ECLI:NL:RBMNE:2025:1153

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/3608
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake de Wet hersteloperatie toeslagen en de compensatie voor gedupeerden

In deze zaak heeft eiseres, als gedupeerde op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), een beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres was het niet eens met de compensatie van € 56.691,- die haar was toegekend na een integrale beoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag over de jaren 2011, 2012, 2014 en 2017. Na bezwaar en een beroep wegens het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen, heeft de rechtbank in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep gegrond was en een dwangsom opgelegd aan de Dienst Toeslagen. Eiseres heeft vervolgens een tweede beroep ingesteld, zowel tegen het niet tijdig nemen van het besluit op bezwaar als tegen de inhoudelijke gronden van het besluit.

De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Dienst Toeslagen inmiddels een besluit op bezwaar had genomen. Het beroep tegen het besluit op bezwaar is ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen recht heeft op aanvullende compensatie over toeslagjaar 2011, omdat het eerdere onjuiste besluit van de Dienst Toeslagen niet tot schade heeft geleid. Eiseres heeft wel recht op vergoeding van het griffierecht en een proceskostenvergoeding, die is vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. S.T. Könning op 19 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3608

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Jethoe),
en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. Eiseres is als gedupeerde aangemerkt op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Dienst Toeslagen heeft een integrale beoordeling uitgevoerd en is tot de conclusie gekomen dat bij het bepalen van het recht van eiseres op kinderopvangtoeslag over de jaren 2011, 2012, 2014 en 2017 fouten zijn gemaakt. In het besluit van 21 december 2021 is hierom aan eiseres een compensatie van € 56.691,- toegekend.
2. Eiseres is het daar niet mee eens en heeft op 23 juni 2022 bezwaar ingesteld. Dienst Toeslagen heeft daar niet op tijd op beslist. Eiseres heeft Dienst Toeslagen op 11 januari 2023 in gebreke gesteld en is op 20 februari 2023 in beroep gegaan vanwege het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft in de uitspraak van 6 april 2023 het beroep van eiseres vanwege het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en aan Dienst Toeslagen een dwangsom opgelegd van maximaal € 15.000,00. Nadat de maximale dwangsom was verbeurd, heeft eiseres op 23 april 2024 een tweede maal beroep ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen.
3. Dienst Toeslagen heeft op 4 juli 2024 alsnog een besluit op bezwaar genomen, waarin het eerste besluit is gehandhaafd. Eiseres kan zich niet vinden in het nieuwe besluit. Deze beroepsprocedure gaat zowel over het (tweede) beroep vanwege het niet op tijd nemen van het besluit op bezwaar als over de inhoudelijke gronden van eiseres tegen dat besluit op bezwaar. [1]
4. Het beroep is op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Eiseres was daarbij zelf niet aanwezig, zij werd vertegenwoordigd door haar advocaat. Dienst Toeslagen werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk en verklaart het beroep tegen het besluit op bezwaar ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit op bezwaar is niet-ontvankelijk
6. Het (tweede) beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van het besluit op bezwaar is inmiddels ingehaald, doordat Dienst Toeslagen alsnog een besluit op bezwaar heeft genomen. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dat beroep en verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit daarom niet-ontvankelijk.
7. Het beroep is op zich terecht ingesteld omdat Dienst Toeslagen op dat moment te laat was met beslissen en de maximale dwangsom die de rechtbank eerder had opgelegd was verbeurd. Daarom heeft eiseres wel recht op een proceskostenvergoeding en een vergoeding van het griffierecht. Dat wordt in het slot van deze uitspraak verder besproken.
Dienst Toeslagen was niet verplicht om het ouderdossier te verstrekken
8. Eiseres voert aan dat Dienst Toeslagen haar geen volledig dossier heeft verstrekt in de bezwaarfase. Volgens eiseres had Dienst Toeslagen het ouderdossier moeten verstrekken, waarin de relevante stukken in een standaardindeling worden gepresenteerd. Dit zou de gebruikelijke werkwijze van Dienst Toeslagen zijn. Nadat eiseres tijdens de beroepsprocedure alsnog kennis heeft genomen van het ouderdossier, voert zij aan dat in elk geval het daarin opgenomen SAS-rapport in bezwaar verstrekt had moeten worden.
9. De rechtbank overweegt dat Dienst Toeslagen eiseres in de bezwaarfase inzage moet geven in alle stukken die op de zaak betrekking hebben. [2] Daaraan heeft Dienst Toeslagen voldaan door het bezwaardossier op 27 januari 2023 aan eiseres toe te zenden. Op Dienst Toeslagen rust niet de verplichting om (ook) het ouderdossier te verstrekken. Dat volgt namelijk niet uit de wet en ook is niet gebleken dat dit een standaard werkwijze is waar eiseres rechten aan kan ontlenen. Ondanks dat eiseres in de beroepsprocedure de beschikking had over het ouderdossier, heeft zij onvoldoende onderbouwd dat het SAS-rapport of andere daarin opgenomen stukken op deze zaak betrekking hebben en dus in de bezwaarfase hadden moeten worden verstrekt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Eiseres heeft geen recht op aanvullende compensatie over toeslagjaar 2011
10. Daarnaast vindt eiseres dat zij onvoldoende compensatie heeft ontvangen over toeslagjaar 2011. Dienst Toeslagen heeft de compensatie over dat jaar berekend aan de hand van het vooringenomen handelen in augustus 2011, toen de voorschotverlening zonder uitvraag is stopgezet. Volgens eiseres heeft Dienst Toeslagen over toeslagjaar 2011 echter nog een fout gemaakt, doordat in de brief van 25 januari 2013 staat dat eiseres geen recht had op toeslag en dus het volledige voorschot over toeslagjaar 2011 moest terugbetalen. Eiseres vindt dat de compensatie (ook) op basis daarvan moet worden berekend en zij dus meer compensatie moet krijgen.
11. Het betoog van eiseres slaagt niet omdat de brief van 25 januari 2013 niet tot terugbetaling heeft geleid. Eiseres heeft destijds namelijk tegen de brief bezwaar gemaakt en in bezwaar is de beslissing gecorrigeerd, waardoor eiseres het ontvangen voorschot niet terug heeft hoeven te betalen. Het (in eerste instantie) onjuiste besluit van Dienst Toeslagen heeft dus niet tot schade geleid. Dat is wel een voorwaarde voor het toekennen van compensatie [3] en daarom heeft Dienst Toeslagen in de brief van 25 januari 2013 terecht geen aanleiding gezien om (aanvullende) compensatie toe te kennen. De beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep vanwege het niet tijdig beslissen van Dienst Toeslagen is niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit op bezwaar is ongegrond. Dat betekent dat eiseres op basis van de Wht geen recht heeft op meer compensatie dan het bedrag van € 56.691,- dat al aan haar is toegekend.
13. Eiseres heeft wel recht op vergoeding van het griffierecht en een proceskostenvergoeding vanwege het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat Dienst Toeslagen niet op tijd op het bezwaar heeft beslist. De proceskostenvergoeding wordt berekend aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het indienen van het beroepschrift door een gemachtigde levert 1 punt op en de rechtbank hanteert bij dit soort beroepszaken een wegingsfactor van 0,5. Dit levert een proceskostenvergoeding op van € 453,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het (tweede) beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit op bezwaar ongegrond;
- veroordeelt Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50;
- draagt Dienst Toeslagen op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.T. Könning, rechter, in aanwezigheid van J.B. Thepass, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2025.
de griffier is verhinderd om te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
2.Op basis van artikel 7:4, tweede lid, van de Awb.
3.Zie Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 36 151, nr. 3, pagina 72.