ECLI:NL:RBMNE:2025:1104

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
C/16/561393 / FL RK 23-815 C/16/583091 / JL RK 24-814 C/16/585312 JL RK 24-920
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en bekrachtiging schriftelijke aanwijzing in familierechtelijke procedures

Op 12 februari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in drie zaken met betrekking tot de zorgregeling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De rechtbank heeft eerder op 19 februari 2024 een tussenbeschikking gegeven waarin een voorlopige zorgregeling werd vastgesteld. De vader, bijgestaan door advocaat mr. R.E. Dijkstra, en de moeder, bijgestaan door advocaat mr. A.G. Ton, zijn betrokken bij deze procedure. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader en de gecertificeerde instelling (GI) besproken tijdens een zitting op 20 januari 2025. De GI heeft geadviseerd om de omgang tussen de vader en [minderjarige] uit te breiden onder begeleiding van een onafhankelijke instantie, Praktijk Valida. De rechtbank heeft echter besloten om de beslissing over de definitieve zorgregeling aan te houden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening en de vervolgingsbeslissing van het Openbaar Ministerie (OM) in een strafzaak tegen de vader. De rechtbank heeft wel een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij de vader elke week op zaterdag of zondag een uur begeleide omgang met [minderjarige] heeft. De moeder is verplicht om de vader elke twee weken te informeren over de gezondheid en het welzijn van [minderjarige]. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader tot wijziging van de zorgregeling en de GI afgewezen, en de zaak met betrekking tot de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing is als afgedaan beschouwd. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummers: C/16/561393 / FL RK 23-815 (zorgregeling)
C/16/583091 / JL RK 24-814 (zorgregeling verzoek GI)
C/16/585312 / JL RK 24-920 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
Zorgregeling en schriftelijke aanwijzing
Beschikking van 12 februari 2025
in de zaken van:
[de man],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.E. Dijkstra,
en
[de vrouw],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.G. Ton,
en
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI).

1.De procedure

In de zaak met zaaknummer: C/16/561393 / FL RK 23-815 (zorgregeling)
1.1.
De rechtbank heeft op 19 februari 2024 een tussenbeschikking gegeven. De rechtbank heeft daarin het proces verbaal van de mondelinge uitspraak van 10 oktober 2023 gewijzigd en een voorlopige zorgregeling tussen de vader en
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] , vastgesteld. De beslissing over de definitieve zorgregeling heeft de rechtbank aangehouden in afwachting van een raadsonderzoek. De rechtbank heeft daarnaast beslist dat de vader een bedrag van € 190,00 per maand aan kinderalimentatie aan de moeder moet betalen. In de provisionele voorziening met zaaknummer C/16/568044 / FL RK 23-1235 heeft de rechtbank het verzoek van de vader afgewezen.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, van 28 maart 2024;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken met bijlagen van de vader, binnengekomen op 14 januari 2025;
  • het rapport van de Raad van 14 januari 2025.
In de zaak met zaaknummer: C/16/583091 / JL RK 24-814 (zorgregeling verzoek GI)
1.3.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoek met bijlagen van de GI, binnengekomen op 23 oktober 2024
  • het verweerschrift van 13 januari 2025 van de moeder
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van 14 januari 2025 van de vader.
In de zaak met zaaknummer: C/16/585312 / JL RK 24-920 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
1.4.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoek tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing met bijlagen van de GI, binnengekomen op 6 december 2024;
  • het verweerschrift van 13 januari 2025 van de moeder;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van 14 januari 2025 van de vader.
In alle zaken:
1.5.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
20 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door mr. Dijkstra;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Ton;
  • [A.] namens de Raad;
  • [B.] namens de GI.
1.6.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om [minderjarige] in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat zij van de verzoeken vindt. De rechtbank is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de rechtbank dat doen. [1]

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Voor de vaststaande feiten verwijst de rechtbank naar de beschikking van 19 februari 2024.
2.2.
De kinderrechter heeft [minderjarige] op 30 april 2024 onder toezicht gesteld van de GI tot 30 april 2025.
2.3.
De vader heeft op 14 januari 2025 aanvullend verzocht om:
I. SAVE c.q. de GI te gelasten om het aanmeldformulier van Valida voor de
aanmelding van ouders voor begeleide omgang en ouderschapsbemiddeling aan te passen;
II. de GI te gelasten:
a. erop toe te zien dat moeder de zorgregeling naleeft;
b. erop toe te zien dat omgang tussen [minderjarige] en de familie van vader zal
plaatsvinden;
c. erop toe te zien dat moeder zich houdt aan de afspraak om wekelijkse
updates over [minderjarige] aan vader te verstrekken;
d. erop toe te zien dat vader en familie (vz) betrokken worden bij belangrijke
gebeurtenissen rondom [minderjarige] , zoals zwemles, taekwondo,
schoolactiviteiten en diploma-uitreikingen en vader en familie (vz) de
gelegenheid krijgen om deel te nemen aan vieringen op school en andere
relevante momenten;
e. er voor te zorgen dat moeder de gezamenlijk aangeschafte spullen,
waaronder de Nintendo, beschikbaar stelt aan [minderjarige] , zodat zij dezetussen beide huizen kan meenemen.
f. er voor te zorgen dat er een eerlijke en gelijkwaardige verdeling van
feestdagen tussen beide ouders en in het belang van [minderjarige] plaatsvindt,
omdat dit nu niet gebeurt, zie Bijlage 18: E-mailwisseling man en GI m.b.t.
feestdagen dec. 2024;
zo nodig middels het geven van een schriftelijke aanwijzing;
III. de GI te gelasten om het plan van aanpak toe te sturen aan alle betrokkenen,
zodat er een duidelijke en transparante richtlijn is voor de uitvoering van de
omgangsregeling, evaluatiemomenten en de betrokkenheid van de GI;
IV. de GI op te dragen de SAVE rapportage van 18-06-2024 te corrigeren, zodat een juiste en complete weergave bevat van de situatie en dit ook te laten corrigeren in het Raadsrapport;
V. een (voorlopige) informatieregeling te treffen.

3.De beoordeling

De zorgregeling
3.1.
Vanwege de samenhang van de verzoeken in de zaken met zaaknummers: C/16/561393 / FL RK 23-815 en C/16/583091 / JL RK 24-814 zal de rechtbank deze verzoeken gezamenlijk behandelen.
Nog geen definitieve beslissing
3.2.
De rechtbank zal nu nog geen definitieve beslissing over de zorgregeling nemen maar de beslissing drie maanden aanhouden. Voor de tussenliggende periode zal de rechtbank een voorlopige zorgregeling vaststellen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.3.
In het rapport van 28 maart 2024 heeft de Raad geadviseerd om de beslissing over de zorgregeling negen maanden aan te houden. De Raad heeft in dat rapport geconcludeerd dat er een ondertoezichtstelling nodig is. De Raad vindt dat er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] omdat er veel onduidelijkheid is over vermeend grensoverschrijdend gedrag van de vader richting [minderjarige] . Hierdoor is veel wantrouwen tussen de ouders ontstaan, waardoor er geen gestructureerde omgang tussen de vader en [minderjarige] is. Op 30 april 2024 is de ondertoezichtstelling uitgesproken. Omdat
er nog geen duidelijkheid was over de uitkomsten van het zedenonderzoek kon de Raad nog geen advies geven over de definitieve zorgregeling, maar de Raad vond wel dat de GI zo snel mogelijk invulling moest gaan geven aan de omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] . Volgens de Raad moest aangesloten moest worden bij de regeling die op dat moment gold, waarbij de vader [minderjarige] een keer per week onder begeleiding een uur zag, en dat deze regeling moet worden uitgebreid.
3.4.
Omdat er nog steeds geen duidelijkheid is over de vraag of de vader zal worden vervolgd voor een zedenmisdrijf richting [minderjarige] heeft de Raad in het rapport van 14 januari 2025 twee adviezen gegeven. Een voor het geval dat de vader wordt veroordeeld en een voor het geval dat de vader niet wordt vervolgd of wordt vrijgesproken. Het strafrechtelijk onderzoek is inmiddels afgerond maar het is nog onduidelijk wanneer het OM een vervolgingsbeslissing zal gaan nemen. Of de beschuldigen waar zijn of niet, in beide gevallen levert het ernstige zorgen op voor de ontwikkeling van [minderjarige] . Verder vindt de Raad het zorgelijk dat de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling onvoldoende van de grond is gekomen en dat [minderjarige] al een lange tijd weinig en wisselend contact met de vader heeft gehad. De vader heeft nog steeds slechts een uur begeleid omgang per week en een aantal van de contactmomenten zijn niet doorgegaan. De GI heeft geprobeerd om de omgang uit te breiden naar vijf uur onder begeleiding van de familie van vader, maar deze omgang is weer teruggedraaid nadat de moeder aangaf dat [minderjarige] hierop niet goed reageerde. Het negatieve gedrag van [minderjarige] wordt alleen gezien door de moeder en niet door de begeleidster van de omgang of door school. De GI vindt het daarom belangrijk dat door een onafhankelijke partij gekeken gaat worden waar het gedrag van [minderjarige] vandaan komt. Door Praktijk Valida is geadviseerd om [minderjarige] hiervoor aan te melden bij Praktijk Dichterbij . Dit is echter onder andere vanwege de financiering daarvoor nog niet van de grond gekomen, wat de Raad ook zeer zorgelijk vindt.
3.5.
Tijdens de zitting heeft de Raad aangevuld dat tijdens het onderzoek gezien is dat [minderjarige] heel erg klem zit tussen de ouders en dat de situatie voor haar sinds het vorige rapport
van de Raad eigenlijk alleen maar is verslechterd. De noodzaak voor de ouders om aan hun communicatie te werken is erg groot en daarvoor is heel veel hulpverlening nodig. Er moet duidelijkheid komen over het vervolg van de strafzaak maar ook in de tussentijd moeten er stappen genomen worden. Daarbij is het aan de GI om te kijken wat het meest passend is.
Omdat er alleen zorgen worden gezien door de moeder vindt de Raad dat de omgang moet worden uitgebreid. Het is daarom goed dat er bij de moeder IPT is opgestart om de moeder te ondersteunen en dat er meer zicht komt op hoe het er in de thuissituatie bij de moeder aan toe gaat.
3.6.
Tijdens de zitting heeft de GI naar voren gebracht dat de omgang door een professionele instantie moet worden begeleid. De huidige begeleidster geeft aan dat de omgang goed verloopt. De moeder heeft echter geen vertrouwen in huidige begeleiding. Er is heel veel wantrouwen en strijd tussen de ouders waar [minderjarige] tussenin zit. Het is daarom belangrijk dat een onafhankelijke instantie de omgang gaat begeleiden. Daarnaast is het belangrijk dat de ouders gaan werken aan het verminderen van hun wantrouwen jegens elkaar en leren op een neutrale manier met elkaar te communiceren. Praktijk Valdia kan ouderschapsbemiddeling bieden en begeleide omgang. De GI vindt het belangrijk dat de omgang onder begeleiding van praktijk Valida wordt uitgebreid, zodat er een onafhankelijk zicht is. Bij Praktijk Dichterbij had [minderjarige] al kunnen starten maar dat is niet doorgegaan omdat de gemeente Lelystad daarvoor de financiering niet goedkeurde. Vervolgens is het niet gelukt om een instantie te vinden die de juiste hulp kan bieden. Praktijk Valida geeft aan dat [minderjarige] niet veilig is gehecht wat een verklaring kan zijn voor het feit dat zij constante nabijheid van de moeder zoekt. Praktijk Valida heeft daarom Trust in Almere geadviseerd waarmee de moeder heeft ingestemd. Dit moet nog met de vader worden besproken. De GI is bereid om de begeleiding van de omgang over te nemen van de huidige begeleidster tot de juiste professionele begeleiding van start kan gaan. Rondom de aanmelding van de vader bij Praktijk Valida zijn problemen geweest, maar dit is inmiddels geregeld zodat de hulpverlening zal kunnen starten.
3.7.
De vader wil dat de omgang tussen hem en [minderjarige] wordt uitgebreid. Dit is ook het advies van de Raad maar toch is er in de afgelopen periode niets veranderd. De vader heeft zijn vertrouwen in de GI verloren omdat hij het gevoel heeft dat er alleen naar de moeder wordt geluisterd. De omgang was bijvoorbeeld uitgebreid en verliep goed, maar toch is de omgang alleen op grond van zorgen van de moeder weer teruggedraaid naar maar 1 uur per week. Omdat de moeder duidelijk aangeeft wantrouwen te zullen blijven houden ook als de vader niet wordt veroordeeld, heeft de vader er geen vertrouwen in dat de omgang uitgebreid zal worden. De vader vindt het belangrijk dat het plan van de Raad opgestart wordt en dat er snel actie ondernomen wordt. De vader is geschrokken van het advies van de Raad dat een co-ouderschapsregeling niet haalbaar is vanwege de weerstand van de moeder. Hij vindt dat de moeder daardoor beloond wordt voor haar tegenwerking. De vader vreest dat als de begeleiding van de omgang door Praktijk Valida wordt overgenomen de omgang tussen hem en [minderjarige] weer stil komt te liggen.
3.8.
De moeder vindt dat het belangrijk is dat er eerst vanuit [minderjarige] wordt gekeken. [minderjarige] heeft zelf ook nog geen hulpverlening gekregen. Dit zal eerst moeten gebeuren zodat er duidelijkheid komt over voor wat haar nodig is. Vanuit daar kan dan gekeken worden wat eventuele vervolgstappen er kunnen en moeten genomen worden.
3.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Er is nu nog te veel onduidelijkheid. Er hangt veel af van de beslissing die het OM zal nemen in de strafzaak van de vader. De rechtbank is van oordeel dat eerst de vervolgingsbeslissing van het OM afgewacht moet worden. Daarnaast is
de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling tot nu toe nog niet goed van de grond gekomen. De aanmeldingen bij Praktijk Valida zijn nu geregeld en er kan op korte termijn gestart worden met begeleide omgang en ouderschapsbemiddeling. Hopelijk zal er ook op korte termijn gestart kunnen worden met hulpverlening voor [minderjarige] zelf. De
rechtbank wil eerst meer weten over de voortgang en resultaten van deze hulpverlening voor dat zij een beslissing zal nemen. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] verloopt op 29 april 2025. Dat betekent dat er tegen die tijd eventueel een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal moeten worden ingediend, waarbij ook bekeken zal worden hoe de ondertoezichtstelling tot dan toe is verlopen. De rechtbank vindt het belangrijk dat deze zaak tegelijk zal worden behandeld met een eventuele verlenging van de ondertoezichtstelling. Om die reden zal de rechtbank deze zaak aanhouden voor een periode van twee maanden, zodat ook wanneer de ondertoezichtstelling niet verlengd wordt, de zaak toch in beeld blijft. Hopelijk is dan ook bekend of het OM beslist heeft om wel of niet tot vervolging van de vader over te gaan.
3.10.
De rechtbank vindt het wel belangrijk dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] in de aankomende periode doorgang vindt en waar mogelijk zal worden uitgebreid. Omdat er hopelijk op korte termijn gestart kan worden met begeleide omgang kan aan de hand van het verloop daarvan ook gekeken worden naar een eventuele uitbereiding. De rechtbank vindt het belangrijk dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] blijft doorgaan in de periode van de overgang van de begeleide omgang naar Praktijk Valida . Om die reden zal de rechtbank de beschikking van 19 februari 2024 iets wijzigen en bepalen dat er elke week op zaterdag of zondag een uur begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] dient plaats te vinden, waarbij de regie over de begeleiding en de uitbreiding van de omgang bij de GI wordt neergelegd.
Omdat de rechtbank in de bodemzaak een voorlopige zorgregeling heeft vastgesteld, heeft de GI geen belang meer bij zijn verzoek. De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Aanmeldformulier Valida
3.11.
Tijdens de zitting is gebleken dat de vader inmiddels het aanmeldformulier bij Praktijk Valida heeft ingediend met zijn eigen opmerkingen en de GI heeft bevestigd dat dit voldoende is om de hulpverlening te kunnen opstarten. De vader heeft daarom geen belang meer bij toewijzing van zijn verzoek onder I. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
Opdrachten aan de GI
3.12.
De rechtbank zal de verzoeken van de vader onder II. tot en met IV. ook afwijzen. De verzoeken van de vader zien op de algemene wijze van uitvoering van de ondertoezichtstelling door de GI. De rechtbank kan over een geschil over de uitvoering van de ondertoezichtstelling een beslissing nemen als het gaat om een concreet geschil. De verzoeken van de vader zien meer op de algemene taken van de GI en de vader heeft onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van concrete geschillen of wat die dan precies zijn.
Informatieregeling
3.13.
De moeder heeft ter zitting aangegeven in principe in te stemmen met het verzoek van de vader. De moeder heeft daarbij wel opgemerkt dat het niet de bedoeling is dat de door haar aan de vader verstrekt informatie tot discussies zal leiden. Zij wil daarom niet dat de vader reageert op de informatie. Daarnaast vindt de moeder de verzochte frequentie van het verstrekken van de informatie te veel. Zij vindt een keer per twee weken voldoende.
3.14.
De vader heeft ter zitting aangeven dat hij ermee akkoord is dat de moeder hem tweewekelijks in plaats van iedere week informeert.
3.15.
Het is in het belang van [minderjarige] dat de vader weet wat er in het leven van [minderjarige] gebeurt. [2] Dit is ook belangrijk omdat de vader samen met moeder het gezag heeft over [minderjarige] en dus mee moet beslissen over belangrijke onderwerpen in het leven van [minderjarige] . Omdat [minderjarige] niet bij de vader woont en er maar een beperkte zorgregeling is tussen de vader en [minderjarige] , is de vader gedeeltelijk afhankelijk van de informatie die de vader van de moeder ontvangt.
3.16.
De vader heeft om een zeer gespecificeerde informatieregeling verzocht. Over het algemeen stelt de rechtbank een standaard informatieregeling vast. De rechtbank ziet hier geen aanleiding om een gespecificeerde regeling vast te stellen omdat de standaard regeling in principe alle onderwerpen betreffende de minderjarige omvat. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] dat de moeder:
- één keer per twee wekken een e-mail stuurt aan de vader over:
- de gezondheid van [minderjarige] ,
- hoe het met haar gaat op school,
- haar hobby’s en overige bezigheden
- overige bijzonderheden.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.17.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing (C/16/585312 / JL RK 24-920)
3.18.
De GI heeft ter zitting het verzoek ingetrokken zodat dit verzoek niet langer aan de rechtbank voorligt. De rechtbank beschouwt deze zaak daarom als afgedaan.

4.De beslissing

De rechtbank:
In de zaak met zaaknummer: C/16/561393 / FL RK 23-815 (zorgregeling)
4.1.
Wijzigt de bij beschikking van 19 februari 2024 vastgestelde zorgregeling en stelt de volgende voorlopige zorgregeling vast:
- tussen de vader en [minderjarige] zal elke week op zaterdag of zondag een uur begeleide omgang plaatsvinden, waarbij de regie over de begeleiding en de uitbreiding van de omgang bij de GI wordt neergelegd;
4.2.
bepaalt dat de moeder een keer per twee weken een e-mail of brief zal sturen aan de vader over:
- de gezondheid van [minderjarige] ;
- hoe het met haar gaat op school;
- haar hobby’s en overige bezigheden;
- overige bijzonderheden;
4.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
houdt de beslissing over de definitieve zorgregeling
drie maanden, in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling en de resultaten van de hulpverlening, met het verzoek aan de advocaten om tijdig voor die datum te laten weten:
  • of meer uitstel nodig is en zo ja, voor hoe lang;
  • of een nieuwe zitting nodig is;
  • of de rechtbank een beslissing kan nemen zonder nieuwe zitting;
4.5.
wijst het meer of anders verzochte voor het overige af;
In de zaak met zaaknummer: C/16/583091 / JL RK 24-814 (zorgregeling verzoek GI)
4.6.
wijst het verzoek van de GI tot het vaststellen/wijzigen van een zorgregeling af;
In de zaak met zaaknummer: C/16/585312 / JL RK 24-920 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
4.7.
beschouwt de zaak als afgedaan.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M. Weistra, (kinder)rechter, in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 1:253a lid 2 sub c BW.