Uitspraak
De zaak wordt behandeld door mr. V.E.J.A. Boots, kantonrechter, en mr. L.H.J. van Haarlem als griffier.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde, die een affectieve relatie hadden. Eiser heeft tijdens deze relatie een bedrag van € 2.650,00 aan gedaagde overgemaakt en daarnaast € 900,00 betaald voor de reparatie van de gezamenlijke auto van hun zoon. Eiser vordert in totaal € 3.100,00 terug van gedaagde, maar gedaagde betwist dat zij het volledige bedrag moet terugbetalen. De kantonrechter heeft de vordering deels toegewezen.
De kantonrechter oordeelt dat gedaagde € 1.775,00 aan eiser moet terugbetalen, bestaande uit € 450,00 voor de auto-reparatie en € 1.325,00 als haar aandeel in de lening van € 2.650,00. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde en de zoon van eiser samen de lening zijn aangegaan, en dat er geen afspraken zijn gemaakt over de terugbetaling. Gedaagde heeft geprobeerd te betogen dat zij minder dan de helft van het geleende bedrag verschuldigd is, maar de kantonrechter heeft dit afgewezen.
De kantonrechter heeft ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat deze niet correct waren onderbouwd. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de beslissing moet worden nageleefd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.