Wat vindt de rechtbank?
9. De rechtbank vindt dat eiser in deze zaak gelijk heeft. Dat betekent dat de rechtbank het eens is met de stelling van eiser dat het besluit van het Uwv onvoldoende is onderbouwd omdat de advisering door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het Uwv moet daarom een nieuwe beoordeling uitvoeren en een nieuw besluit nemen. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij dit vindt. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
Het bezwaar tegen het besluit 1
10. Eiser stelt dat het Uwv ten onrechte heeft aangenomen dat hij beoogde bezwaar te maken tegen besluit 1. In de beslissing op bezwaar heeft het Uwv dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de termijn voor het maken van bezwaar reeds ruimschoots was verstreken.
11. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat het de taak van de bestuursrechter is om geschillen te beslechten. De bestuursrechter is daarom alleen gehouden om een beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan inhoudelijk te beoordelen, als de indiener van het beroep daarbij een actueel en reëel belang heeft. Eiser moet het doel dat hij nastreeft met zijn beroep kunnen bereiken. Als dat belang is vervallen, doet de bestuursrechter geen uitspraak alleen maar vanwege de principiële betekenis daarvan.
12. Voor zover het beroep van eiser gericht is tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen besluit 1, ontbreekt het procesbelang. Eiser wilde geen bezwaar maken en streeft met betrekking tot het besluit 1 dus geen doel na. De vraag of het Uwv het bezwaar dat eiser niet wilde maken terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege de overschrijding van de termijn, levert geen actueel en reëel belang op. In zoverre is het beroep daarom niet-ontvankelijk.
13. De beroepsgrond slaagt niet.
Het bezwaar tegen besluit 2
14. Eiser stelt dat zijn bezwaar tegen besluit ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
15. Het Uwv heeft besluit 3 vastgesteld ter vervanging van besluit 2. Op grond van de wet was het bezwaar van eiser daarmee ook gericht tegen besluit 3.Omdat besluit 2 geheel vervangen was door besluit 3, had eiser geen belang meer bij zijn bezwaar tegen besluit 2. De vraag of het Uwv het bezwaar van eiser tegen besluit 2 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat dit besluit was vervangen door besluit 3, levert geen actueel en reëel belang op. In zoverre is het beroep daarom niet-ontvankelijk.
De betrokkenheid van de ex-werkgever in de bezwaarprocedure
16. Eiser stelt dat de ex-werkgever ten onrechte betrokken is in de bezwaarprocedure en dat deze in de beroepsprocedure geen rol zou mogen spelen.
17. De rechtbank stelt vast dat de ex-werkgever in de bezwaarprocedure korte tijd betrokken is geweest omdat deze ook zelf bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 24 april 2023. Dit bezwaar is daarna weer ingetrokken.
18. Omdat de ex-werkgever zelf bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 24 april 2023, was hij partij in de bezwaarprocedure. Het Uwv heeft de ex-werkgever terecht in die procedure betrokken.
19. De beroepsgrond slaagt niet.
Eiser is niet gehoord in bezwaar
20. Eiser stelt dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase van de procedure.
21. Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Awb moet het Uwv een belanghebbende horen voordat op het bezwaar wordt beslist. In artikel 7:3 Awb zijn verschillende situaties beschreven waarin van het horen mag worden afgezien. Een van deze situaties is dat de belanghebbende verklaart geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.
22. De rechtbank is van oordeel dat van het horen in bezwaar mocht worden afgezien. In een brief van 26 oktober 2023 schrijft eiser aan het Uwv dat hij door zijn lichamelijke en psychische klachten niet in staat is zijn bezwaar telefonisch of mondeling toe te lichten, dat de zaak zo omvangrijk is dat daar met 200 hoorzittingen in 3 jaar tijd nog geen recht aan kan worden gedaan, dat hij geen zin en energie heeft voor een hoorzitting en dat de standpunten zo ver uit elkaar liggen dat hij daarover nooit met het Uwv in gesprek wil gaan. Het Uwv heeft dit terecht gezien als een verklaring dat eiser geen gebruik wil maken van het recht te worden gehoord en mocht daarom afzien van het horen van eiser.
23. De beroepsgrond slaagt niet.
De uitkering: WGA of IVA?
24. Eiser stelt dat het Uwv ten onrechte in de beoordeling heeft aangenomen dat behandeling mogelijk is en dat zijn situatie nog kan verbeteren. Op deze basis is een WGA WIA-uitkeringtoegekend, in plaats van een IVA WIA-uitkering.Volgens eiser had wel een IVA WIA-uitkering moeten worden toegekend, omdat hij inmiddels is uitbehandeld en daarmee de vereiste duurzaamheid is gegeven.
25. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 15 december 2023, waarop de beslissing op bezwaar berust, overweegt dat wel sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, maar dat deze niet duurzaam is. De verzekeringsarts verwacht dat verbetering van de belastbaarheid mag worden verwacht als gevolg van een multidisciplinair traject dat in mei 2023 wordt gestart.
26. Op de zitting heeft eiser verschillende stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat verdere behandeling niet mogelijk is en zijn situatie niet kan verbeteren.
- Dit betreft allereerst een brief van de behandelend anesthesioloog van het [ziekenhuis] van 21 februari 2024. Hierin staat dat eiser, na bespreking in het multidisciplinair overleg, is aangemeld bij de pijnconsulente voor een VR-traject en een pijncursus. Ook staat er dat er verder geen behandelopties zijn.
- Ten tweede is er een brief van de behandelend huisarts van 25 april 2024. In deze brief wordt een samenvatting gegeven van de medische situatie en de verschillende trajecten die zijn doorlopen, inclusief het traject bij het pijnteam van het [ziekenhuis] waarvoor eiser was aangemeld, zoals genoemd in de brief van de anesthesioloog. De huisarts concludeert dat de behandeltrajecten niet hebben geleid tot een situatie van verhoogde belastbaarheid en dat eiser is uitbehandeld zonder uitzicht op duurzaam herstel.
27. De rechtbank heeft het Uwv gevraagd op deze stukken te reageren. Het Uwv heeft door middel van een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geantwoord dat ondanks dat de huisarts concludeert dat eiser uitbehandeld is, hij van oordeel is dat een behadeling nog wel mogelijk is, in de vorm van een multidisciplinaire aanpak.
28. De rechtbank is van oordeel dat dit laatste standpunt van het Uwv tegenstrijdig en onbegrijpelijk is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 15 december 2023 geen duurzaamheid aangenomen, omdat nog een multidisciplinair traject was ingezet met de verwachting dat dit tot verbetering zou leiden. Dat traject is afgerond en eiser heeft de conclusies overgelegd. Eerst de conclusie van het multidisciplinair overleg aan het einde van die behandeling: eiser is behoudens een behandeling door de pijnconsulente uitbehandeld. En ten tweede een brief van de huisarts van ná de behandeling door de pijnconsulente, met als conclusie dat ook die behandeling geen soelaas heeft geboden en dat eiser daarom geheel uitbehandeld is. Het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat nog wel behandeling mogelijk is in de vorm van een multidisciplinaire aanpak is onbegrijpelijk nu juist na het doorlopen van een multidisciplinaire behandeling is geconcludeerd dat eiser is uitbehandeld. Dit standpunt is ook tegenstrijdig met het eerdere standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport waarop de beslissing op bezwaar berust. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken nog maar één conclusie mogelijk is, namelijk dat de arbeidsongeschiktheid van eiser volledig en duurzaam is.
29. Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen, maar alleen als die rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten, en voldoende begrijpelijk zijn. In dit geval wordt niet aan deze criteria voldaan.
30. De beroepsgrond slaagt.