8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in het openbaar bedreigen met een mes, het dragen van dit mes en een mishandeling. Deze bedreiging en mishandeling waren gericht op willekeurige voorbijgangers. De bedreiging bestond eruit dat verdachte het slachtoffer, die bezig was met zijn krantenwijk, doodsbedreigingen toeriep terwijl hij met een mes in zijn hand stekende bewegingen maakte. Uit de aangifte volgt dat het slachtoffer hierdoor erg is geschrokken. De rechtbank acht het zeer kwalijk en zorgelijk dat verdachte zich, schijnbaar uit het niets, in het openbaar dreigend uit en gewelddadig is tegen voor hem onbekende personen. Dit handelen van verdachte heeft niet alleen angst ingeboezemd bij de slachtoffers maar draagt ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het 33 pagina’s tellende strafblad van verdachte van 8 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte meermaals is veroordeeld voor geweldsfeiten. Verdachte liep ten tijde van het bewezenverklaarde in een viertal proeftijden die aan hem opgelegd waren wegens onder andere een vernieling, bedreiging en beledigingen. Het onder feit 3 bewezenverklaarde heeft verdachte bovendien gepleegd terwijl hij in de schorsing van de voorlopige hechtenis liep van het onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde. Verdachte was aldus een meer dan gewaarschuwd mens.
Adviezen van deskundigen
Over verdachte zijn onder andere de volgende rapporten opgemaakt:
- een psychiatrisch onderzoek pro-Justitia van 15 november 2024, opgemaakt door T. den Boer, psychiater;
- een psychologisch onderzoek pro-Justitia van 15 november 2024, opgemaakt door J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog.
Beide deskundigen constateren dat verdachte kampt met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, ernstige verslavingsproblematiek en een psychotische stoornis dan wel een kwetsbaarheid voor psychotische ontregeling. Door de psychiater wordt daarbij opgemerkt dat de bij verdachte geconstateerde persoonlijkheidsstoornis gepaard gaat met paranoïde kenmerken.
De psychiater adviseert om de ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog adviseert eveneens om het onder feit 1 en 3 ten laste gelegde ten minste verminderd toe te rekenen. Volgens haar kan het onder feit 2 ten laste gelegde volledig aan verdachte worden toegerekend maar kan niet volledig worden uitgesloten of sprake was van irreële achterdocht of angst.
Het recidiverisico & adviezen voor het voorkomen van recidive
Uit de rapportage van de psychiater volgt het volgende.
Bij verdachte is sprake van een patroon van met name vermogens- en geweldsdelicten. In het verleden zijn al meerdere interventies ingezet om dit patroon te doorbreken. In het licht van eerdere zeer ernstige uitingen van geweld, wordt het risico van recidive van feiten zoals ten laste gelegd, maar ook van feiten van een ernstiger aard, als hoog ingeschat. Verdachte heeft onvoldoende inzicht in zijn problematiek en daarnaast onvoldoende of zelfs een ontbrekende motivatie voor behandeling, afgezien van woonbegeleiding. Vanwege de eerdere behandelpogingen wordt een noodzaak gezien voor een langdurige klinische start. Vanwege het risico dat uitgaat van verdachte met name als wantrouwen toeneemt of als zaken anders lopen dan hij wenst, dient deze behandeling vorm te krijgen binnen een beveiligde omgeving. Een zorgmachtiging wordt niet als een passend juridisch kader gezien vanwege de benodigde duur van de behandeling en het risico dat van verdachte uitgaat. Enkel het kader van de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt gezien als een reële optie om te komen tot behandeling en daadwerkelijke vermindering van het recidiverisico.
Uit de rapportage van de psycholoog volgt het volgende.
Het risico op een geweldsdelict wordt als hoog ingeschat. Het risico wordt sterk afhankelijk geacht van de mate van structuur en bescherming rondom betrokkene en de mogelijkheid tot direct ingrijpen vanuit zijn omgeving op momenten van dreigende ontregeling. Gebleken is dat de huidige hulpverlening via Lister onvoldoende bescherming kan bieden om het recidiverisico te verlagen. Verdachte probeert zich wel aan voorwaarden te houden om te voorkomen dat hij zijn huis en vrijheid verliest, maar dit lukt hem niet als gevolg van de beschreven problematieken.
Bij verdachte is sprake is van een forse justitiële- en hulpverleningsgeschiedenis wat de ernst en de hardnekkigheid van de problematiek onderstreept. Voor behandeling van de problematiek van verdachte is een langer durende klinische behandeling nodig. Aan verdachte is tweemaal de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) opgelegd met daarbij plaatsing in een forensische verslaving kliniek maar dit heeft niet geleid tot een consistent laag risico. Behandeling van verdachte dient zich niet alleen te richten op de verslaving maar ook op de psychiatrische en de persoonlijkheidsproblematiek.
Er worden geen mogelijkheden meer gezien om het hoge risico op recidive met behulp van een bijzondere voorwaarde bij de strafoplegging, een ISD-maatregel of een TBS met voorwaarden te verkleinen. Voorwaarden zijn onvoldoende om de momenten waarin de ontregeling zich voordoet te voorkomen. Ook het kader van een zorgmachtiging voldoet niet omdat dit niet gericht is op recidivevermindering. Er wordt een maatregel TBS met dwangverpleging geadviseerd met als doel het recidiverisico te verkleinen door betrokkene via deze route uiteindelijk te laten landen in een beschermde woonvorm met 24 uurs toezicht, forensisch-psychiatrische en verslavingsexpertise, intensieve dagelijkse begeleiding en voldoende mogelijkheden om de veiligheid te waarborgen.
De oplegging van een straf en maatregel
De straf
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook ten aanzien van het onder feit 2 bewezenverklaarde gelet op de door de deskundigen bij verdachte vastgestelde stoornissen met bijbehorende kenmerken en kwetsbaarheden en feit 2 (grotendeels) op hetzelfde moment is begaan als feit 1. De rechtbank houdt hier in strafverminderende zin rekening mee.
Gelet op de recidive van verdachte kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Rekening houdend met de verminderende toerekeningsvatbaarheid van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het onder feit 1 en 3 bewezenverklaarde een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden is.
Met inachtneming van hetgeen de rechtbank hierna zal oordelen over de TBS-maatregel, acht de rechtbank het niet passend en geboden om aan verdachte ook nog een straf op te leggen voor het onder feit 2 bewezenverklaarde. Daarbij krijgt de verdachte al straf voor onder andere het dreigen met het mes (feit 1) en vindt de rechtbank het in dit geval niet passend en geboden om ook nog een straf op te leggen voor het dragen van datzelfde mes voorafgaand, tijdens en direct na diezelfde bedreiging. Om deze reden zal zij bepalen dat voor het onder feit 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie omdat zij de feiten en omstandigheden anders weegt.
De TBS-maatregel
De rechtbank zal de adviezen van de deskundigen volgen en aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging opleggen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van een dergelijke maatregel is voldaan. Zoals hiervoor is overwogen blijkt uit de rapportages van de deskundigen dat bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens. Bedreiging wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder sub a Wetboek van Strafrecht (Sr), als een misdrijf waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel. Uit het strafblad van verdachte, zijn behandelgeschiedenis en de bevindingen van de deskundigen, blijkt dat de kans dat verdachte in de toekomst recidiveert zonder verder behandeling groot is. Bij verdachte is sprake van een uitgebreide en forse justitiële en hulpverleningsgeschiedenis en eerdere interventies hebben niet het gewenste effect gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank is een gestructureerde en intensieve behandeling binnen het TBS-kader nodig om de maatschappij tegen verdachte en verdachte tegen zichzelf te beschermen. Dit is ook nodig om verdachte op termijn en op een verantwoorde manier een perspectief te kunnen bieden op een vorm van eigen regie en zelfstandigheid. De bewezenverklaarde feiten laten zien dat de huidige wijze waarop dit wordt getracht vorm te geven, ondanks alle goede en de maximale inspanningen van Lister, onvoldoende is om recidive te voorkomen.
Een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende kans van slagen, omdat bij verdachte een gebrek is aan probleeminzicht. Ter zitting heeft de rechtbank dit zelf ook gezien. Verdachte heeft, bij herhaald doorvragen, verklaard alleen een probleem te hebben op het gebied van alcohol maar aangegeven dat hij zelfstandig kan en gaat stoppen met alcoholgebruik. Uit de rapportages van de reclassering die zich in het dossier bevinden volgt bovendien dat ook de reclassering geen heil ziet in het opleggen van reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden en zij zich zorgen maken om de vele pro-criminele uitspraken van verdachte.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een TBS-maatregel met dwangverpleging op dit moment het meest passende kader is waarbinnen de behandeling van verdachte kan plaatsvinden en dat veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel vereist.
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank zal de TBS met dwangverpleging opleggen voor ongemaximeerde duur en overweegt daartoe als volgt. De bewezenverklaarde bedreiging is niet zonder meer aan te merken als een geweldsmisdrijf in de zin van artikel 38e Sr, waardoor de TBS-maatregel met dwangverpleging in beginsel de maximale duur van vier jaar niet te boven kan gaan. Onder omstandigheden kan echter ook in zo’n geval een ongemaximeerde tbs-maatregel worden opgelegd. Die situatie doet zich hier voor.
Uit de hierboven beschreven omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde bedreiging is begaan, volgt dat de bedreiging gepaard is gegaan met non-verbaal agressief gedrag van verdachte, namelijk het tonen van en steekbewegingen maken met een mes. Met dit non-verbale agressieve gedrag heeft verdachte laten zien dat hij bereid is om de daad bij zijn woorden te voegen. De rechtbank ziet ook dat de situatie mogelijk anders was afgelopen in het geval dat het slachtoffer een andere huidskleur en/of afkomst had gehad. Bovendien volgt uit het strafblad van verdachte en de bewezenverklaarde mishandeling dat verdachte gewelddadig handelen niet schuwt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde bedreiging gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat sprake is van een geweldsmisdrijf in de zin van artikel 38e Sr. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Voorlopige hechtenis
Omdat de rechtbank een maatregel oplegt die vrijheidsbeneming met zich brengen, zal zij het bevel voorlopige hechtenis niet opheffen.