ECLI:NL:RBMNE:2025:1334

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
24/6690
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de terugvordering van WIA-voorschot en de toepassing van de Kamerbrief

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de terugvordering van haar voorschot op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres had zich op 3 september 2021 ziekgemeld en ontving verschillende uitkeringen, waaronder een Ziektewet-uitkering en een zwangerschaps- en bevallingsuitkering. Het Uwv had op 2 april 2024 besloten dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Vervolgens besloot het Uwv op 17 juli 2024 dat eiseres het voorschot op de WIA-uitkering moest terugbetalen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde de terugvordering. De rechtbank oordeelt dat het Uwv het voorschot niet hoeft kwijt te schelden, omdat eiseres over dezelfde periode een Ziektewet-uitkering heeft ontvangen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet goed is gemotiveerd, omdat het Uwv eiseres ten onrechte heeft verweten dat zij WIA-voorschotten heeft ontvangen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het Uwv op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar, rekening houdend met de uitspraak. Tevens moet het Uwv de proceskosten en het griffierecht vergoeden aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6690

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Kuiper),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank beroep van eiseres tegen de terugvordering van haar voorschot op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.1.
Met het bestreden besluit van 24 september 2024 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft beroep op 7 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde en gemachtigde van het Uwv.

Totstandkoming besluit

2. Eiseres heeft zich op 3 september 2021 ziekgemeld en heeft vanaf toen een Ziektewet-uitkering ontvangen. Vervolgens heeft zij van 12 januari 2022 tot 4 mei 2022 een zwangerschaps- en bevallingsuitkering (WAZO) ontvangen. Daarna heeft eiseres van 4 mei 2022 tot en met 30 april 2024 recht gehad op een Ziektewet-uitkering.
2.1.
Voordat deze Ziektewet-uitkering was afgelopen, heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd (op 20 september 2023). Het Uwv heeft daarop besloten om vanaf 23 december 2023 een voorschot op de WIA-uitkering toe te kennen. Maar op 2 april 2024 heeft het Uwv besloten dat eiseres vanaf 22 december 2023 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Vanaf 1 mei 2024 heeft eiseres recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidwet (WW).
2.2.
Nadat het Uwv heeft besloten dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering, heeft het op 17 juli 2024 besloten dat eiseres het voorschot hierop terug moet betalen.
2.3.
Daartegen heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend. In de beslissing op bezwaar blijft het Uwv bij de terugvordering van het WIA-voorschot.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de terugvordering van het voorschot op een WIA-uitkering over de periode van 22 december 2023 tot en met 31 maart 2024. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Moet het Uwv de voorschotten kwijtschelden op basis van de Kamerbrief?
4. Eiseres voert aan dat het Uwv het voorschot moet kwijtschelden, omdat het niet tijdig een besluit heeft genomen op haar WIA-aanvraag. Het Uwv ziet in deze gevallen af van terugvordering, zoals aangekondigd in de Kamerbrief. Anders dan het Uwv in de beslissing op bezwaar stelt, valt het eiseres niet te verwijten dat zij de voorschotten heeft ontvangen. Want zij heeft tijdens het ontvangen van het voorschot op haar WIA-uitkering (van 22 december 2023 tot en met 31 maart 2024) geen Ziektewet-uitkering gekregen. Ook wist zij niet dat zij hier recht op had. De Ziektewet-uitkering kreeg zij dan ook pas met terugwerkende kracht op 25 juni 2024. Daarnaast voert eiseres aan dat zij de Ziektewet-uitkering heeft gebruikt om schulden af te betalen, waardoor zij de voorschotten niet kan terugbetalen.
4.1.
Het Uwv vindt dat eiseres niet valt onder de doelgroep van de Kamerbrief. Het gaat wel mee in de stelling van eiseres dat haar niet is te verwijten dat zij een voorschot heeft ontvangen. Want zij wist niet dat zij recht had op een Ziektewetuitkering. Maar dat neemt niet weg dat eiseres de voorschotten moet terugbetalen. Want de Kamerbrief ziet niet op de situatie van eiseres. Zij heeft namelijk over dezelfde periode voorschotten en een Ziektewet-uitkering ontvangen. Het beleid uit de Kamerbrief is daarentegen gericht op mensen die recht hebben op een WW- of bijstandsuitkering over de periode waarover ze WIA-voorschotten hebben gekregen. Om deze mensen uit de financiële problemen te houden, wordt in die gevallen de restschuld kwijtgescholden. Daar komt bij dat het Uwv niet inziet hoe terugvordering van de voorschotten tot financiële problemen kan leiden. Eiseres heeft namelijk een hogere bedrag aan Ziektewet-uitkering ontvangen dan aan voorschotten.
5. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv het voorschot niet hoeft kwijt te schelden. Hieronder legt de rechtbank haar oordeel uit.
5.1.
De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de Kamerbrief over het kwijtschelden van WIA-voorschotten, aangezien zowel eiseres als het Uwv zich daarop beroepen. [1] Daarin heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de minister) aangekondigd dat het Uwv WIA-voorschotten kwijt zal schelden. De achtergrond daarvan is dat als gevolg van de oplopende achterstanden bij de WIA-claimbeoordelingen het aantal en de duur van de voorschotten fors zijn gestegen. De kwijtschelding van de voorschotten moet voorkomen dat mensen in de financiële problemen komen. Wel heeft de minister enkele voorwaarden verbonden aan de kwijtschelding. De ontvanger mag namelijk geen schuld hebben aan het ontstaan van de terugvordering van voorschotten. Daarnaast scheldt het Uwv alleen kwijt als het voorschot niet kan worden verrekend met een WW-, WIA- of bijstandsuitkering over dezelfde periode. Als het Uwv wel kan verrekenen met een uitkering, wordt alleen de restschuld kwijtgescholden. De voorschotten van personen die geen recht hebben op een WIA-, WW- of bijstandsuitkering worden geheel kwijtgescholden.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat het eiseres niet valt te verwijten dat zij voorschotten heeft ontvangen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de motivering van de terugvordering niet klopt. Want het Uwv heeft de terugvordering gemotiveerd door te stellen dat het de schuld is van eiseres dat zij ten onrechte voorschotten heeft ontvangen, terwijl partijen het op zitting met elkaar eens zijn dat haar niets is te verwijten.
5.3.
In de Kamerbrief heeft de minister de specifieke situatie van eiseres niet voorzien. Eiseres heeft namelijk een Ziektewet-uitkering ontvangen over de periode dat zij voorschotten heeft gekregen. De kwijtschelding uit de Kamerbrief ziet daarentegen op mensen die voorschotten hebben ontvangen en over dezelfde periode geen recht hebben op een WIA-, WW- of bijstandsuitkering. Of op mensen die wel recht hebben op een van deze uitkeringen, maar op een lagere dan het voorschot. In die gevallen wordt alleen de restschuld kwijtgescholden.
5.4.
Maar dat de minister de specifieke situatie van eiseres niet heeft voorzien, is voor de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat het voorschot van eiseres moet worden kwijtgescholden. Want de bedoeling van de minister is duidelijk: voorkomen dat iemand achterblijft met schulden als over de periode van de WIA-voorschotten geen recht bestaat op een vervangende of op een lagere uitkering. [2] De rechtbank is dus van mening dat de situatie van eiseres niet overeenkomt met de gevallen waarin het Uwv de voorschotten kwijtscheldt. Eiseres heeft namelijk over de periode van de voorschotten een hogere Ziektewet-uitkering ontvangen. Bij terugvordering van de voorschotten hoeft zij dus niet meer terug te betalen dan zij heeft ontvangen. Eiseres komt dan ook, anders dan de gevallen uit de Kamerbrief, niet in de financiële problemen door de terugvordering van voorschotten doordat zij over dezelfde periode geen vervangend of lager inkomen heeft. Dat eiseres met terugwerkende kracht haar Ziektewet-uitkering heeft ontvangen maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Dat is namelijk ook zo wanneer iemand na de WIA-beoordeling een WW- of bijstandsuitkering krijgt over dezelfde periode als de voorschotten.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet goed is gemotiveerd, omdat het Uwv eiseres ten onrechte heeft verweten dat zij WIA-voorschotten heeft ontvangen en daarom niet voor kwijtschelding in aanmerking komt. Maar de rechtbank is in tegenstelling tot eiseres niet van oordeel dat uit Kamerbrief volgt dat het Uwv de voorschotten moet kwijtschelden.
7. Omdat het Uwv niet goed heeft gemotiveerd waarom het WIA-voorschot van eisers niet wordt kwijtgescholden, is het beroep gegrond. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. Dat betekent dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen. Daarbij moet het Uwv rekening houden met de bovenstaande conclusie.
8. Omdat het beroep gegrond is, moet het Uwv de proceskoten en het griffierecht vergoeden. De proceskosten worden op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1814,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor bijwonen zitting, met een waarde per punt van € 907,-). Het griffierecht bedraagt € 51,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op een besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak zoals is overwogen in rechtsoverweging 8;
  • bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Van Wambeke, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2025.
griffier rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 32716, nr. 44, p 6-7.
2.Zie bijvoorbeeld Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 32716, nr. 44, p. 10: “