In deze zaak heeft eiser een verzoek ingediend bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven voor een schadevergoeding, welke aanvraag op 29 juli 2020 is afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 25 mei 2023 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser op 3 juli 2023 beroep ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de zaak op 10 maart 2025 behandeld, waarbij eiser aanwezig was en het schadefonds werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, mr. Y. Langerak en mr. Y. Pieters.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in haar beoordeling vastgesteld dat zij niet bevoegd is om het beroep te behandelen. Dit is gebaseerd op het feit dat eiser op het moment van indienen van het beroepschrift woonachtig was in de gemeente [woonplaats]. De wet vereist dat het beroep wordt behandeld door de rechtbank in het rechtsgebied waar de indiener van het beroepschrift woont. Aangezien de gemeente [woonplaats] onder het rechtsgebied van de rechtbank [woonplaats] valt, is die rechtbank bevoegd om deze zaak te behandelen.
Tijdens de zitting is ook besproken dat eiser de voorkeur heeft dat zijn beroep door de bevoegde rechtbank wordt behandeld. De rechtbank Midden-Nederland heeft zich daarom onbevoegd verklaard en de zaak overgedragen aan de rechtbank [woonplaats]. Tevens is vermeld dat eiser het griffierecht van € 184,- al heeft betaald en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.T. Könning en is openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.