In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de terugvordering van haar voorschot op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres had zich op 3 september 2021 ziekgemeld en ontving verschillende uitkeringen, waaronder een Ziektewet-uitkering en een zwangerschaps- en bevallingsuitkering. Het Uwv had op 2 april 2024 besloten dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Vervolgens besloot het Uwv op 17 juli 2024 dat eiseres het voorschot op de WIA-uitkering moest terugbetalen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde de terugvordering. De rechtbank oordeelt dat het Uwv het voorschot niet hoeft kwijt te schelden, omdat eiseres over dezelfde periode een Ziektewet-uitkering heeft ontvangen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet goed is gemotiveerd, omdat het Uwv eiseres ten onrechte heeft verweten dat zij WIA-voorschotten heeft ontvangen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het Uwv op een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar, rekening houdend met de uitspraak. Tevens moet het Uwv de proceskosten en het griffierecht vergoeden aan eiseres.