blussen en lag op het moment van de ontdekking van de brand op de bank. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf van 30 maanden afgewezen, maar heeft wel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het gevaar voor de bewoners.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/327396-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. N. Schipper, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Houten, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

Feit 1
primairop 6 december 2023 te [woonplaats] opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres] door een kat te bespuiten met een zeer licht ontvlambare stof (R-Clean RVS 17) en vervolgens een (brandende) aansteker op/richting de kat te gooien, waardoor de kat is verbrand, althans brand is ontstaan, waarmee gevaar voor de woning, goederen en de bewoners
is ontstaan;
subsidiairtenlastegelegd als brandstichting door schuld;
Feit 2
primairop 6 december 2023 te Zeist pijn en/of letsel bij een kat heeft veroorzaakt door die te bespuiten met een zeer licht ontvlambare stof (R-Clean RVS 17) en vervolgens een aansteker op de kat te gooien, waardoor de kat is verbrand;
subsidiairtenlastegelegd als vernieling/beschadiging van deze kat.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om een inhoudelijk oordeel over de zaak te geven.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van het vereiste opzet. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde en het onder feit 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [adres] , [woonplaats]
Op 6 december 2023, omstreeks 02:25 uur, bevond ik mij in mijn slaapkamer op de 2e etage van mijn woning. Ik werd op dat moment wakker van gestommel en gebonk vanuit de woonkamer. Ik ben vervolgens naar beneden gelopen. Toen ik de trap afliep naar de hal van de woning rook ik een brandlucht. Op het moment dat ik de deur naar de woonkamer opendeed, zag ik dat de gehele woonkamer blauw stond van de rook. Ik zag dat [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte)languit op de bank lag. Ik vroeg direct aan hem wat hij gedaan had. Ik hoorde hem zeggen dat hij een kat in de brand gestoken had. Ik zag dat [verdachte] naar buiten wees naar de kat. Ik zag dat de kat inderdaad in de brand stond. Ik ben direct naar buiten gelopen en heb de kat opgepakt en in de vijver in de tuin gedompeld. Ik zag dat de kop en het lijf van de kat in de brand stond. [2]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon op het adres [adres] te [woonplaats] . Op 6 december 2023 was ik samen met mijn moeder en mijn stiefvader (
de rechtbank begrijpt: verdachte)in de woning. Op een gegeven moment hoorde ik beneden in de woning allerlei geluiden. Ik ging gelijk met mijn moeder naar beneden. Ik zag dat de woonkamer onder de rook stond. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik heb de kat in de fik gestoken." [3]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 3 maart 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik schrok van de kat en wilde hem wegjagen en spoot met de spuitbus (
de rechtbank begrijpt: de spuitbus met R-Clean RVS 17). Ik heb een aansteker in de woning gebruikt. De kat rende door de woonkamer heen (
de rechtbank begrijpt: nadat de kant in brand stond).
Een schriftelijk bescheid, te weten een onderzoeksverslag dier (levend), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opgemaakt door de dierenarts
Dier: kat
Algemeen onderzoek
Ernstig gezwollen mondslijmvlies. Brandwonden rondom en in de bek. Oorpunten zwart verkoold. Meerdere huiddefecten zichtbaar op alle poten. Voornamelijk richting de kop en schouders zijn derdegraads brandwonden te zien. Huid is losgelaten van onderliggend weefsel. Vacht is over 90% van het lichaam verschroeid.
Acute situatie: ernstig, levensbedreigend letsel door de verbranding. Daarnaast is de benauwdheid (verbranding van longen) ernstig en dit is een grove aantasting van het welzijn. Dat, in combinatie met de pijn van de verbranding, maakt deze patiënt een schrijnend geval. De huid is op plekken losgelaten en herstel (indien mogelijk) zou een lang en intensief traject worden. Na overleg wordt de patiënt geëuthanaseerd om verder lijden te voorkomen. [4]
Een geschrift, te weten een brandtechnisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 2 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het NFI heeft een spuitbus met R-Clean RVS 17 ontvangen. [5]
Gevaarzetting voor goederen en/of personen
Uit de experimenten bleek dat wanneer de onderhoudsolie uit de spuitbus op een kattenvacht wordt gespoten, deze gemakkelijk met behulp van een aansteker kan worden ontstoken. De verklaring van de verdachte dat de kat als een brandende ‘vuurbal’ door de woning rende is dus plausibel. In de woning en specifiek in de woonkamer waren vele objecten (zeer) brandbaar. Met name de gordijnen die voor de schuifpui hingen zullen zeer makkelijk kunnen ontbranden. Wanneer de brandende kat hieronder, hierin of hier tegenaan zou
hebben gerend, zouden deze ook in brand hebben kunnen raken. Een dergelijke brand zou snel oncontroleerbaar groot kunnen geworden. Wanneer er brand in de woonkamer ontstaat, is er gevaar te duchten voor goederen in deze woning. De personen die op de bovenverdieping van de woning lagen te slapen liepen ook het risico om (dodelijke) slachtoffers van de brand te worden. Enerzijds door de rook die wordt geproduceerd, waarin zich koolmonoxide bevindt, en mogelijk ook anderzijds door de hitte van de brand die naar slaapkamers op de bovenverdieping trekt. [6]
4.3.2
Bewijsoverweging
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de brandstichting en dierenmishandeling. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat de brand een ongeluk was: volgens hem had hij de kat bewust bespoten met de spuitbus om die te laten schrikken, maar had hij niet de intentie de kat in de brand te steken. Dat gebeurde per ongeluk toen verdachte een sigaret aan wilde steken, waarna zijn hand vlam vatte en hij de aansteker van zich af heeft gegooid. Daarbij moet de kat, al dan niet via gelekte vloeistof op de grond, ook vlam hebben gevat.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Het NFI heeft onderzocht of het mogelijk is een hand met een aansteker vlam te laten vatten nadat die met eenzelfde spuitbus was bespoten. Het NFI heeft geconcludeerd dat dat niet mogelijk is. Daarmee blijkt de verklaring van verdachte over de wijze waarop de kat
per ongelukbrand zou hebben gevat op een cruciaal onderdeel onmogelijk. Als de hand van verdachte geen vlam kan hebben gevat, kon een daaruit voortvloeiende schrikreactie voor hem ook geen reden geweest kunnen zijn om een brandende aansteker van zich af te gooien.
Aan de andere kant bevat het dossier meerdere aanwijzingen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Zo heeft hij, direct na de brandstichting, tegen aangeefster en haar dochter verklaard dat hij “de kat in de fik heeft gestoken” en heeft hij, nadat de kat eenmaal buiten was, geen enkele poging gedaan om het vuur te doven. Aangeefster verklaart dat zij verdachte liggend op de bank aantrof terwijl de kat buiten nog brandde. Deze handelswijze past absoluut niet bij een ongeluk als door verdachte geschetst. Tot slot volgt uit de zoekgeschiedenis op de telefoon van verdachte dat hij
voorhet incident op internet heeft gezocht naar ‘Kat vergiftigen’, wat er ook sterk op duidt dat hij die avond erop uit was een kat iets aan te doen.
Gelet op het bovenstaande kan het niet anders zijn dan dat verdachte opzettelijk de kat in brand heeft gestoken. De rechtbank overweegt dat door deze brand sprake was van gemeen gevaar voor goederen en (levens)gevaar voor personen. Verdachte heeft deze brand gesticht gedurende de nachtelijke uren in een woonhuis, waarin zich mensen bevonden waarvan er tenminste één nog sliep (aangeefster). Bovendien heeft verdachte een levend wezen in brand gestoken, dat vervolgens al brandend door de woning heeft gerend. Gelet op de grote hoeveelheid brandbare zaken in de woning, waaronder de tot de grond hangende gordijnen, was een veel verder uitslaande brand een realistisch scenario.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 6 december 2023 te [woonplaats] ,
opzettelijk brand heeft gesticht in de woning gelegen aan de [adres] , immers
heeft verdachte opzettelijk
- een kat bespoten met R-Clean RVS 17, en
- ( vervolgens) (open) vuur in aanraking gebracht met voornoemde brandbare stof en/of kat, ten gevolge waarvan voornoemde kat is verbrand, althans brand is ontstaan en terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de woning gelegen aan de [adres] ,
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aldaar aanwezige bewoners te duchten was;
Feit 2
op 6 december 2023 te Zeist,
zonder redelijk doel, bij een dier, te weten een kat, pijn en letsel heeft veroorzaakt en de gezondheid en het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door
- een kat te bespuiten met R-Clean RVS 17 , en
- ( vervolgens) (open) vuur in aanraking te brengen met voornoemde brandbare stof en/of kat, ten gevolge waarvan voornoemde kat is verbrand, althans brand is ontstaan;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Meerdaadse samenloop van:
Feit 1
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Feit 2
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1 eerste lid van de Wet dieren

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring te volstaan met de oplegging van een taakstraf, al dan niet in combinatie met een geheel voorwaardelijke straf met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld algemene voorwaarden, met aftrek van het voorarrest. De raadsman heeft daarbij verzocht om het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte bij de politie spijt heeft betuigd. Hij zat destijds in een zware periode omdat hij recent zijn baan had verloren en problemen had in de omgang met zijn kinderen. Hij had zichzelf in een dronken toestand gebracht en daardoor niet meer helder nagedacht. De relatie met aangeefster is hersteld en hij woont sinds kort officieel samen met haar, haar dochter en haar honden en katten. Verdachte heeft sinds mei 2024 weer een baan en is kostwinner voor het gezin. Als hij opnieuw gedetineerd raakt, zou dit betekenen dat het gezin op straat komt te staan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft, onder invloed van alcohol en verschillende soorten drugs, brand gesticht in de woning van zijn vriendin. Verdachte heeft dit op een hele nare wijze gedaan: hij heeft daarbij één van de katten van zijn vriendin met een ontvlambare/brandbare stof bespoten en die in brand gestoken. De kat is al brandend door de woonkamer gerend en moest uiteindelijk geëuthanaseerd worden. Het leed van de kat moet enorm zijn geweest. Verdachte heeft desondanks geen enkele poging gedaan de brandende kat te blussen. Hij werd languit liggend op de bank in de woonkamer aangetroffen, terwijl de kat nog in brand stond. Verdachte heeft hiermee aangetoond dat het enorme leed van de kat hem geheel koud liet.
Naast dat dierenleed heeft verdachte met zijn handelen echter ook een levensgevaarlijke situatie doen ontstaan. Op het moment van de brandstichting lag de vriendin van verdachte boven te slapen. Indien de brandende kat dan ook tot een verdere verspreiding van de brand had geleid – wat volgens het NFI heel goed had gekund – waren zij en haar dochter, die ook boven in bed lag, in levensgevaar geweest.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) van verdachte van 22 januari 2025. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 21 juni 2024 en de Pro-Justitia rapportage van 8 maart 2024. Uit het reclasseringsadvies volgt dat de reclassering bij een bewezenverklaring adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Uit de Pro-Justitiarapportage volgt – kortgezegd – dat de deskundigen geen stoornis bij verdachte hebben kunnen vaststellen, die mogelijk van invloed is geweest op het ten laste gelegde.
Oplegging van de straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met de impact en de gevolgen van de brandstichting, waaronder het daarbij ontstane gevaar voor personen en goederen. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijk gevangenisstraf. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij, gelet op de houding van verdachte en in de inhoud van het reclasseringsrapport, geen aanleiding ziet om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Wel komt de rechtbank tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist, omdat deze eis eerder past bij iemand die de bedoeling had om een woning in brand te steken. Het is niet gebleken dat dit de bedoeling van verdachte was: hij heeft een kat in de brand gestoken en daarmee gevaar voor de woning veroorzaakt. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
Omdat de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van langer dan zes maanden oplegt, merkt zij tot slot het volgende op. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de bewezenverklaring, de eerder aangenomen recidivegrond en de opgelegde straf is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Door de officier van justitie is niet verzocht om opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank ziet daar ook ambtshalve onvoldoende aanleiding toe.

9.BESLAG

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen spuitbus verbeurd dient te worden verklaard.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het inbeslaggenomen goed.
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een spuitbus (G3264175), verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp zijn de bewezen verklaarde feiten begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 57 en 157, van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 van de Wet dieren
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvan
8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd: 1 STK Spuitbus (G3264175);
Voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Sanders, voorzitter, mr. A.M.M. Lemmen en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Caruso, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 maart 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 6 december 2023 te [woonplaats] , althans in Nederland,
opzettelijk
brand heeft gesticht in de woning gelegen vaan de [adres] , immers
heeft verdachte opzettelijk
- een kat bespoten met R-Clean RVS 17, althans een zeer licht ontvlambare aerosol,
althans een brandbare stof, en/of
- ( vervolgens) een (brandende) aansteker, althans een brandend voorwerp
op/richting voornoemde kat gegooid, in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht
met voornoemde brandbare stof en/of kat, ten gevolge waarvan voornoemde kat is
verbrand, althans brand is ontstaan
en terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de woning gelegen aan de [adres] , in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aldaar aanwezige
bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
een ander of anderen te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 december 2023 te Zeist, althans in Nederland,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
- een kat heeft bespoten met R-Clean RVS 17, althans een zeer licht ontvlambare
aerosol, althans een brandbare stof, en/of
- ( vervolgens) een (brandende) aansteker, althans een brandend voorwerp
op/richting voornoemde kat heeft gegooid, in elk geval (open) vuur in aanraking
heeft gebracht met voornoemde brandbare stof en/of kat, ten gevolge waarvan
voornoemde kat is verbrand, althans brand is ontstaan,
ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat
voornoemde kat geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is
ontstaan,
en daardoor
- gemeen gevaar voor de woning gelegen aan de [adres] , in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aldaar aanwezige
bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
een ander of anderen te duchten was;
(art 158 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 158 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij, op of omstreeks 6 december 2023 te Zeist, althans in Nederland,
zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig
doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een kat, pijn en/of letsel heeft
veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld,
door
- een kat te bespuiten met R-Clean RVS 17, althans een zeer licht ontvlambare
aerosol, althans een brandbare stof, en/of
- ( vervolgens) een (brandende) aansteker, althans een brandend voorwerp
op/richting voornoemde kat te gooien, in elk geval (open) vuur in aanraking te
brengen met voornoemde brandbare stof en/of kat, ten gevolge waarvan
voornoemde kat is verbrand, althans brand is ontstaan;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren
(art 2.1 lid 1 Wet dieren)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 6 december 2023 te Zeist, althans in Nederland
opzettelijk en wederrechtelijk een kat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [getuige] en/of [aangeefster] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12, 13 en 18 december 2023, genummerd PL0900-2023377874, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 152 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 mei 2024, genummerd PL0900-2023377874, losbladig, digitale pagina 1 tot en met pagina 22 (hierna: einddossier). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 34.
3.p. 41.
4.p. 13-17.
5.p. 10 einddossier.
6.p. 14 einddossier.