4.3.1Bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [adres] , [woonplaats]
Op 6 december 2023, omstreeks 02:25 uur, bevond ik mij in mijn slaapkamer op de 2e etage van mijn woning. Ik werd op dat moment wakker van gestommel en gebonk vanuit de woonkamer. Ik ben vervolgens naar beneden gelopen. Toen ik de trap afliep naar de hal van de woning rook ik een brandlucht. Op het moment dat ik de deur naar de woonkamer opendeed, zag ik dat de gehele woonkamer blauw stond van de rook. Ik zag dat [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte)languit op de bank lag. Ik vroeg direct aan hem wat hij gedaan had. Ik hoorde hem zeggen dat hij een kat in de brand gestoken had. Ik zag dat [verdachte] naar buiten wees naar de kat. Ik zag dat de kat inderdaad in de brand stond. Ik ben direct naar buiten gelopen en heb de kat opgepakt en in de vijver in de tuin gedompeld. Ik zag dat de kop en het lijf van de kat in de brand stond.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon op het adres [adres] te [woonplaats] . Op 6 december 2023 was ik samen met mijn moeder en mijn stiefvader (
de rechtbank begrijpt: verdachte)in de woning. Op een gegeven moment hoorde ik beneden in de woning allerlei geluiden. Ik ging gelijk met mijn moeder naar beneden. Ik zag dat de woonkamer onder de rook stond. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Ik heb de kat in de fik gestoken."
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 3 maart 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik schrok van de kat en wilde hem wegjagen en spoot met de spuitbus (
de rechtbank begrijpt: de spuitbus met R-Clean RVS 17). Ik heb een aansteker in de woning gebruikt. De kat rende door de woonkamer heen (
de rechtbank begrijpt: nadat de kant in brand stond).
Een schriftelijk bescheid, te weten een onderzoeksverslag dier (levend), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opgemaakt door de dierenarts
Dier: kat
Algemeen onderzoek
Ernstig gezwollen mondslijmvlies. Brandwonden rondom en in de bek. Oorpunten zwart verkoold. Meerdere huiddefecten zichtbaar op alle poten. Voornamelijk richting de kop en schouders zijn derdegraads brandwonden te zien. Huid is losgelaten van onderliggend weefsel. Vacht is over 90% van het lichaam verschroeid.
Acute situatie: ernstig, levensbedreigend letsel door de verbranding. Daarnaast is de benauwdheid (verbranding van longen) ernstig en dit is een grove aantasting van het welzijn. Dat, in combinatie met de pijn van de verbranding, maakt deze patiënt een schrijnend geval. De huid is op plekken losgelaten en herstel (indien mogelijk) zou een lang en intensief traject worden. Na overleg wordt de patiënt geëuthanaseerd om verder lijden te voorkomen.
Een geschrift, te weten een brandtechnisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 2 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het NFI heeft een spuitbus met R-Clean RVS 17 ontvangen.
Gevaarzetting voor goederen en/of personen
Uit de experimenten bleek dat wanneer de onderhoudsolie uit de spuitbus op een kattenvacht wordt gespoten, deze gemakkelijk met behulp van een aansteker kan worden ontstoken. De verklaring van de verdachte dat de kat als een brandende ‘vuurbal’ door de woning rende is dus plausibel. In de woning en specifiek in de woonkamer waren vele objecten (zeer) brandbaar. Met name de gordijnen die voor de schuifpui hingen zullen zeer makkelijk kunnen ontbranden. Wanneer de brandende kat hieronder, hierin of hier tegenaan zou
hebben gerend, zouden deze ook in brand hebben kunnen raken. Een dergelijke brand zou snel oncontroleerbaar groot kunnen geworden. Wanneer er brand in de woonkamer ontstaat, is er gevaar te duchten voor goederen in deze woning. De personen die op de bovenverdieping van de woning lagen te slapen liepen ook het risico om (dodelijke) slachtoffers van de brand te worden. Enerzijds door de rook die wordt geproduceerd, waarin zich koolmonoxide bevindt, en mogelijk ook anderzijds door de hitte van de brand die naar slaapkamers op de bovenverdieping trekt.
4.3.2Bewijsoverweging
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de brandstichting en dierenmishandeling. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat de brand een ongeluk was: volgens hem had hij de kat bewust bespoten met de spuitbus om die te laten schrikken, maar had hij niet de intentie de kat in de brand te steken. Dat gebeurde per ongeluk toen verdachte een sigaret aan wilde steken, waarna zijn hand vlam vatte en hij de aansteker van zich af heeft gegooid. Daarbij moet de kat, al dan niet via gelekte vloeistof op de grond, ook vlam hebben gevat.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Het NFI heeft onderzocht of het mogelijk is een hand met een aansteker vlam te laten vatten nadat die met eenzelfde spuitbus was bespoten. Het NFI heeft geconcludeerd dat dat niet mogelijk is. Daarmee blijkt de verklaring van verdachte over de wijze waarop de kat
per ongelukbrand zou hebben gevat op een cruciaal onderdeel onmogelijk. Als de hand van verdachte geen vlam kan hebben gevat, kon een daaruit voortvloeiende schrikreactie voor hem ook geen reden geweest kunnen zijn om een brandende aansteker van zich af te gooien.
Aan de andere kant bevat het dossier meerdere aanwijzingen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Zo heeft hij, direct na de brandstichting, tegen aangeefster en haar dochter verklaard dat hij “de kat in de fik heeft gestoken” en heeft hij, nadat de kat eenmaal buiten was, geen enkele poging gedaan om het vuur te doven. Aangeefster verklaart dat zij verdachte liggend op de bank aantrof terwijl de kat buiten nog brandde. Deze handelswijze past absoluut niet bij een ongeluk als door verdachte geschetst. Tot slot volgt uit de zoekgeschiedenis op de telefoon van verdachte dat hij
voorhet incident op internet heeft gezocht naar ‘Kat vergiftigen’, wat er ook sterk op duidt dat hij die avond erop uit was een kat iets aan te doen.
Gelet op het bovenstaande kan het niet anders zijn dan dat verdachte opzettelijk de kat in brand heeft gestoken. De rechtbank overweegt dat door deze brand sprake was van gemeen gevaar voor goederen en (levens)gevaar voor personen. Verdachte heeft deze brand gesticht gedurende de nachtelijke uren in een woonhuis, waarin zich mensen bevonden waarvan er tenminste één nog sliep (aangeefster). Bovendien heeft verdachte een levend wezen in brand gestoken, dat vervolgens al brandend door de woning heeft gerend. Gelet op de grote hoeveelheid brandbare zaken in de woning, waaronder de tot de grond hangende gordijnen, was een veel verder uitslaande brand een realistisch scenario.