4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De bewijsmiddelen die erop wijzen dat [verdachte] ontucht zou hebben gepleegd met zijn broertje [slachtoffer 2] , hebben allemaal dezelfde bron, namelijk hun zusje [slachtoffer 1] . In het dossier is voor het overige geen bewijs voorhanden dat die verklaring (op dit punt) ondersteunt. [slachtoffer 2] heeft er zelf dus ook niet over verklaard. [verdachte] zal daarom voor dit feit worden vrijgesproken.
Uitganspunt
Zedenzaken laten zich kenmerken als bewijstechnisch moeilijke zaken. Over het algemeen waren er maar twee personen aanwezig bij de ten laste gelegde seksuele handeling en staan de verklaringen van het slachtoffer tegenover die van de verdachte. Getuigen zijn er meestal niet. In geval van een ontkennende verdachte, zoals in deze zaak, moet de rechtbank eerst beoordelen of de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en daarnaast moet zij bepalen of voor die verklaring voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
De rechtbank acht in deze zaak bewezen dat [verdachte] ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , op basis van de bewijsmiddelen die in het vervolg worden weergegeven. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1]
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] op zichzelf betrouwbaar. In grote lijnen is deze verklaring consistent, de verklaring is gedetailleerd en komt authentiek over. De verklaring van [slachtoffer 1] bij de politie komt grotendeels overeen met wat ze tegen haar gezinshuisouders heeft verteld. Dat haar verklaring niet volledig consistent is, past bij haar leeftijd en het gevoelige onderwerp. In haar verklaring benoemt zij daarnaast dat bepaalde handelingen pijn hebben gedaan en vertelt zij over specifieke seksuele handelingen. Omdat de meeste meisjes van haar leeftijd daar nog niet mee bekend zullen zijn, maakt dat haar verklaring authentiek.
Wel stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over het seksueel binnendringen niet consistent zijn. [slachtoffer 1] heeft wisselend verklaard over het penetreren met de piemel in de vagina en anus en dat geldt ook voor het betasten met de vingers. Aan haar gezinshuisouders heeft ze verteld dat dat wel is gebeurd, terwijl ze tijdens het verhoor in de kindvriendelijke studio, waarin zij werd gehoord door een zedenrechercheur, verklaarde dat [verdachte] heeft geprobeerd bij haar binnen te dringen, maar dat dit niet is gelukt. Over de vingers heeft ze tijdens het studioverhoor niks verteld. Niet valt uit te sluiten dat de gezinshuisouders onbewust een bekrachtigende rol hebben gehad en dat dit [slachtoffer 1] heeft aangemoedigd om meer te vertellen. Vanwege de op onderdelen wisselende verklaringen neemt de rechtbank bij de beoordeling van het bewijs de verklaring van [slachtoffer 1] tijdens het studioverhoor als uitganspunt.
Steunbewijs
In de tweede plaats moet de rechtbank bepalen of voor wat [slachtoffer 1] heeft gezegd tijdens het studioverhoor voldoende steunbewijs uit een andere bron in het dossier aanwezig is. Voor een bewezenverklaring is nodig dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , die door [verdachte] stellig wordt ontkend, in voldoende mate steun vindt in de rest van het dossier. De rechtbank licht hierna toe in hoeverre daarvan sprake is.
De studioverklaring van [slachtoffer 1] wordt op relevante onderdelen ondersteund door de verklaringen van haar gezinshuisvader [getuige 1] , broertje [slachtoffer 2] en getuige [getuige 2] . Uit deze verklaringen blijkt dat de gezinshuisvader [verdachte] heeft betrapt in het bed van [slachtoffer 1] , terwijl hij een erectie leek te hebben. Haar broertje [slachtoffer 2] was tijdens dat incident aanwezig en heeft daar bij de politie over verklaard. Hij heeft onder meer verklaard dat [slachtoffer 1] zei dat [verdachte] weg moest gaan toen hij bij haar in bed ging liggen. De moeder van [verdachte] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft aan [getuige 2] verteld dat [verdachte] in de periode dat ze in Oekraïne woonden [slachtoffer 1] heeft misbruikt. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende ondersteunen.
Vrijspraak voor feit 1 primair en partiële vrijspraak voor feit 1 subsidiair
Omdat de rechtbank het studio-verhoor van [slachtoffer 1] als uitgangspunt neemt, waarbij zij heeft verklaard dat [verdachte] niet bij haar is binnen gedrongen, komt de rechtbank tot een vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde en voor dit deel van de handelingen die ook onder feit 1 subsidiair ten laste zijn gelegd. Datzelfde geldt voor het betasten van lichaamsdelen van [slachtoffer 1] , ook daar heeft zij in het studioverhoor niet over verklaard.
De overige tenlastegelegde ontuchtige handelingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, omdat [slachtoffer 1] hierover heeft verklaard en die verklaring steun vindt. De inhoud van de bewijsmiddelen waarop de rechtbank dit oordeel baseert, volgen hierna.
Bewijsmiddelen: feit 1 subsidiair
Proces verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor [slachtoffer 1] van 21 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: En je hebt verteld over die keer dat je in bed lag, en [slachtoffer 2] beneden en dat [verdachte] bij jou het trappetje op ging klimmen en bij jou in bed kwam. Heb je toen de piemel van [verdachte] gezien of alleen gevoeld?
A: Echt gezien.
V: En waar ging hij met zijn piemel?
A: hij ging tegen mijn bil maar het lukte niet om hem erin te stoppen
V: En toen zei je dat hij je ging uitkleden?
A: Ja een klein beetje maar lukte niet.
V: Wat had [verdachte] aan?
A: Een onderbroek.
V: En je had ook nog iets verteld over die, waarmee je plast, Is dat één keer gebeurd of vaker?
A: Vaker. Soms als mama weggaat dan gaat hij heel raar doen. Heel raar.
V: Kan jij mij nog over één keertje vertellen over hoe dat dan ging? Iets over dat hij jou bij “die” ging likken.
A: Gewoon “spelletje spelletje” en dan dat doen.
V: Maar als het goed is heb je kleren aan. Hoe kan het dat [verdachte] daar dan wel kan likken?
A: Uitkleden.
V: Met wat doet [verdachte] dan dat likken?
A: Met tong
V: Waar was dat?
A: In Oekraïne en ook een beetje in Nederland.
V: Maar je zei dat de piemel van [verdachte] in jou billen maar dat het niet was gelukt. Zijn er dingen die wel zijn gelukt
A: ja het likken, en dat andere is niet gelukt
V: Heb jij wel een iets bij [verdachte] moeten doen?
A: Ja soms moet ik zijn piemeltje vasthouden. Dat vind ik een beetje spannend maar hij zegt dat en ik doe dat.
V: Moest je dan vasthouden of ook iets doen?
A: Ook iets doen.
V: Wat moest je doen?
O: [slachtoffer 1] doen haar hand om een potlood tot een vuist en beweegt haar hand op een neer.
V: Is dat één keer of vaker gebeurd?
A: twee of één keer. Een paar keer.
V: En was dat in Nederland of in Oekraïne?
A: Oekraïne.
Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 7 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: In de rapportage 20-08 staat dat de kinderen, [verdachte] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , bij elkaar sliepen en dat jij in de nacht gebonk hoorde.
A: Ik liep toen naar de slaapkamer en deed in één keer de deur open, zonder te kloppen. Het eerste wat ik zag was een leeg matras. [verdachte] lag in die tijd op een matras in de kamer. In de kamer staat ook een stapelbed. [slachtoffer 2] ligt beneden en [slachtoffer 1] ligt boven. [slachtoffer 2] zat recht overeind in bed en keek gespannen. [verdachte] lag bij [slachtoffer 1] in bed. Toen hij van het trapje af kwam zag ik dat hij in zijn onderbroek volgens mij een erectie had. Het was niet zo groot maar stond naar voren. Voor dat hij eruit kwam zag ik een geschrokken blik van hem.
Proces verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor [slachtoffer 2] van 21 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat deed hij bij [slachtoffer 1] in bed.
A: Hij ging zitten op bed, [verdachte] wilde bij [slachtoffer 1] slapen. [verdachte] wilde heel graag bij [slachtoffer 1] in bed slapen.
V: Wat deed hij in het bed
A: [verdachte] ging met zijn benen zo (doet benen lang uit) En hij deed hoofd tegen muur. [slachtoffer 1] zei: Ga weg, [slachtoffer 1] zei: “Weg”, maar dat deed hij niet.
V: Waren zij onder de deken of boven de deken?
A: [verdachte] had zijn hoofd boven de deken
Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 8 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat weet u over grensoverschrijdend gedrag van [verdachte] ?
A: Tijdens de kennismaking met moeder vertelde zij mij dat [verdachte] aan bepaalde medicatie zit want hij is niet in orde. Hij heeft wel eens aan het zusje gezeten en moeder wist niets over broertje. Moeder heeft verteld dat zij hem wel eens betrapt heeft met de broek naar beneden en dat hij zijn zusje had uitgekleed. Maar toen waren ze nog jong.