ECLI:NL:RBMNE:2025:1273

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
16/303894-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vervalsen van identiteitsbewijzen en vrijspraak voor medeplegen van gebruik en oplichting

Op 12 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervalsen van identiteitsbewijzen en het medeplegen van het gebruik van deze vervalste documenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 12 tot en met 18 december 2023 samen met anderen zeven identiteitsbewijzen heeft vervalst in Utrecht en Etten-Leur. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van medeplegen van het gebruik van vervalste identiteitsbewijzen en oplichting, omdat er onvoldoende bewijs was voor een gezamenlijke uitvoering van deze feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte op verzoek van haar broer handelde en dat er geen sprake was van voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar blanco strafblad en haar rol als moeder van twee jonge kinderen. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijke strafdeel, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/303894-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op ter terechtzitting van 26 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.P. Jansen en van wat verdachte en haar raadsman, mr. Z. Yeral, advocaat in Roosendaal, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in of omstreeks de periode van 12 december 2023 t/m 18 december 2023:
Feit 1:in Utrecht en Etten-Leur samen met anderen 7 identiteitsbewijzen heeft vervalst;
Feit 2:in Utrecht en Etten-Leur samen met anderen identificerende persoonsgegevens van 7 personen heeft gebruikt door met hun vervalste identiteitsbewijzen telefoonabonnementen af te sluiten;
Feit 3:in Utrecht samen met anderen een medewerker van [winkel] en meerdere telefoonproviders heeft opgelicht door met valse identiteitsgegevens een telefoonabonnement met telefoon af te sluiten en de telefoons bij de [winkel] af te halen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen zijn. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang bij de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van het ten laste gelegde medeplegen: de medeverdachte heeft alleen gehandeld.
De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang bij de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3.1
Het oordeel van de rechtbank
4.3.2
Vrijspraak voor het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het gebruiken van vervalste identiteitskaarten voor het afsluiten van telefoonabonnementen en het afhalen van telefoons bij de [winkel] . Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat zij op verzoek van haar broer, de medeverdachte, een aantal keren identiteitsbewijzen heeft vervalst maar dat zij niet wist waarom zij dit moest doen. Uit het dossier volgt dat het verdachtes broer is geweest die:
  • het contact met de minderjarige slachtoffers heeft gehad;
  • het merendeel van de identiteitsbewijzen heeft vervalst;
  • de vervalste identiteitsbewijzen heeft gebruikt om telefoonabonnementen af te sluiten;
  • en de telefoons heeft opgehaald bij de [winkel] .
Gelet hierop is de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan deze feiten is van onvoldoende gewicht.
4.3.3
De bewijsmiddelen voor het onder feit 1 ten laste gelegde
Het feit is door verdachte begaan, voor zover het gaat om het vervalsen van de identiteitskaart van [A.] . Verdachte heeft het laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
  • een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2023385955-16, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, over het onderzoek aan de telefoon van medeverdachte, doorgenummerde pagina 51-52 en bijbehorende bijlage, doorgenummerde pagina 305.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen van dit feit, omdat uit het dossier niet blijkt dat er iemand anders betrokken was bij het vervalsen van de identiteitskaart van [A.] . De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het vervalsen van de andere 6 identiteitskaarten, omdat uit het dossier niet volgt dat zij betrokken was bij het vervalsen van de identiteitskaarten van deze specifieke personen die op de tenlastelegging vermeld staan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
omstreeks de periode van 12 december 2023 tot en met 18 december 2023 te Etten-Leur een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een identiteitskaart op naam van [A.] heeft vervalst.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht vervalsen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie
bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan een
gedeelte van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere
voorwaarden de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte het vervalsen van een identiteitsbewijs bekent, zij een blanco strafblad heeft en moeder is van twee jonge kinderen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op de terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervalsen van een identiteitsbewijs van een minderjarig slachtoffer, door met een daarvoor bedoelde app op haar telefoon de geboortedatum te wijzigen in een afbeelding van het identiteitsbewijs.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het blanco strafblad van verdachte en op het reclasseringsrapport 14 februari 2025. Verdachte vindt dat zij geen hulp nodig heeft, maar de reclassering vindt dat het goed is als zij begeleid en gemonitord wordt met betrekking tot haar bestedingspatroon, gokken, arbeidswensen, wonen en het contact met haar familie. De reclassering adviseert in het geval van een deels voorwaardelijke straf de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht en de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 60 uren waarvan een gedeelte van 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank legt een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie en van de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen geld voor een bedrag van € 400,- verbeurd moet worden verklaard en voor het overige terug wordt gegeven aan verdachte. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen geld (€ 490,- en € 1850,-,) omdat niet vastgesteld kan worden dat het geld een relatie heeft met het bewezenverklaarde feit.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 en onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
- bepaalt dat van de taakstraf
een gedeelte van 20 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden de volgende:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt binnen zich drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34 te Breda, nadat zij telefonisch 088-8041505 en afspraak heeft gemaakt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
Verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 490 EUR IBG 21-12-2023 (Omschrijving: PL0900-2023385955-G3270551)
  • 1850 EUR IBG 21-12-2023 (Omschrijving: PL0900-2023385955-G3270544).
Dit vonnis is gewezen door mr. K. de Meulder, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Bemmelen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 maart 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zij in of omstreeks de periode van 12 december 2023 tot en met 18 december 2023 te
Utrecht en/of Etten-Leur , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een reisdocument
en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht,
te weten
- een identiteitskaart en/of paspoort op naam van [B.] ,
- een identiteitskaart en/of paspoort op naam van [C.] ,
- een identiteitskaart en/of paspoort op naam van [D.] ,
- een identiteitskaart en/of paspoort op naam van [E.] ,
- een identiteitskaart en/of paspoort op naam van [F.] ,
- een identiteitskaart en/of paspoort op naam van [A.] , en/of
- een identiteitskaart en/of paspoort op naam van [G.] ,
valselijk heeft opgemaakt of vervalst;
( art 231 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
zij in of omstreeks de periode van 12 december 2023 tot en met 18 december 2023 te
Utrecht en/of Etten-Leur , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk en
wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische
persoonsgegevens, van een ander te weten
de naam en/of de geboortedatum en/of het adres en/of het rekeningnummer en/of
het documentnummer van
- [B.] ,
- [C.] ,
- [D.] ,
- [E.] ,
- [A.] ,
- [G.] , en/of
- [H.]
heeft gebruikt door een telefoonabonnement af te sluiten met het oogmerk om
zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te
misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
( art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 231b Wetboek van Strafrecht )
3
zij in of omstreeks de periode van 12 december 2023 tot en met 18 december 2023 te
Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of
een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van) [winkel] en/of een of
meerdere telefoonproviders heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het
verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afsluiten van een of
meerdere telefoonabonnement(en) en/of de afgifte van een of meerdere telefoon(s),
door
- met valse identiteitsgegevens en/of identiteitsgegevens van anderen een
telefoonabonnement met telefoon af te sluiten en/of
- ( vervolgens) de telefoon(s) bij de [winkel] af te halen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )