ECLI:NL:RBMNE:2025:1167

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
C/16/588170 / JL RK 25-81
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.M. Janssen - Witteveen
  • L.J. Pel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroepen spoedmachtiging uithuisplaatsing en afwijzen resterende deel

Op 13 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over de minderjarige [minderjarige 1]. De kinderrechter had eerder een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar na een zitting met gesloten deuren op 13 februari 2025, waarin de betrokken partijen aanwezig waren, is besloten om deze machtiging te herroepen. De ouders van [minderjarige 1] hebben de zorgen van de Raad erkend, maar zijn van mening dat deze niet voldoende zijn om een uithuisplaatsing te rechtvaardigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de situatie van de ouders zijn afgenomen en dat er voldoende zicht is op de situatie, mede door de betrokken hulpverlening. De kinderrechter heeft daarom de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing herroepen en het resterende deel van het verzoek afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 14 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almere
Zaaknummer: C/16/588170 / JL RK 25-81
Datum uitspraak: 13 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum] 2025 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. N. Schiettekatte te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. N. Schiettekatte te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] bij beschikking van [geboortedatum] 2025 voorlopig onder toezicht gesteld tot 30 april 2025. Ook heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een pleeggezin verleend tot 14 februari 2025 en het meer of anders gevraagde aangehouden.
1.2.
Op 13 februari 2025 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de zitting met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders, bijgestaan door mr. N. Schiettekatte;
  • B. Kloc, tolk in de Poolse taal;
- [A] namens de Raad;
- [B] en [C] namens Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: de gecertificeerde instelling (de GI)).

2.De feiten

Voor de vaststaande feiten en het eerdere procesverloop wordt verwezen naar de beschikking van 31 januari 2025.

3.De beoordeling

3.1.
Tijdens de zitting heeft de GI verslag gedaan van het contact met de ouders de afgelopen dagen. Het beeld dat in de stukken van de ouders wordt geschetst, komt niet overeen met wat de GI heeft aangetroffen. Anders dan beschreven in het Raadsrapport, ziet de GI ouders die betrokken zijn bij hun kinderen. Daarnaast is het een misverstand dat er zes volwassenen in de woning van de ouders wonen. Dit zal rond de paasvakantie tijdelijk het geval zijn als de grootouders (vz) uit Polen bij het gezin zullen logeren. Dat de ouders [minderjarige 1] ter adoptie af wilden staan, lijkt te zijn voortgekomen uit externe druk. Omdat de ouders bij de grootouders (mz) inwonen, dachten zij dat er geen plek meer zou zijn voor een vierde kindje. Dat bleek niet het geval. Desondanks zijn de ouders nog steeds op zoek naar een eigen woning. De moeder staat hiervoor al langere tijd ingeschreven, maar omdat zij geen inkomen had kwam ze niet in aanmerking voor een woning. Inmiddels staat ook de vader geregistreerd in Nederland en daardoor kan hij worden toegevoegd aan de inschrijving van de moeder. Omdat de vader nu een baan heeft, komt er hopelijk snel een woning beschikbaar. De Gemeente Dronten heeft laten weten dat er een mogelijkheid is voor een urgentieverklaring. Doordat de vader een baan heeft, hebben de ouders ook toegang gekregen tot schuldhulpverlening en nemen de financiële zorgen af. Zij hebben al schulden kunnen aflossen, waardoor de jongste broer van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , binnenkort weer naar de opvang kan en de ouders meer tijd en rust hebben voor [minderjarige 1] en haar zusje van [leeftijd] jaar. De andere broer van [minderjarige 1] , [minderjarige 3] , gaat gewoon naar school. Verder heeft de GI gezien dat de woning hygiënischer is na het overlijden van de oude en zieke hond van de ouders. De GI vindt een uithuisplaatsing op dit moment niet noodzakelijk. Er is voldoende zicht op de situatie, ook vanuit de betrokken hulpverlening. De ouders staan open voor hulp, werken daar goed aan mee en houden zich aan alle afspraken.
3.2.
Ondanks deze positieve ontwikkelingen heeft de Raad het verzoek tijdens de zitting gehandhaafd omdat het gaat om een baby en er ook zorgen zijn over de basisveiligheid en de verzorging van de andere kinderen. De Raad vindt het te vroeg om het verzoek in te trekken.
3.3.
De ouders verzetten zich niet tegen de voorlopige ondertoezichtstelling. Zij erkennen dat er zorgen zijn, maar vinden deze niet voldoende om een uithuisplaatsing te rechtvaardigen. Zij kunnen zich goed vinden in het beeld dat de GI van hun gezin geeft. Er kloppen dingen niet in het rapport van de Raad (zoals over het medicatiegebruik van de moeder) en daarnaast hebben de ouders inmiddels alle hulp aangenomen, is het huis schoner en zijn er goede afspraken met opa (mz) gemaakt. Zij zijn van mening dat de spoedbeslissing is genomen op basis van onjuiste gronden en informatie. De ouders verzoeken daarom om de spoedbeslissing te herroepen en het resterende deel van het verzoek af te wijzen.
3.4.
De kinderrechter is van oordeel dat uit wat de ouders en de GI tijdens de zitting hebben verteld voldoende blijkt dat de zorgen dusdanig zijn afgenomen dat aan de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing niet langer wordt voldaan. In de beschikking van 31 januari 2025 is de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 14 februari 2025. De kinderrechter zal de afgegeven machtiging herroepen met ingang van 13 februari 2025, zodat [minderjarige 1] vandaag nog terug naar huis kan. Het resterende deel van het verzoek zal de kinderrechter afwijzen.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
herroept met ingang van 13 februari 2025 de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, afgegeven bij beslissing van 31 januari 2025;
4.2.
wijst het resterende deel van het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025 door mr. M.M. Janssen - Witteveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.J. Pel als griffier, en op schrift gesteld op 14 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.