ECLI:NL:RBMNE:2025:1360

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/16/587934 / JL RK 25-61
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing in een jeugdzorgzaak met betrokken minderjarigen

Op 20 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een jeugdzorgzaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De zaak werd behandeld in Lelystad, waar de kinderrechter de belangen van de kinderen en de betrokken ouders zorgvuldig heeft afgewogen. De moeder van de kinderen, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft te maken met fysieke en mentale gezondheidsproblemen, waardoor zij momenteel niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. De vader is gedetineerd en heeft geen contact met de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen sinds februari 2024 in een gezinshuis verblijven en zich daar goed ontwikkelen. De ondertoezichtstelling van de kinderen was eerder vastgesteld tot 28 maart 2025, maar de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van deze maatregel voor een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, gezien de omstandigheden van de ouders.

Een belangrijk aspect van de beslissing is de noodzaak om de omgang tussen de moeder en de kinderen te hervatten, wat sinds eind januari 2025 niet heeft plaatsgevonden. Dit is problematisch, vooral omdat de moeder recentelijk is bevallen van een jongere dochter, [minderjarige 4], die extra zorg nodig heeft. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 28 maart 2026.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/587934 / JL RK 25-61
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige 1],
geboren op [2013] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [2016] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [2020] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. F.L. Lischer te Almere,
[de gezinshuismoeder],
hierna te noemen: de gezinshuismoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
verblijvende in een penitentiaire inrichting.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 29 januari 2025;
  • het bericht met bijlage van de advocaat van de moeder van 19 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder (telefonisch aangesloten), bijgestaan door mr. F.L. Lischer (fysiek aanwezig);
  • [mentor] namens [naam] , de mentor van de moeder;
  • de gezinshuismoeder;
  • [A] en [B] namens de GI.
De vader heeft afstand gedaan van zijn recht om bij de zitting aanwezig te zijn.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een brief gestuurd.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven in een gezinshuis.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 28 maart 2024 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 28 maart 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens een machtiging verleend [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van een jaar. [1] Ook is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter vindt bij deze beslissing het volgende van belang.
4.2.
De kinderen wonen sinds februari 2024 in het gezinshuis en ontwikkelen zich daar goed. Zij ontvangen daar de veiligheid, rust en structuur die ze nodig hebben. De moeder maakt stappen in haar persoonlijke ontwikkeling, maar is door haar fysieke en mentale gezondheidsproblemen niet in staat om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De vader zit momenteel gedetineerd, heeft geen omgang met de kinderen en is niet in contact met de GI. Het voorgaande maakt dat het verblijf van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in het gezinshuis moet worden voortgezet. Hiervoor is een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk. De moeder heeft zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter.
4.3.
De komende periode is het belangrijk dat de omgang tussen de moeder en de kinderen weer wordt opgestart, aangezien er sinds eind januari geen omgang heeft plaatsgevonden. Dit komt omdat de moeder eind januari is bevallen van haar jongste dochter, [minderjarige 4] . Bij [minderjarige 4] is sprake van ondergewicht en zorgen gerelateerd aan alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap. Hierdoor heeft zij meer zorg nodig dan andere kinderen van haar leeftijd. Ook voor [minderjarige 4] loopt er een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing. Zij verblijft in hetzelfde gezinshuis als [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De GI heeft ervoor gekozen om de omgangsmomenten tussen de moeder en [minderjarige 4] op hetzelfde moment te laten plaatsvinden als de omgangsmomenten met de drie andere kinderen. Mede gelet op de extra zorg die [minderjarige 4] nodig heeft, is het noodzakelijk dat deze omgangsmomenten worden begeleid door deskundigen. De GI heeft hiervoor Comfortzorg benaderd. Comfortzorg is bereid om de begeleide omgang op zich te nemen en had hiermee reeds kunnen starten, maar dit is niet gebeurd, omdat de gemeente Lelystad de financiering niet heeft goedgekeurd. De gemeente ziet geen noodzaak in deze vorm van hulpverlening. De kinderrechter vindt het zeer zorgelijk dat de moeder hierdoor sinds eind januari geen omgang heeft gehad met haar kinderen. Omgang is nodig zodat de band tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en de moeder gewaarborgd kan worden en zodat [minderjarige 4] en de moeder de mogelijkheid krijgen om aan elkaar te hechten.
4.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] tot 28 maart 2026;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een gezinsgerichte voorziening tot 28 maart 2026;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025 door mr. M. Weistra, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.J. Pel als griffier, en op schrift gesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.