ECLI:NL:RBMNE:2025:1332

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
587633
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling in een familiezaken

Op 6 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige (voornaam)]. De zaak werd behandeld in het kader van het civiel recht, specifiek binnen het personen- en familierecht. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling, SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van negen maanden afgewezen. De ouders van [minderjarige (voornaam)] hebben sinds geruime tijd de zorg voor hun kind en hebben een stabiele thuissituatie gecreëerd. De moeder heeft recentelijk een tweede kindje gekregen en de ouders hebben hun relatie hersteld, wat heeft geleid tot een positieve ontwikkeling in hun opvoedingssituatie. De kinderrechter concludeert dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreigingen meer zijn en dat de ouders in staat zijn om de zorg voor [minderjarige (voornaam)] zelfstandig voort te zetten zonder de noodzaak van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de ouders geprezen voor hun inspanningen en samenwerking, en heeft besloten dat de doelen van de ondertoezichtstelling zijn behaald. De beslissing is openbaar uitgesproken en schriftelijk vastgelegd op 25 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/587633 JE RK 25-120
Datum uitspraak: 6 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND,
hierna: de GI,
gevestigd in [plaats 1] ,
over
[minderjarige], geboren op [2022] in [geboorteplaats] ,
hierna: [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. D.G. Nagel,
[belanghebbende 2],
hierna: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 24 januari 2025;
  • het verweerschrift van de moeder met bijlagen, ontvangen op 13 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- mevrouw [A] namens de GI;
- de vader;
  • de moeder (via Teams verbinding);
  • de advocaat van de moeder.
1.3.
De kinderrechter heeft direct na de mondelinge behandeling mondeling uitspraak gedaan. Dit is de schriftelijke uitwerking daarvan.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] .
2.2.
Bij beschikking van 26 juli 2023 is [minderjarige (voornaam)] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd tot 13 maart 2024.
2.3.
Ook is er bij beschikking van 26 juli 2023 een machtiging verleend om [minderjarige (voornaam)] uit huis te plaatsen bij de pleegouders. Deze machtiging tot uithuisplaatsing is daarna verlengd tot 13 maart 2025.
2.4.
Op dit moment verblijft [minderjarige (voornaam)] weer bij zijn moeder. De terugplaatsing van [minderjarige (voornaam)] is door omstandigheden in het pleeggezin sneller gegaan dan verwacht. Sinds 30 april 2024 woont de moeder zelfstandig met [minderjarige (voornaam)] in [plaats 2] .
2.5.
De moeder is op [2025] bevallen van haar tweede kindje (van een andere vader).

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] te verlengen voor de duur van negen maanden. Voor een onderbouwing van het verzoek verwijst de kinderrechter naar het ingediende verzoekschrift.

4.De standpuntenHet standpunt van de moeder4.1. De advocaat heeft namens de moeder verzocht om het verzoek van de GI, om de ondertoezichtstelling te verlengen, af te wijzen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is volgens moeder niet op zijn plaats. De moeder heeft sinds geruime tijd weer de volledige zorg voor [minderjarige (voornaam)] en [minderjarige (voornaam)] verblijft ook bij haar. Inmiddels hebben de vader en de moeder weer een relatie en werken zij goed samen. De vader en de moeder hebben een veiligheidsplan opgesteld dat zij goed naleven. Er zal bovendien gedurende twee jaar nog begeleiding vanuit [instelling] zijn. Zij kunnen verder monitoren, daar is een ondertoezichtstelling niet voor bedoeld. Indien noodzakelijk, kan de hulpverlening in het vrijwillig kader ook nog worden opgeschaald.

Het standpunt van de vader

4.2.
De vader vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig en sluit zich aan bij het standpunt van de moeder.

5.De beoordeling

De beslissing5.1. De kinderrechter zal het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen afwijzen. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij dit beslist.
De motivering5.2. Uit de stukken en het gesprek op de zitting volgt dat niet langer is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3.
Op de zitting heeft de GI toegelicht dat zij zich inmiddels afvraagt of het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling nog wel noodzakelijk is, gelet op de recente ontwikkelingen. De vader en de moeder zijn namelijk sinds december 2024 weer bij elkaar en de relatie is op dit moment stabiel. Tot op heden hebben er geen incidenten meer plaatsgevonden. Ouders hebben bovendien een veiligheidsplan opgesteld waar zij zich beiden aan houden. De GI heeft daarnaast geen zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder thuis. Opvoedondersteuning is dus niet nodig. De doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld zijn inmiddels behaald. Na de bevalling is de moeder weer gaan werken en met behulp van een bewindvoerder is een schuldhulptraject gestart voor een stabiele financiële positie, om zo een stabiele toekomst op te kunnen bouwen met haar twee kindjes.
5.4.
De kinderrechter geeft de ouders een compliment voor hoe zij zich hebben herpakt en hoe de vader en de moeder nu samenwerken en verantwoordelijkheden op zich nemen. De kinderrechter ziet namelijk twee liefdevolle ouders die goed voor [minderjarige (voornaam)] kunnen zorgen. Zij doen het goed samen. Uit het gesprek op de zitting blijkt dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreigingen meer zijn. [minderjarige (voornaam)] ontwikkelt zich goed en heeft nu een stabiele thuissituatie. De ouders accepteren verder de zorg die nodig is om eventuele bedreigingen op te heffen. Zij kunnen goed aangeven wat zij nodig hebben en de vader gaat goed om met het gegeven dat het tweede kindje van de moeder een andere vader heeft. De kinderrechter neemt verder in aanmerking dat de moeder nog geruime tijd wordt begeleid door [instelling] en dat zij dat ook prettig vindt. De persoonlijk begeleider van [instelling] heeft aangegeven vertrouwen te hebben in de moeder. De ouders willen duidelijk het beste voor hun zoontje en zijn bereid daar hard voor te werken. Uit het voorgaande volgt dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet meer noodzakelijk is. De kinderrechter heeft net als de GI en de persoonlijk begeleider van [instelling] er vertrouwen dat de ouders de verzorging en opvoeding van [minderjarige (voornaam)] verder op zich kunnen nemen binnen het vrijwillig kader.
Hierna volgt de beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025 door mr. V.M.M. van Amstel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.A. Lammertink als griffier, en op schrift gesteld op 25 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.