Op 6 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, en om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders, de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De ouders hebben moeite met het bieden van een stabiele opvoedomgeving, en [minderjarige] vertoont problematisch gedrag. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing, om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de beslissing genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige].