ECLI:NL:RBMNE:2025:1166

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
C/16/586754 / JL RK 25-9
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.M. Janssen - Witteveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het belang van verzorging en opvoeding

Op 13 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland over een minderjarige, geboren in 2012. De kinderrechter heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, omdat de minderjarige behandeling nodig heeft en momenteel geen dagbesteding heeft. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag en heeft zorgen over het gedrag van haar kind, maar heeft weinig vertrouwen in de hulpverlening. De vader is niet verschenen op de zitting, maar is wel opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie niet meer toereikend is en dat er snel passende hulp moet komen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de machtiging direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om te onderzoeken of de minderjarige bij zijn zus kan blijven wonen en om zo snel mogelijk naar dagbesteding voor de minderjarige te kijken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almere
Zaaknummer: C/16/586754 / JL RK 25-9
Datum uitspraak: 13 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd te Almere,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. L.D.H. Lesmeister te Almere.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 januari 2025, mee in de beoordeling.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- [A] en [B] namens de GI.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 maart 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 21 maart 2025.

3.Het verzoek

De GI verzoekt een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd. [minderjarige] laat veel zelfbepalend gedrag zien. Hij is meerdere keren in aanraking gekomen met de politie en gaat niet naar school. De draagkracht en -last van de moeder lijken uit balans te zijn geraakt en de nodige hulpverlening komt niet goed van de grond. Een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is nodig, zodat er rust komt in het gezin en [minderjarige] kan leren omgaan met structuur. Op korte termijn vindt er een gesprek plaats met [organisatie] Hier is waarschijnlijk een plek voor [minderjarige] . Naast een verblijfsplaats bieden zij ook systemische begeleiding en behandeling. Verder kunnen zij [minderjarige] ondersteunen bij het deelnemen aan dagbestedingsactiviteiten, zoals school. Ter overbrugging verblijft [minderjarige] momenteel bij zijn zus. De GI zal verder onderzoeken of dit een plek is waar [minderjarige] voor langere tijd kan blijven, maar dat is nu nog niet duidelijk.
4.2.
De moeder heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat zij zich zorgen maakt om [minderjarige] gedrag, maar dat zij vanwege eerdere ervaringen weinig vertrouwen in de hulpverlening heeft. Zij is bang dat als [minderjarige] uit huis wordt geplaatst, hij nooit meer terug naar huis komt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en wat er op de zitting is besproken is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling (dus tot 21 maart 2025) noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter vindt bij deze beslissing het volgende van belang.
5.2.
De kinderrechter vindt dat het niet goed gaat met [minderjarige] . Hij heeft behandeling nodig, die hij niet krijgt en hij gaat niet naar school en heeft ook geen dagbesteding. Er moet zo snel mogelijk passende hulp komen om de zorgen over [minderjarige] te verminderen. Omdat dat in de thuissituatie niet is gelukt, is het nu nodig dat [minderjarige] tijdelijk ergens anders gaat wonen. [minderjarige] verblijft op dit moment bij zijn zus, maar het is voor de GI nog onvoldoende duidelijk of dit een plek is waar [minderjarige] voor langere tijd kan blijven. Bovendien heeft [minderjarige] nu ook behandeling nodig. Om die reden vindt de kinderrechter een plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder op dit moment het meest passend. De komende weken is het aan de GI om te onderzoeken of een uithuisplaatsing voor een langere periode nodig is en, zo ja, of [minderjarige] dan bij zijn zus geplaatst kan worden. Verder is het belangrijk dat er met de grootst mogelijke voorrang gekeken wordt naar dagbesteding voor [minderjarige] zodat hij wat te doen heeft, iets leert en vertrouwen krijgt in zijn toekomst.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 13 februari 2025 tot
21 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025 door mr. M.M. Janssen - Witteveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.J. Pel als griffier, en op schrift gesteld op 14 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.