ECLI:NL:RBMNE:2025:1303

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
16-162594-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen minderjarige verdachte wegens seksueel misbruik van zusje en broertje

In deze strafzaak is de minderjarige verdachte beschuldigd van het seksueel misbruiken van zijn zusje en broertje over een periode van drie jaar. De rechtbank heeft op 11 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de verdachte aanwezig was, wat resulteerde in een vonnis op tegenspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn zusje, maar heeft hem vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot zijn broertje. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 75 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en bijzondere voorwaarden zoals aanbevolen door de reclassering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, en benadrukte het belang van hulpverlening en behandeling voor de verdachte. De zaak is gevoelig en complex, gezien de leeftijd van de betrokkenen en de aard van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-162594-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2007] te [geboorteplaats] (Oekraïne),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] ,
verblijvende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte] heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op de zitting van 11 maart 2025 en de zaak is op deze dag inhoudelijk behandeld. [verdachte] was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] zelf, zijn advocaat mr. J. Mens, advocaat in Amsterdam, en de officier van justitie, mr. N. Schapendonk.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] ervan dat hij ontucht heeft gepleegd met zijn zusje en broertje. De verdenking staat beschreven in de gewijzigde tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
Feit 1 primair:
in de periode van 18 augustus 2019 tot 1 september 2023 in Woerden, Soest en/of Oekraïne met [slachtoffer 1] , die op dat moment de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
Feit 1 subsidiair:
in de periode van 18 augustus 2019 tot 1 september 2023 in Woerden, Soest en/of Oekraïne met [slachtoffer 1] , die op dat moment de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
Feit 2 primair:
in de periode van 18 augustus 2019 tot 1 september 2023 in Woerden, Soest en/of Oekraïne met [slachtoffer 2] , die op dat moment de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van zijn lichaam:
Feit 2 subsidiair:
in de periode van 18 augustus 2019 tot 1 september 2023 in Woerden, Soest en/of Oekraïne met [slachtoffer 2] , die op dat moment de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het als feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en vordert vrijspraak voor het onder feit 2 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor beide ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van feit 1 niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van seksueel binnendringen. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat voor beide feiten onvoldoende steunbewijs is voor de verklaringen van [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) [slachtoffer 1] . Daarmee is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring en moet vrijspraak volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De bewijsmiddelen die erop wijzen dat [verdachte] ontucht zou hebben gepleegd met zijn broertje [slachtoffer 2] , hebben allemaal dezelfde bron, namelijk hun zusje [slachtoffer 1] . In het dossier is voor het overige geen bewijs voorhanden dat die verklaring (op dit punt) ondersteunt. [slachtoffer 2] heeft er zelf dus ook niet over verklaard. [verdachte] zal daarom voor dit feit worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Uitganspunt
Zedenzaken laten zich kenmerken als bewijstechnisch moeilijke zaken. Over het algemeen waren er maar twee personen aanwezig bij de ten laste gelegde seksuele handeling en staan de verklaringen van het slachtoffer tegenover die van de verdachte. Getuigen zijn er meestal niet. In geval van een ontkennende verdachte, zoals in deze zaak, moet de rechtbank eerst beoordelen of de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en daarnaast moet zij bepalen of voor die verklaring voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
De rechtbank acht in deze zaak bewezen dat [verdachte] ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , op basis van de bewijsmiddelen die in het vervolg worden weergegeven. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1]
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] op zichzelf betrouwbaar. In grote lijnen is deze verklaring consistent, de verklaring is gedetailleerd en komt authentiek over. De verklaring van [slachtoffer 1] bij de politie komt grotendeels overeen met wat ze tegen haar gezinshuisouders heeft verteld. Dat haar verklaring niet volledig consistent is, past bij haar leeftijd en het gevoelige onderwerp. In haar verklaring benoemt zij daarnaast dat bepaalde handelingen pijn hebben gedaan en vertelt zij over specifieke seksuele handelingen. Omdat de meeste meisjes van haar leeftijd daar nog niet mee bekend zullen zijn, maakt dat haar verklaring authentiek.
Wel stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over het seksueel binnendringen niet consistent zijn. [slachtoffer 1] heeft wisselend verklaard over het penetreren met de piemel in de vagina en anus en dat geldt ook voor het betasten met de vingers. Aan haar gezinshuisouders heeft ze verteld dat dat wel is gebeurd, terwijl ze tijdens het verhoor in de kindvriendelijke studio, waarin zij werd gehoord door een zedenrechercheur, verklaarde dat [verdachte] heeft geprobeerd bij haar binnen te dringen, maar dat dit niet is gelukt. Over de vingers heeft ze tijdens het studioverhoor niks verteld. Niet valt uit te sluiten dat de gezinshuisouders onbewust een bekrachtigende rol hebben gehad en dat dit [slachtoffer 1] heeft aangemoedigd om meer te vertellen. Vanwege de op onderdelen wisselende verklaringen neemt de rechtbank bij de beoordeling van het bewijs de verklaring van [slachtoffer 1] tijdens het studioverhoor als uitganspunt.
Steunbewijs
In de tweede plaats moet de rechtbank bepalen of voor wat [slachtoffer 1] heeft gezegd tijdens het studioverhoor voldoende steunbewijs uit een andere bron in het dossier aanwezig is. Voor een bewezenverklaring is nodig dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , die door [verdachte] stellig wordt ontkend, in voldoende mate steun vindt in de rest van het dossier. De rechtbank licht hierna toe in hoeverre daarvan sprake is.
De studioverklaring van [slachtoffer 1] wordt op relevante onderdelen ondersteund door de verklaringen van haar gezinshuisvader [getuige 1] , broertje [slachtoffer 2] en getuige [getuige 2] . Uit deze verklaringen blijkt dat de gezinshuisvader [verdachte] heeft betrapt in het bed van [slachtoffer 1] , terwijl hij een erectie leek te hebben. Haar broertje [slachtoffer 2] was tijdens dat incident aanwezig en heeft daar bij de politie over verklaard. Hij heeft onder meer verklaard dat [slachtoffer 1] zei dat [verdachte] weg moest gaan toen hij bij haar in bed ging liggen. De moeder van [verdachte] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft aan [getuige 2] verteld dat [verdachte] in de periode dat ze in Oekraïne woonden [slachtoffer 1] heeft misbruikt. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende ondersteunen.
Vrijspraak voor feit 1 primair en partiële vrijspraak voor feit 1 subsidiair
Omdat de rechtbank het studio-verhoor van [slachtoffer 1] als uitgangspunt neemt, waarbij zij heeft verklaard dat [verdachte] niet bij haar is binnen gedrongen, komt de rechtbank tot een vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde en voor dit deel van de handelingen die ook onder feit 1 subsidiair ten laste zijn gelegd. Datzelfde geldt voor het betasten van lichaamsdelen van [slachtoffer 1] , ook daar heeft zij in het studioverhoor niet over verklaard.
De overige tenlastegelegde ontuchtige handelingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, omdat [slachtoffer 1] hierover heeft verklaard en die verklaring steun vindt. De inhoud van de bewijsmiddelen waarop de rechtbank dit oordeel baseert, volgen hierna.
Bewijsmiddelen: feit 1 subsidiair [1]
Proces verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor [slachtoffer 1] van 21 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
V: En je hebt verteld over die keer dat je in bed lag, en [slachtoffer 2] beneden en dat [verdachte] bij jou het trappetje op ging klimmen en bij jou in bed kwam. Heb je toen de piemel van [verdachte] gezien of alleen gevoeld?
A: Echt gezien.
V: En waar ging hij met zijn piemel?
A: hij ging tegen mijn bil maar het lukte niet om hem erin te stoppen
V: En toen zei je dat hij je ging uitkleden?
A: Ja een klein beetje maar lukte niet.
V: Wat had [verdachte] aan?
A: Een onderbroek.
V: En je had ook nog iets verteld over die, waarmee je plast, Is dat één keer gebeurd of vaker?
A: Vaker. Soms als mama weggaat dan gaat hij heel raar doen. Heel raar.
V: Kan jij mij nog over één keertje vertellen over hoe dat dan ging? Iets over dat hij jou bij “die” ging likken.
A: Gewoon “spelletje spelletje” en dan dat doen.
V: Maar als het goed is heb je kleren aan. Hoe kan het dat [verdachte] daar dan wel kan likken?
A: Uitkleden.
V: Met wat doet [verdachte] dan dat likken?
A: Met tong
V: Waar was dat?
A: In Oekraïne en ook een beetje in Nederland.
V: Maar je zei dat de piemel van [verdachte] in jou billen maar dat het niet was gelukt. Zijn er dingen die wel zijn gelukt
A: ja het likken, en dat andere is niet gelukt
V: Heb jij wel een iets bij [verdachte] moeten doen?
A: Ja soms moet ik zijn piemeltje vasthouden. Dat vind ik een beetje spannend maar hij zegt dat en ik doe dat.
V: Moest je dan vasthouden of ook iets doen?
A: Ook iets doen.
V: Wat moest je doen?
O: [slachtoffer 1] doen haar hand om een potlood tot een vuist en beweegt haar hand op een neer.
V: Is dat één keer of vaker gebeurd?
A: twee of één keer. Een paar keer.
V: En was dat in Nederland of in Oekraïne?
A: Oekraïne.
Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 7 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [3]
O: In de rapportage 20-08 staat dat de kinderen, [verdachte] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , bij elkaar sliepen en dat jij in de nacht gebonk hoorde.
A: Ik liep toen naar de slaapkamer en deed in één keer de deur open, zonder te kloppen. Het eerste wat ik zag was een leeg matras. [verdachte] lag in die tijd op een matras in de kamer. In de kamer staat ook een stapelbed. [slachtoffer 2] ligt beneden en [slachtoffer 1] ligt boven. [slachtoffer 2] zat recht overeind in bed en keek gespannen. [verdachte] lag bij [slachtoffer 1] in bed. Toen hij van het trapje af kwam zag ik dat hij in zijn onderbroek volgens mij een erectie had. Het was niet zo groot maar stond naar voren. Voor dat hij eruit kwam zag ik een geschrokken blik van hem.
Proces verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor [slachtoffer 2] van 21 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [4]
V: Wat deed hij bij [slachtoffer 1] in bed.
A: Hij ging zitten op bed, [verdachte] wilde bij [slachtoffer 1] slapen. [verdachte] wilde heel graag bij [slachtoffer 1] in bed slapen.
V: Wat deed hij in het bed
A: [verdachte] ging met zijn benen zo (doet benen lang uit) En hij deed hoofd tegen muur. [slachtoffer 1] zei: Ga weg, [slachtoffer 1] zei: “Weg”, maar dat deed hij niet.
V: Waren zij onder de deken of boven de deken?
A: [verdachte] had zijn hoofd boven de deken
Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 8 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [5]
V: Wat weet u over grensoverschrijdend gedrag van [verdachte] ?
A: Tijdens de kennismaking met moeder vertelde zij mij dat [verdachte] aan bepaalde medicatie zit want hij is niet in orde. Hij heeft wel eens aan het zusje gezeten en moeder wist niets over broertje. Moeder heeft verteld dat zij hem wel eens betrapt heeft met de broek naar beneden en dat hij zijn zusje had uitgekleed. Maar toen waren ze nog jong.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op meer tijdstippen in de periode van 18 augustus 2019 tot
1 september 2023 te Woerden en/of Soest en/of Oekraïne,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2015] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] en
- het likken van de vagina van die [slachtoffer 1] en
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het feit op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 300 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 285 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de jeugdreclassering is geadviseerd.
- een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [verdachte] heeft de rechtbank verzocht geen onvoorwaardelijke jeugddetentie en taakstraf op te leggen en de duur van de voorwaardelijke jeugddetentie te beperken. Daarnaast heeft de advocaat de rechtbank gevraagd bij de op te leggen straf rekening te houden met het belaste verleden van [verdachte] en zijn ontkennende houding niet in strafverzwarende zin mee te wegen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.4
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
[verdachte] heeft zich in een periode van drie jaren meerdere keren schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van zijn zusje. Zij was toen vier tot acht jaar oud. [verdachte] heeft met zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn zusje. Het is algemeen bekend dat dergelijk misbruik op zowel de korte als lange termijn ernstige gevolgen kan hebben, bijvoorbeeld wat de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer betreft. Dat het misbruik ook bij [slachtoffer 1] sporen heeft nagelaten blijkt uit de bij de politie afgelegde verklaring van de gezinshuisouders en de op zitting voorgelezen slachtofferverklaringen. Aannemelijk is dat zij ook later in haar leven de nadelige gevolgen van het misbruik nog zal ondervinden.
8.5
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
Strafblad
Uit het strafblad van [verdachte] blijkt dat hij niet eerder bij de strafrechter is geweest.
Pro Justitia Rapportage - 4 februari 2025
Over [verdachte] is een dubbel Pro Justitia Rapportage uitgebracht. De rapporteurs komen tot de conclusie dat er bij [verdachte] sprake is van een licht verstandelijke beperking en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Of dit van invloed is geweest op het door [verdachte] begaan van de ten laste gelegde feiten kan, vanwege de ontkennende houding van [verdachte] , niet worden beoordeeld. Rapporteurs stellen vast dat [verdachte] vaak liegt over dingen die gebeurd zijn. Zij vermoeden dat hij zich het liegen als een beschermingsmechanisme heeft aangeleerd, om straf te vermijden. In het verleden werd [verdachte] uitzonderlijk fors gestraft, waardoor het liegen als ‘reflex’ in hem is gaan zitten. Het ten laste gelegde kwam tot stand onder specifieke situationele omstandigheden (waarschijnlijk emotionele verwaarlozing, weinig sociale steun en onvoldoende toezicht, gedwongen migratie naar Nederland), waarbij sprake was van beschikbaarheid van slachtoffers, die door hun leeftijd kwetsbaar zijn. De kans op herhaling van een seksueel delict wordt als laag ingeschat. Externe structuur (woonbegeleiding, dagbesteding) is momenteel de belangrijkste beschermende factor. In de behandeling en begeleiding moeten beschermende factoren verder worden opgebouwd.
Beide rapporteurs adviseren daarom een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Ook zijn ze het eens over de behandeling van [verdachte] . De behandeling moet zien op het aanleren van praktische vaardigheden, ontwikkeling van normale seksualiteit, traumabehandeling, contact herstel tussen [verdachte] en zijn broertje en zusje en herstel van de relatie met moeder.
Advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) – 3 maart 2025
In het advies van de Raad staat dat het belangrijk is om door middel van psycho-educatie met [verdachte] te spreken over normale seksualiteit. Daarnaast moet er worden gewerkt aan het versterken van Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en moet ambulante traumabehandeling worden ingezet vanwege zijn traumatische voorgeschiedenis. De Raad benadrukt ook het belang dat [verdachte] bij [instelling] blijft wonen aangezien hij daar vertrouwd en bekend is geraakt.
De Raad adviseert de rechtbank om, bij een veroordeling, verplicht toezicht en verplichte begeleiding op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad om [verdachte] een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De Raad houdt daarbij rekening met het belaste verleden van [verdachte] en zijn verstandelijk beperking. Een behandeling biedt de beste mogelijkheid om het risico op recidive te beperken. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zal dit pad doorkruizen en heeft in geval van [verdachte] geen pedagogische meerwaarde. Als de rechtbank toch een onvoorwaardelijk strafdeel passend vindt, adviseert de Raad om een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Anders dan de rapporteurs van het dubbelpersoonlijkheidsonderzoek ziet de Raad momenteel geen ruimte voor contactherstel tussen [verdachte] en zijn broertje en zusje.
De Raad komt tot het volgende strafadvies: een voorwaardelijke jeugddetentie met (in het kort) als bijzondere voorwaarden: traumabehandeling , cognitieve gedragstherapie , psycho-educatie seksualiteit , overige behandeling indien nodig , verblijf en begeleiding bij en door [instelling] , dagbesteding en een contactverbod met broertje en zusje, tenzij dit wordt goedgekeurd door de gezinsvoogd .
Plan van aanpak Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de reclassering) – 20 januari 2025
De reclassering heeft een plan van aanpak voor [verdachte] opgesteld, waar in staat dat [verdachte] in het afgelopen half jaar een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij laat meer van zichzelf zien, staat open voor gesprekken met de jeugdreclasseringsmedewerker en heeft een meewerkende houding. [verdachte] komt zijn bijzondere voorwaarden goed na en krijgt nog steeds één op één begeleiding. Bij [instelling] is [verdachte] goed op zijn plek en krijgt hij basisvaardigheden aangeleerd, zoals voor zichzelf zorgen. De heer L. Jongeneel, jeugdreclasseringsmedewerker, heeft op de zitting van 11 maart 2025 aangevuld dat de reclassering ook in [verdachte] een slachtoffer ziet, onder andere door wat hem in Oekraïne is overkomen. Het is van belang dat het volgen van therapie wordt opgenomen als bijzondere voorwaarde. Tijdens gesprekken met [verdachte] is namelijk gebleken dat bij hem het beeld bestaat dat het ondergaan van therapie betekent dat je gek bent. Hij staat daardoor beperkt open voor het op vrijwillige basis volgen van therapie. Het soort therapie dat gevolgd zou moeten worden, is door de raadsonderzoeker bewust opengehouden. Hoewel de voorkeur wordt gegeven aan het aanbieden van traumatherapie in de vorm van ‘imaginaire rescripting’, is nog niet duidelijk of het mogelijk is een therapeut te vinden die gespecialiseerd is in het aanbieden van deze therapie én ook Russisch spreekt zoals [verdachte] . Door deze voorwaarde open te formuleren kan er ook nog voor een andere therapie worden gekozen die aansluit bij de problematiek van [verdachte] . Over het contact met zijn moeder, boertje en zusje is [verdachte] ambivalent. Van belang is een stabiele lijn vanuit de begeleiding.
Mevrouw [gezinsvoogd] , gezinsvoogd, vult aan dat alle drie de kinderen als slachtoffer worden gezien. [verdachte] had ook een grote zorgrol voor zijn broertje en zusje. Door [instelling] is veel geïnvesteerd in het aanleren van wat normale kaders zijn. [verdachte] gaat dat steeds beter begrijpen. Mw. [gezinsvoogd] kan zich vinden in het voorgestelde contactverbod met broertje en zusje, tenzij zij als gezinsvoogd voor dat contact toestemming geeft. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] starten na de intakegespreken in mei met therapie en naar aanleiding daarvan kan in overleg met de therapeuten worden besloten of contact tussen hen en [verdachte] haalbaar en wenselijk is.
8.6
Conclusie
De ernst van het bewezenverklaarde feit zou het opleggen van een jeugddetentie rechtvaardigen. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan, in het geval van minderjarige daders, voor
ontucht met een kind onder de 16 jaaruit van een taakstraf van 120 uren dan wel 60 dagen jeugddetentie. De rechtbank heeft dit oriëntatiepunt als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de straf. De persoonlijke omstandigheden van [verdachte] , zijn blanco strafblad en het Pro Justitia advies en de adviezen van de Raad en de jeugdreclassering zijn voor de rechtbank aanleiding om weliswaar een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, maar het onvoorwaardelijke deel te beperken tot de periode dat [verdachte] in voorarrest heeft gezeten. [verdachte] hoeft dus niet meer terug naar de jeugdgevangenis. De rechtbank heeft de rapporten van de deskundigen goed bekeken en ook goed geluisterd naar wat zij op zitting hebben verteld. [verdachte] is een kwetsbare jongen die ook zelf beschadigd is door wat er in zijn jeugd gebeurd is. Ook in [verdachte] ziet de rechtbank een slachtoffer. Hij is van slachtoffer tot dader verworden. Ondanks dat de rapporteurs van de Pro Justitia rapporten zich niet hebben uitgelaten over de toerekeningsvatbaarheid van [verdachte] , acht de rechtbank het aannemelijk dat door de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling er sprake is van een verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft dit ook meegewogen in de bepaling van de straf. De rechtbank vindt het dan ook belangrijk dat bij de strafbepaling de nadruk komt te liggen op hulpverlening. De rechtbank wil [verdachte] niet ontmoedigen in de positieve lijn die hij heeft ingezet. Het naleven van de op te leggen bijzondere voorwaarden zal veel van [verdachte] vragen. Om overvraging te voorkomen zal de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, geen werkstraf opleggen.
Gelet op het voorgaande legt de rechtbank aan [verdachte] op:
Een jeugddetentie van 75 dagen, met aftrek van het voorarrest (van 15 dagen), waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, waarbij de bijzondere voorwaarden zullen gelden zoals geadviseerd door de Raad. Deze straf is fors lager dan geëist door de officier van justitie. Dat komt in de eerste plaats doordat de rechtbank het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] niet bewezen acht. Daarnaast merkt de rechtbank [verdachte] expliciet wel aan als verminderd toerekeningsvatbaar. Verder vindt de rechtbank dat er in dit specifieke geval geen strafdoel bestaat dat gediend is met het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf. Hierbij heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de beperkte belastbaarheid van [verdachte] en dat het zowel voor hem als de maatschappij belangrijk is dat hij de tijd krijgt om te werken aan zichzelf en het vinden van een plaats in de (Nederlandse) samenleving.

9.VOORLOPIGE HECHTENIS

De rechtbank heft op het tegen verdachte verleende (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

10.IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN

9.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen telefoon wordt onttrokken aan het verkeer.
9.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.
9.3
Beoordeling
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer, te weten:
- 1 STK Telefoontoestel (PL0900-2024033525-G3344529, zwart,
merk: XIAOMI).
Gebleken is dat op deze telefoon kinderpornografisch materiaal aanwezig was.
Het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het feit 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het feit 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
75 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee)jaren vast;
Als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • meewerkt aan traumabehandeling zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan cognitieve gedragstherapie, en/of schematherapie, zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan psycho-educatie met betrekking tot seksualiteit;
  • meewerkt aan overige behandeling indien de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • zal verblijven bij, en meewerken aan de begeleiding van, [instelling] zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, waaronder school, dagbesteding en sport;
  • geen contact legt of laat leggen met de slachtoffers, tenzij dit wordt goedgekeurd door de gezinsvoogd.
Voorlopige hechtenis
- heft op het (reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
verklaart het voorwerp onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK Telefoontoestel (PL0900-2024033525-G3344529, zwart,
merk: XIAOMI).
Dit vonnis is gewezen door L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter en kinderrechter, mrs. G. Schnitzler en G.M.C. Klink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kroonbergs, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2025
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 augustus 2019 tot 1
september 2023 te Woerden en/of Soest en/of Oekraïne,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2015] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of één of meer vingers in de vagina
en/of anus van die [slachtoffer 1] en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten/voelen van de vagina en/of borsten en/of billen van die [slachtoffer 1]
en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] ;
1. subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 augustus 2019 tot
1 september 2023 te Woerden en/of Soest en/of Oekraïne,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2015] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of één of meer vingers in en/of tegen de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten/voelen van de vagina en/of borsten en/of billen van die [slachtoffer 1] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 augustus 2019 tot 1
september 2023 te Woerden en/of Soest en/of Oekraïne,
met [slachtoffer 2] , geboren op [2017] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus en/of mond van die [slachtoffer 2]
en/of
- het brengen van de penis van die [slachtoffer 2] in zijn, verdachtes, mond;
2 subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 augustus 2019 tot
1 september 2023 te Woerden en/of Soest en/of Oekraïne,
met [slachtoffer 2] , geboren op [2017] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in en/of tegen de anus en/of billen en/of mond van die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van de penis van die [slachtoffer 2] in en/of tegen zijn, verdachtes, mond;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (i) van 23 mei 2024, genummerd PL0900-2024033525, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 104 (hierna: algemeen dossier Maldon). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 58 t/m 65 – algemeen dossier Maldon
3.Pagina 44 t/m 50 – algemeen dossier Maldon
4.Pagina 73 t/m 75 – algemeen dossier Maldon
5.Pagina 51 t/m 53 – algemeen dossier Maldon