ECLI:NL:RBMNE:2025:1212

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/5580
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerstejaars Ziektewetbeoordeling en de rol van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser, werkzaam als customer care medewerker, zich op 19 september 2022 ziekgemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 12 maart 2024 besloten dat eiser per 13 april 2024 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer kan verdienen dan 65% van zijn eerdere loon. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit in de beslissing op bezwaar van 22 juli 2024 gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 4 februari 2025 door de rechtbank is behandeld. De rechtbank heeft besloten dat het Uwv terecht heeft gehandeld en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank benadrukt dat de rapporten van de verzekeringsarts aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen en dat eiser niet voldoende medische onderbouwing heeft geleverd om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige niet zelf de medische beoordeling kan aanvullen en dat de geselecteerde functies niet onzorgvuldig zijn gekozen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van het Uwv in stand blijft en eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5580

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Meijer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1. Eiser was werkzaam als customer care medewerker voor gemiddeld 35,86 uur per week. Hij heeft zich op 19 september 2022 ziekgemeld.
2. Het Uwv heeft beslist dat eiser per 13 april 2024 geen recht meer heeft op ziekengeld. De reden hiervoor is dat eiser meer kan verdienen dan 65% van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Dit is beoordeeld naar het moment één jaar na de ziekmelding. Daarom wordt dit de eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) genoemd. Dit alles staat in het besluit van het Uwv van 12 maart 2024.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het Uwv is met de beslissing op bezwaar van 22 juli 2024 bij het besluit gebleven.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen die beslissing op bezwaar. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft beroep op 4 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser, vergezeld door mr. B. Meijer, deelgenomen. Ook de gemachtigde van het Uwv was aanwezig.

Geheimhouding medische gegevens

6. Om te voorkomen dat na publicatie van deze uitspraak medische informatie herleidbaar is tot eiser, zal de rechtbank de medische omstandigheden van de zaak niet expliciet bespreken in de uitspraak.

Hoe toetst de rechtbank?

7. De rechtbank past bij de beoordeling het volgende kader toe. Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen, bevatten geen tegenstrijdigheden en zijn voldoende begrijpelijk.
8. De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is dan wel aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt, zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Wat vindt de rechtbank?

9. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv het besluit terecht heeft genomen. De beroepsgronden slagen niet. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
De medische beoordeling
10. Eiser stelt dat sprake is van meer beperkingen dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn vastgesteld. Volgens eiser had in verband met zijn slaapproblemen ook een urenbeperking moeten worden opgenomen. Ter onderbouwing wijst eiser op verschillende stukken van artsen en medisch behandelaren. Volgens eiser had de verzekeringsarts bezwaar en beroep verdergaande conclusies aan de inhoud van die stukken moeten verbinden.
11. De rechtbank stelt vast dat de stukken waarnaar eiser ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verwezen, ook in de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn betrokken. Het gaat dus niet om nieuwe stukken en ook niet om stukken waarin wordt ingegaan om de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiser moet echter, om aannemelijk te maken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan die stukken andere medische conclusies had moeten verbinden, een rapport van een arts of medisch behandelaar overleggen waarin een ander licht wordt geworpen op de stukken en de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Nu is het slechts de eigen opvatting van eiser dat op basis van de beschikbare stukken tot een andere medische beoordeling had moeten worden gekomen, zonder dat daar een medische onderbouwing voor is. Dat is onvoldoende voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuiste medische conclusies heeft getrokken.
12. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidsdeskundige beoordeling
13. Vervolgens bespreekt de rechtbank de beroepsgronden van eiser die betrekking hebben op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
14. Eiser stelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten onrechte ervan uit is gegaan dat hij 40 uur per week kan werken. Uitgegaan had moeten worden van een urenbeperking en daarmee zouden functies die nu zijn geselecteerd, zijn afgevallen.
15. Deze stelling van eiser gaat uit van een onjuiste opvatting over de taak van de arbeidsdeskundige. In hoofdstuk 3 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is de taak van de arbeidsdeskundige beschreven. Het doel van het arbeidsdeskundig onderzoek is de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen. De arbeidsdeskundige gaat daarbij uit van de beperkingen die door de verzekeringsarts zijn vastgesteld. De arbeidsdeskundige voert niet zelf (nogmaals) het verzekeringsgeneeskundig onderzoek uit en vult de beperkingen ook niet aan. Als de verzekeringsarts in de slaapproblematiek geen aanleiding heeft gezien een urenbeperking op te nemen, is het niet aan de arbeidsdeskundige om daarvoor alsnog wel een beperking aan te nemen. Het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is daarom ook zonder dat daarin wordt uitgegaan van een urenbeperking niet onzorgvuldig.
16. Eiser stelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten onrechte functies heeft geselecteerd waarin een mate van samenwerken is vereist. Ten eerste stelt eiser dat ten onrechte geen beperking is opgenomen voor beoordelingspunt 2.12.4: sociaal functioneren – samenwerken. Ten tweede stelt eiser dat hij niet in staat is tot het niveau van samenwerken dat voor de geselecteerde functies is vereist. De betreffende functies vereisen meer samenwerking dan waar de arbeidsdeskundige van uitgaat.
17. Ten aanzien van het eerste punt overweegt de rechtbank dat het aan de verzekeringsarts is om te beoordelen of beperkingen in de functionele mogelijkheden lijst (FML) moeten worden opgenomen. De arbeidsdeskundige gaat uit van de door de verzekeringsarts in de FML opgenomen beperkingen. Voor zover eiser ervan uitgaat dat de arbeidsdeskundige wel de FML kan aanvullen met extra beperkingen, gaat eiser uit van een onjuiste opvatting over de taak van de arbeidsdeskundige, zoals hiervoor is uitgelegd. Voor zover eiser meent dat de verzekeringsarts ten onrechte niet ook voor beoordelingspunt 2.12.4 een beperking heeft opgenomen of samenwerken generiek heeft uitgesloten, ontbreekt de onderbouwing door een arts of medisch behandelaar waarmee het medische oordeel van de verzekeringsarts in twijfel zou kunnen worden getrokken.
18. Ten aanzien van het tweede punt overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige de functies selecteert met behulp van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Volgens vaste rechtspraak [1] dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens. Op die regel kan een uitzondering worden gemaakt als een betrokkene erin slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd te bestrijden of indien de rechter zelf twijfelt aan de juistheid van deze gegevens. De enkele stelling van eiser dat de geselecteerde functies ‘medewerker kleding en textielreiniging’ en ‘textielproductenmaker’ een hoger niveau van samenwerking vragen dan in de functiebeoordeling op basis van het CBBS is beschreven, is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de CBBS-gegevens.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het besluit van het Uwv om de betaling van het ziekengeld te beëindigen, in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Snoo, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, 8 augustus 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY6390.