ECLI:NL:RBMNE:2025:1153
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep inzake de Wet hersteloperatie toeslagen en de compensatie voor gedupeerden
In deze zaak heeft eiseres, als gedupeerde op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), een beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres was het niet eens met de compensatie van € 56.691,- die haar was toegekend na een integrale beoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag over de jaren 2011, 2012, 2014 en 2017. Na bezwaar en een beroep wegens het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen, heeft de rechtbank in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep gegrond was en een dwangsom opgelegd aan de Dienst Toeslagen. Eiseres heeft vervolgens een tweede beroep ingesteld, zowel tegen het niet tijdig nemen van het besluit op bezwaar als tegen de inhoudelijke gronden van het besluit.
De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Dienst Toeslagen inmiddels een besluit op bezwaar had genomen. Het beroep tegen het besluit op bezwaar is ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen recht heeft op aanvullende compensatie over toeslagjaar 2011, omdat het eerdere onjuiste besluit van de Dienst Toeslagen niet tot schade heeft geleid. Eiseres heeft wel recht op vergoeding van het griffierecht en een proceskostenvergoeding, die is vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. S.T. Könning op 19 maart 2025.