ECLI:NL:RBMNE:2025:1109

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
UTR 23/3417
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak met verwijzing naar bevoegde rechtbank

In deze zaak heeft eiser een verzoek ingediend bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven voor een schadevergoeding, welke aanvraag op 29 juli 2020 is afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 25 mei 2023 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser op 3 juli 2023 beroep ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de zaak op 10 maart 2025 behandeld, waarbij eiser aanwezig was en het schadefonds werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, mr. Y. Langerak en mr. Y. Pieters.

De rechtbank Midden-Nederland heeft in haar beoordeling vastgesteld dat zij niet bevoegd is om het beroep te behandelen. Dit is gebaseerd op het feit dat eiser op het moment van indienen van het beroepschrift woonachtig was in de gemeente [woonplaats]. De wet vereist dat het beroep wordt behandeld door de rechtbank in het rechtsgebied waar de indiener van het beroepschrift woont. Aangezien de gemeente [woonplaats] onder het rechtsgebied van de rechtbank [woonplaats] valt, is die rechtbank bevoegd om deze zaak te behandelen.

Tijdens de zitting is ook besproken dat eiser de voorkeur heeft dat zijn beroep door de bevoegde rechtbank wordt behandeld. De rechtbank Midden-Nederland heeft zich daarom onbevoegd verklaard en de zaak overgedragen aan de rechtbank [woonplaats]. Tevens is vermeld dat eiser het griffierecht van € 184,- al heeft betaald en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.T. Könning en is openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3417

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

Schadefonds Geweldsmisdrijven, het schadefonds

(gemachtigden: mr. Y. Langerak en mr. Y. Pieters).

Inleiding

1. Eiser heeft het schadefonds verzocht om een vergoeding uit te keren. Het schadefonds heeft de aanvraag met het besluit van 29 juli 2020 afgewezen. Hiertegen heeft eiser bezwaar ingesteld en met de beslissing op bezwaar van 25 mei 2023 is het bezwaar ongegrond verklaard. Daartegen heeft eiser op 3 juli 2023 beroep ingesteld. Het schadefonds heeft een verweerschrift ingediend.
2. De rechtbank heeft de zaak op 10 maart 2025 op zitting behandeld. Hierbij was eiser aanwezig, het schadefonds werd vertegenwoordigd door diens gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank is niet bevoegd om het beroep te behandelen. De reden daarvoor is dat eiser op het moment van het indienen van het beroepschrift in de gemeente [woonplaats] woonde. De wet bepaalt voor zaken zoals deze dat het beroep behandeld moet worden door de rechtbank in het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft. [1] De gemeente [woonplaats] valt binnen het rechtsgebied van de rechtbank [woonplaats] en dus is die rechtbank bevoegd om dit beroep te behandelen. [2]
4. Op de zitting is besproken dat het ook de voorkeur van eiser heeft dat zijn beroep door de bevoegde rechtbank wordt behandeld.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank Midden-Nederland is onbevoegd en draagt de zaak over aan de rechtbank [woonplaats], met de mededeling dat eiser het griffierecht van € 184,- al heeft betaald. [3] Voor een proceskostenveroordeling bestaat in deze uitspraak geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd;
- bepaalt dat het beroepschrift en het verweerschrift met de daarbij behorende stukken ter behandeling worden doorgezonden aan de rechtbank [woonplaats].
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.T. Könning, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2025.
de griffier is verhinderd om te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie artikel 4 van de Wet op de rechterlijke indeling.
3.Zie artikel 2.5, vierde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2025.