ECLI:NL:RBMNE:2025:1327

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
24/6165
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering door het Uwv

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had verzocht om een WIA-uitkering per 24 februari 2023, maar het Uwv weigerde dit, stellende dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiseres had nieuwe medische stukken ingediend, maar deze werden niet toegelaten omdat ze te laat waren ingediend. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat de medische beoordeling van het Uwv onjuist is. De rechtbank benadrukt dat eiseres moet aantonen dat haar beperkingen ernstiger zijn dan door de verzekeringsartsen van het Uwv is aangenomen.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiseres begrijpelijk en volledig heeft gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat het Uwv geen proceskosten of griffierecht hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Van Wambeke op 21 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6165

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: J.H. Swart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv heeft geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen per 24 februari 2023, omdat het van mening is dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Met het bestreden besluit van 19 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dat besluit gebleven.
1.1.
De rechtbank heeft beroep op 7 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en de gemachtigde van het Uwv deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit van het Uwv om eiseres geen WIA-uitkering toe te kennen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beoordelingskader
3. Eiseres heeft recht op een WIA-uitkering als rechtstreeks en objectief medisch vaststaat dat zij door ziekte ongeschikt is voor haar werk. [1] Bij de beoordeling van het besluit van het Uwv mag het zich baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Dat kan anders zijn in het geval waarin eiseres aanvoert (en zo nodig aannemelijk maakt) dat deze rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsequenties bevatten of onvoldoende zijn gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling geldt dat eiseres in beginsel niet kan volstaan met de enkele stelling dat zij meer beperkt is dan door de (verzekerings-)artsen van het Uwv is aangenomen. Zij zal dat standpunt moeten onderbouwen. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk.
Nieuwe medische stukken en gronden
4. Eiseres heeft te laat nieuwe medische stukken ingediend. [2] Het gaat om een tussentijdse rapportage van een fysiotherapeut, om afspraakbevestigingen bij een reumatoloog en een pijnpoli en om een uitslag van een MRI-scan. Verder voert eiseres op zitting nieuwe medische gronden aan die zij niet heeft opgenomen in haar bezwaar- of beroepschrift.
4.1.
De rechtbank laat de medische stukken niet toe tot het onderzoek. Ook neemt de rechtbank de nieuwe medische grond niet mee in haar oordeel. Doordat ze te laat zijn ingebracht, kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hier niet op reageren. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres deze stukken en medische gronden in strijd met de goede procesorde heeft ingebracht.
Zijn de beperkingen van eiseres onderschat?
5. Eiseres voert in haar beroepschrift aan dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat. Zij kan namelijk niet 20 uur per week werken. Ook niet als dat wordt verdeeld over 5 dagen. Zij verwijst daarbij naar de medische stukken die zijn aangebracht in de bezwaarprocedure. Tijdens de zitting legt eiseres uit waarom zij meer beperkt is dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen:
 Zij kan niet knielen of hurken. Dat blijkt ook uit de ingebrachte MRI-scan.
 Zij begrijpt niet dat ze geen beperkingen heeft voor klimmen, terwijl zij al moeite heeft met traplopen.
 Zij kan niet buigen, en zeker niet 150 keer per uur. De MRI-scan bevestigt dit en zij heeft hiervoor een afspraak met de pijnpoli.
 Zij is niet in staat om met ergonomische aanpassingen te werken met muis en toetsenbord.
 Zij heeft klachten bij lichte schroefbewegingen.
 Zij kan alleen een uur zitten als ze daarna drie kwartier kan liggen. Vier uur zitten met korte onderbreking is voor haar dan ook niet haalbaar. Dit blijkt uit de MRI-scan, de behandeling bij de pijnpoli en de verslagen van de fysiotherapeut.
 Zij kan niet twee uur per dag staan. Bovendien is dit niet in overeenstemming met de aangenomen beperking dat zij maar een kwartier achtereen kan staan.
 Zij heeft een hernia die niet is hersteld. Dit wordt bevestigd door de MRI-scan en door de pijnpoli.
5.1.
Zoals de rechtbank aangeeft in 4.1. heeft eiseres in strijd met de goede procesorde medische informatie en nieuwe medische gronden aangedragen. De rechtbank laat zich daarom niet uit over de stelling van eiseres dat haar hernia niet is hersteld. Hetzelfde geldt voor haar stelling dat zij niet twee uur per dag kan staan en dat zij niet kan klimmen. Ook neemt de rechtbank de onderbouwing van eiseres haar standpunten niet mee voor zover die leunt op de nieuwe medische stukken. De rechtbank beperkt zich dus tot de beroepsgronden die overeenkomen met wat zij in haar beroepschrift en tijdens de bezwaarprocedure heeft aangevoerd.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Want hoewel invoelbaar is dat de belemmering in het dagelijkse functioneren van eiseres ingrijpende gevolgen voor haar heeft, beschikt de rechtbank niet over medische informatie waaruit blijkt dat zij meer medisch objectiveerbare beperkingen heeft dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn aangenomen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is.
5.3.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de aangenomen beperkingen begrijpelijk, volledig en concreet heeft gemotiveerd. Uit de rapportage van 5 augustus 2024 blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beschikbare medische informatie heeft meegenomen in de beoordeling. Bovendien wordt daarin ingegaan op alle bezwaren van eiseres. Op basis van de bezwaren van eiseres, dossieronderzoek en medische informatie zijn aanvullende beperkingen opgenomen ten opzichte van de eerdere beoordeling door de verzekeringsarts. Zo is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen dat eiseres beperkter is voor knielen en hurken. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullende beperkingen aangenomen voor frequent buigen, waarbij eiseres beperkt is tot 150 keer per uur buigen.
5.4.
De rechtbank kan ook volgen waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep op bepaalde punten geen aanvullende beperkingen heeft aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van mening dat eiseres met goede ergonomische aanpassingen geen beperkingen heeft voor het werken met toetsenbord en muis. Ook voor duwen en trekken worden geen aanvullende beperking aangenomen, omdat de eerder aangenomen beperking van 250N weinig kracht vereist. Het maken van schroefbewegingen met hand en arm wordt ook niet aanvullend beperkt geacht. Daarvoor heeft de verzekeringsarts wel al de beperking aangenomen dat eiseres niet met kracht schroefbewegingen kan uitvoeren. Verder ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische redenen voor de stelling van eiseres dat zij tussen het zitten door moet liggen. Ten slotte vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat met de urenbeperkingen van 4 uur per dag ruimschoots rekening is gehouden met de duurbelastbaarheid van eiseres.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Daarom hoeft het Uwv de proceskosten en het griffierecht niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Van Wambeke, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2025.
griffier rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 19 Ziektewet.
2.Artikel 8:58 Awb; artikel 2.16 Procesreglement bestuursrecht rechtbanken.