4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen- feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2025;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2024, genummerd PL0900-2024004385-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.
Feiten 3 en 4
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2025;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [woonplaats] ) van 27 mei 2024, genummerd PL0900-2024124807-5, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende het aantreffen van het vuurwapen en munitie.
1. [slachtoffer] heeft volgens een
proces-verbaal van aangifteonder meer de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Op 4 januari 2024 was ik thuis in [woonplaats] . Om 21.20 uur stond ik in mijn eigen voortuin te praten met mijn buurman. Ongeveer tien tot vijftien minuten later werd er aangebeld. Ik haalde de deur van het slot en opende deze. Op dat zelfde moment werd de deur naar binnen open geduwd. Ik zag dat er twee mannen binnen stonden. Ik zag een vuurwapen.Ik moest onder bedreiging van het vuurwapen naar boven lopen. De man zonder het vuurwapen die behoorlijk opgefokt en agressief was, doorzocht de slaapkamer. Ik moest vervolgens onder bedreiging van het vuurwapen terug naar beneden.
Ik moest mijn pincode en bankpas afgeven. De man zonder het vuurwapen heeft de woning verlaten met mijn reservesleutel. Toen hij terug kwam moest ik mijn jas pakken en ik kreeg de autosleutels in mijn hand geduwd. Ik moest
onder bedreiging van het vuurwapen in de auto stappen. Ik moest achter het stuur stappen.
De man met het vuurwapen ging op de bijrijdersstoel zitten hij hield het vuurwapen in
zijn rechterhand. De opgefokte man ging links achterin zitten.
Ik moest naar de pinautomaat rijden. Om 22.25 uur werd er gepind bij Geldmaat Zuideinde.
Ik moest uitstappen. De man met het vuurwapen liep met mij mee. Ik pinde daarna 1000 euro. Ik moest terug achter het stuur gaan zitten. Ik moest ze naar Lelystad brengen.
Ik moest uitstappen. Ik zag de mannen uitstappen. Ik moest links achter op de achterbank gaan zitten. Ik moest 5 minuten wachten. Ik zag dat het 22.55 uur was.
2. De
verklaring van verdachteter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij hebben aangeklopt en toen de deur open ging hebben we deze verder opengeduwd. Ik heb het vuurwapen tevoorschijn gehaald en gevraagd naar geld, sieraden en wietplanten. Ik had het magazijn uit het wapen gehaald, maar ik deed wel net of het wapen bruikbaar was door het door te laden in het bijzijn van de man. Ik heb het wapen op zijn lichaam gericht, ter hoogte van zijn buik. Toen bleek dat er geen geld in de woning lag heb ik aan de man gevraagd waar een pinautomaat was. De man heeft ons vervolgens met zijn auto naar een pinautomaat gebracht. Ik zat voorin en had het wapen bij mij. Wij hebben de man laten pinnen en ik ben weer op de bijrijdersstoel gaan zitten. Vervolgens moest de man ons afzetten in Lelystad. Ik heb de man in de woning bedreigd.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bekend dat hij met zijn medeverdachte op gewelddadige wijze de woning van het slachtoffer is binnengedrongen. Verdachte hield direct een vuurwapen op het slachtoffer gericht en beide verdachten hebben verbale dreigementen geuit. Het slachtoffer moest gaan zitten, waarna verdachten de woning hebben doorzocht. Toen er geen geld aanwezig bleek, moest het slachtoffer eerst met verdachte in de woning wachten terwijl de medeverdachte met de pinpas en huissleutel van het slachtoffer naar buiten ging om een geldautomaat te zoeken. Nadat de medeverdachte onverrichter zake terug was gekomen, moest het slachtoffer verdachten met zijn auto naar een geldautomaat brengen. Verdachte zat naast het slachtoffer op de bijrijdersstoel met het vuurwapen in de hand en de medeverdachte zat achterin. Nadat het slachtoffer had gepind en verdachte het geld had gepakt, moest het slachtoffer de verdachten van Almere naar Lelystad brengen. Wederom zat verdachte op de bijrijdersstoel naast het slachtoffer, met het vuurwapen in de hand.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het handelen van verdachte en de medeverdachte in de gegeven omstandigheden wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer oplevert. Het slachtoffer heeft zich immers gedurende anderhalf uur bevonden op plekken waarvan hij zich niet op ieder gewenst ogenblik kon verwijderen. Dit alles gebeurde onder bedreiging met een getrokken vuurwapen. De rechtbank oordeelt dat, anders dan de verdediging heeft bepleit, uit de uiterlijke verschijningvorm volgt dat het opzet van verdachte mede gericht was op de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Die opzet was er mogelijk nog niet op het moment dat verdachte de woning binnen ging, waar hij dacht een wietplantage en veel geld aan te treffen. Toen het verwachte geld niet aanwezig bleek, hebben verdachten hun plan gewijzigd. Het slachtoffer is vervolgens enige tijd in de woning vastgehouden, en daarna gedwongen een autorit te maken om geld te pinnen en verdachten naar Lelystad te brengen.
In dit verband is van belang dat vrijheidsberoving kan plaatsvinden door iemand op te sluiten of vast te binden, maar bijvoorbeeld ook wanneer verdachte opzettelijk de indruk wekt dat het slachtoffer onmiddellijk zal worden neergeschoten wanneer hij de plek verlaat.
Daarbij was sprake van medeplegen, nu verdachten bij de uitvoering bewust en nauw hebben samengewerkt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.