In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 24 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een vrijwillige verzekering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld. Eiser, werkzaam als zorgverlener voor een familielid, had op 6 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een vrijwillige verzekering, maar deze werd afgewezen omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 64 van de Ziektewet (ZW).
De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiser niet behoort tot de in de ZW genoemde groepen van personen die in aanmerking komen voor de vrijwillige verzekering. Eiser werkt 40 uur per week, wat niet overeenkomt met de vereisten van artikel 64, dat een limitatieve opsomming bevat van de categorieën die voor de verzekering in aanmerking komen. Eiser voerde aan dat hij een zorgverlener is en dat zijn werkrelatie kenmerken van een gezagsverhouding vertoont, maar de rechtbank concludeert dat er geen ruimte is voor een flexibele interpretatie van de wet.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door het Uwv terecht was. Eiser kan geen beroep doen op een vrijwillige verzekering, omdat hij niet voldoet aan de wettelijke criteria. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.