ECLI:NL:RBMNE:2025:1423

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
16.253045.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van afpersing en wapenbezit door minderjarige

Op 21 maart 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing en het voorhanden hebben van een verboden wapen. De zaak werd op 7 maart 2025 inhoudelijk behandeld, waarbij de verdachte aanwezig was, wat resulteerde in een vonnis op tegenspraak. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het afpersen van een slachtoffer op 1 oktober 2023 in Utrecht, waarbij geweld werd gebruikt en een alarmpistool werd getoond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verdachte tijdens de zitting had erkend de feiten te hebben gepleegd. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 120 dagen, waarvan 69 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 70 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een psychologische rapportage die wees op een ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke straf, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling, en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.253045.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 maart 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte (voornaam)] heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op de zitting van
7 maart 2025. Op 7 maart 2025 is de zaak inhoudelijk behandeld. [verdachte (voornaam)] was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte (voornaam)] zelf, zijn advocaat mr. J.L. Vermeer, gevestigd in Rhenen, en de officier van justitie mr. N. Schipper.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte (voornaam)] ervan dat hij betrokken is geweest bij twee strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte (voornaam)] ervan dat hij:
Feit 1:
Primair:op 1 oktober 2023 in [plaats] samen met anderen door (bedreiging met) geweld [slachtoffer] heeft afgeperst door:
  • meermalen met een hamer tegen het raam te slaan en;
  • een wapen aan die [slachtoffer] te tonen en daarmee te schieten.
Subsidiair:op 1 oktober 2023 in [plaats] samen met anderen door (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer] een geldbedrag en meerdere sloffen sigaretten van [onderneming] heeft gestolen door:
  • meermalen met een hamer tegen het raam te slaan en;
  • een wapen aan die [slachtoffer] te tonen en daarmee te schieten.
Feit 2:op 1 oktober 2023 in [plaats] een verboden alarm-/startpistool voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte (voornaam)] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte (voornaam)] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, primair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het bewijs geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[verdachte (voornaam)] heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij de feiten heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsmiddelen zijn:
  • de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] ter terechtzitting van 7 maart 2025;
  • een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] ;
- een proces-verbaal van bevindingen over het aantreffen van het alarmpistool en de link naar de overval op het tankstation; [3]
- een proces-verbaal van bevindingen over de categorisering van het alarmpistool. [4]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank acht bewezen dat door de gedragingen van verdachte en één van zijn medeverdachten in het tankstation het slachtoffer zich gedwongen heeft gevoeld om de spullen af te geven, zodat sprake is van afpersing en niet van diefstal met bedreiging met geweld. De rechtbank vindt dan ook voor feit 1 het primair tenlastegelegde bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
Feit 1, primairop 1 oktober 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en meerdere sloffen sigaretten, die geheel aan [onderneming] toebehoorden door:
- meermalen met een hamer tegen het raam te slaan en
- een wapen, aan die [slachtoffer] te tonen en daarmee te schieten;
Feit 2op 1 oktober 2023 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, alarm-/startpistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte (voornaam)] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Het is niet gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond bestond voor de door [verdachte (voornaam)] gepleegde feiten. De door [verdachte (voornaam)] gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door [verdachte (voornaam)] gepleegde feiten:
Feit 1, primair:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en
Feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte (voornaam)]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Het is niet gebleken dat verdachte een beroep kan doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte (voornaam)] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte (voornaam)] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 129 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie indien niet of niet naar behoren verricht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis aan de hoge kant is. Zij heeft gevraagd de werkstraf flink te matigen en heeft daarbij gewezen op het feit dat [verdachte (voornaam)] verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en een mediationtraject positief heeft afgerond. Daarnaast heeft het schorsingstoezicht lang gelopen met positief resultaat, heeft [verdachte (voornaam)] afstand gedaan van zijn leven van toen en werkt [verdachte (voornaam)] nu fulltime.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst
van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder [verdachte (voornaam)] die feiten heeft gepleegd en de
persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] . Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot deze straf
heeft bepaald.
Ernst van de feiten
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen plegen van een overval op een [.] -tankstationin [plaats] . [verdachte (voornaam)] is samen met een van de medeverdachten in het zwart gekleed het tankstation binnengegaan terwijl de andere medeverdachte buiten op de uitkijk bleef staan. [verdachte (voornaam)] had daarbij een alarmpistool bij zich die hij heeft gericht op de kassamedewerker, de heer [slachtoffer] . De medeverdachte heeft met een hamer op de beveiligde kassaruit geslagen. [verdachte (voornaam)] heeft ook met het alarmpistool geschoten terwijl hij in het tankstation was. Dit deed hij - naar eigen zeggen - om de kassamedewerker bang te maken. De kassamedewerker heeft aan [verdachte (voornaam)] en de medeverdachte een geldbedrag en meerdere sloffen sigaretten afgestaan.
De rechtbank overweegt dat deze daad zeer beangstigend moet zijn geweest voor het
slachtoffer. Immers, de ervaring leert dat slachtoffers van ernstige gebeurtenissen zoals een overval met wapens nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Zo blijkt ook uit de aangifte van het slachtoffer. Hij sliep slecht na de overval. De rechtbank neemt het [verdachte (voornaam)] kwalijk dat hij lichtzinnig is omgegaan met deze vervelende gevolgen voor het slachtoffer.
Hij dacht alleen aan het plan om samen met de medeverdachten snel aan geld te komen. De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat het feit is gepleegd samen met anderen en met wapens, die ook daadwerkelijk zijn gebruikt. Het is algemeen bekend dat het toenemende bezit en gebruik van wapens onder jongeren zorgwekkend is. [verdachte (voornaam)] heeft met zijn handelen laten zien dat hij er niet voor terugdeinst te dreigen met een wapen.
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)]
Uit het strafblad van [verdachte (voornaam)] blijkt dat hij niet eerder bij de strafrechter is geweest voor soortgelijke feiten. [verdachte (voornaam)] is enkel veroordeeld ter zake van de leerplichtwet.
Over [verdachte (voornaam)] is op 4 januari 2024 een persoonlijkheidsrapportage opgesteld door [A] (GZ-psycholoog). Uit dit rapport blijkt dat bij [verdachte (voornaam)] sprake is van een ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis als gevolg van een instabiele en onveilige basis vanaf zijn vroegkinderlijke ontwikkeling. Geadviseerd wordt om bij een bewezenverklaring de feiten verminderd aan [verdachte (voornaam)] toe te rekenen. Het risico op toekomstig geweld wordt als matig ingeschat. Geadviseerd wordt om individuele en gezinsbehandeling aan [verdachte (voornaam)] op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden en voortzetting van het reclasseringstraject wordt daarbij noodzakelijk geacht. De rechtbank zal gelet op het advies de feiten verminderd aan [verdachte (voornaam)] toerekenen.
Over [verdachte (voornaam)] is door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) een rapport opgesteld op 28 januari 2025 door [B] . De Raad constateert in het rapport dat [verdachte (voornaam)] zich gedurende de schorsingsperiode grotendeels aan de afspraken heeft gehouden. [verdachte (voornaam)] heeft veel verzuim op school en daarom het schooljaar 2023-2024 niet succesvol afgesloten. Echter, nog zonder behandeling zoals die vanuit het NIFP zijn geadviseerd, heeft [verdachte (voornaam)] ook positieve stappen gezet. Zo heeft hij afstand genomen van antisociale vrienden, werkt hij fulltime en heeft hij niet opnieuw strafbare feiten gepleegd.
De Raad adviseert de rechtbank om [verdachte (voornaam)] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast adviseert de Raad om een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Voor het voorwaardelijke strafdeel worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: (I) begeleiding accepteren vanuit de jeugdreclassering in het kader van Toezicht en Begeleiding; (II) meewerken aan een traject van lichaamsgerichte therapie bij [instelling 2] ; (III) meewerken aan gezinsbehandeling vanuit [instelling 3] ; (IV) meewerken aan realisatie van een positieve dagbesteding; (V) meewerken aan een contactverbod met de medeverdachten.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen
vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft gelet op de persoonlijke
omstandigheden van [verdachte (voornaam)] en gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden
opgelegd. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een overval op een winkel uit van jeugddetentie vanaf 4 maanden. Strafverzwarende factoren hierbij zijn dat [verdachte (voornaam)] het feit met anderen heeft gepleegd, in de nachtelijke uren en dat hij heeft gedreigd met een wapen. De rechtbank vindt gelet op de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] niet dat [verdachte (voornaam)] nog terug moet naar de jeugdgevangenis. De rechtbank vindt gelet op de ernst van de feiten dat [verdachte (voornaam)] nog wel straf moet krijgen voor wat hij heeft gedaan. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat [verdachte (voornaam)] fulltime werkt, dat de feiten aan [verdachte (voornaam)] verminderd worden toegerekend, het feit dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en in het kader van mediation spijt heeft betuigd tegenover het slachtoffer. Daarom zal de rechtbank zowel de door de officier van justitie geëiste deels voorwaardelijke jeugddetentie als de werkstraf iets matigen. De rechtbank constateert tot slot dat de redelijke termijn met iets meer dan een maand is overschreden. Gelet op de zeer beperkte overschrijding van de redelijke termijn volstaat de rechtbank met een constatering daarvan.
Alles overwegende legt de rechtbank aan [verdachte (voornaam)] een jeugddetentie op van 120 dagen met
aftrek van het voorarrest, waarvan 69 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
[verdachte (voornaam)] heeft al 51 dagen in voorarrest gezeten. Deze straf betekent dat [verdachte (voornaam)] op dit moment
niet opnieuw naar de jeugdgevangenis moet, tenzij hij zich tijdens de proeftijd niet houdt
aan de algemene en bijzondere voorwaarden zoals hieronder opgenomen in de beslissing van
de rechtbank. [verdachte (voornaam)] heeft op zitting verklaard dat hij het zelf niet echt nodig vindt om therapie te volgen. Mocht de jeugdreclassering deze therapie nodig vinden, dan hoopt de rechtbank dat [verdachte (voornaam)] inziet dat hij hiervan juist voordeel kan hebben in zijn verdere leven. De rechtbank legt dan ook als bijzondere voorwaarden de door de Raad geadviseerde voorwaarden op, behalve wat betreft het contactverbod met medeverdachten. Dit acht de rechtbank niet langer nodig. Daarnaast legt de rechtbank aan [verdachte (voornaam)] een taakstraf op in de vorm van een werkstraf van 70 uur. Als [verdachte (voornaam)] deze werkstraf niet (goed) verricht, staan hier 35 dagen vervangende jeugddetentie tegenover.
Gelet op voorgaande beslissing zal de rechtbank het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, primair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte (voornaam)] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte (voornaam)] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot een jeugddetentie van 120 dagen;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van 69 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte (voornaam)] de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte (voornaam)] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
Algemene voorwaarden
- als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte (voornaam)] :
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte (voornaam)] :
  • zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding zal blijven melden bij de jeugdreclassering, [instelling 1] , gedurende een door [instelling 1] te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd), zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt. [verdachte (voornaam)] moet zich houden aan alle aanwijzingen die de jeugdreclassering hem geeft;
  • moet meewerken aan een traject van lichaamsgerichte therapie bij [instelling 2] of een andere daartoe geschikte instelling, indien en voor zolang als dat de jeugdreclassering dat nodig vindt;
  • moet meewerken aan gezinsbehandeling vanuit [instelling 3] of een andere daartoe geschikte (cultuur sensitieve) instelling, indien en voor zolang als dat de jeugdreclassering dat nodig vind en
  • moet blijven meewerken aan de realisatie van een positieve dagbesteding waar werk, school en sport deel vanuit kunnen maken.
- waarbij aan [instelling 1] , [adres 2] in [plaats] , opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte (voornaam)] ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 70 uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte (voornaam)] de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 35 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter en kinderrechter, mr. I. Jadib en mr. J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 maart 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte (voornaam)] wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 1 oktober 2023 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of een of meerdere sloffen sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [onderneming] en/of een derde toebehoorde(n) door:
- (meermalen) met een hamer tegen het raam te slaan en/of
- een wapen, althans een op een wapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] te tonen en/of daarmee te schieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 oktober 2023 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of een of meerdere sloffen sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [onderneming] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- (meermalen) met een hamer tegen het raam te slaan en/of
- een wapen, althans een op een wapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] te tonen en/of daarmee te schieten;
Feit 2hij op of omstreeks 1 oktober 2023 te Utrecht een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, alarm-/startpistool voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 april 2024, met documentcode 240312.1113.23955, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 413. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 92-95.
3.Pagina 313-319.
4.Pagina 320-322.