Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
- C/16/585263 / FA RK 24/2346 (provisionele voorziening)
- C/16/582893 / FA RK 24/1900 (kinderalimentatie)
1.De procedure
- het verzoekschrift van de vader met producties 1 tot en met 9 over de wijziging van de kinderalimentatie, binnengekomen op 11 oktober 2025;
- het verzoekschrift van de vader met producties 1 tot en met 10 over provisionele voorzieningen, binnengekomen op 6 december 2024;
- het verweerschrift van de moeder met producties 1 tot en met 15 over de wijziging van de kinderalimentatie en de provisionele voorzieningen van 18 december 2024;
- de brief van de moeder met productie 16 van 27 januari 2025;
- het bericht van de vader met producties 1 tot en met 7 van 28 januari 2025;
- het bericht van de vader met producties 10 tot en met 22 van 28 januari 2025;
- het bericht van de vader met productie 23 van 28 januari 2025.
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat.
2.Waar de procedure over gaat
- [minderjarige 1], geboren op [2019] in [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2], geboren op [2020] in [geboorteplaats] .
in de bodemprocedurede rechtbank:
als provisionele voorziening:
3.De beoordeling
8 februari 2022, afgesproken dat de behoefte van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] € 1.390,- bedraagt. Daarnaast zijn zij overeengekomen dat deze behoefte jaarlijks wordt geïndexeerd met ingang van
1 januari 2023. Geïndexeerd naar 2025 bedraagt de behoefte € 1.625,58.
per 31 december 2021 € 199.341,-, (toename: € 94.239,-), per 31 december 2022 € 287.462,- (toename: € 88.121,-) en per 31 december 2023 € 321.961,- (toename: € 34.499,-). De vader kon dus naast zijn inkomen beschikken over aanzienlijke geldbedragen.