8.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst
van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder [verdachte (voornaam)] die feiten heeft gepleegd en de
persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] . Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot deze straf
heeft bepaald.
Ernst van de feiten
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen plegen van een overval op een [.] -tankstationin [plaats] . [verdachte (voornaam)] is samen met een van de medeverdachten in het zwart gekleed het tankstation binnengegaan terwijl de andere medeverdachte buiten op de uitkijk bleef staan. [verdachte (voornaam)] had daarbij een alarmpistool bij zich die hij heeft gericht op de kassamedewerker, de heer [slachtoffer] . De medeverdachte heeft met een hamer op de beveiligde kassaruit geslagen. [verdachte (voornaam)] heeft ook met het alarmpistool geschoten terwijl hij in het tankstation was. Dit deed hij - naar eigen zeggen - om de kassamedewerker bang te maken. De kassamedewerker heeft aan [verdachte (voornaam)] en de medeverdachte een geldbedrag en meerdere sloffen sigaretten afgestaan.
De rechtbank overweegt dat deze daad zeer beangstigend moet zijn geweest voor het
slachtoffer. Immers, de ervaring leert dat slachtoffers van ernstige gebeurtenissen zoals een overval met wapens nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Zo blijkt ook uit de aangifte van het slachtoffer. Hij sliep slecht na de overval. De rechtbank neemt het [verdachte (voornaam)] kwalijk dat hij lichtzinnig is omgegaan met deze vervelende gevolgen voor het slachtoffer.
Hij dacht alleen aan het plan om samen met de medeverdachten snel aan geld te komen. De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat het feit is gepleegd samen met anderen en met wapens, die ook daadwerkelijk zijn gebruikt. Het is algemeen bekend dat het toenemende bezit en gebruik van wapens onder jongeren zorgwekkend is. [verdachte (voornaam)] heeft met zijn handelen laten zien dat hij er niet voor terugdeinst te dreigen met een wapen.
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)]
Uit het strafblad van [verdachte (voornaam)] blijkt dat hij niet eerder bij de strafrechter is geweest voor soortgelijke feiten. [verdachte (voornaam)] is enkel veroordeeld ter zake van de leerplichtwet.
Over [verdachte (voornaam)] is op 4 januari 2024 een persoonlijkheidsrapportage opgesteld door [A] (GZ-psycholoog). Uit dit rapport blijkt dat bij [verdachte (voornaam)] sprake is van een ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis als gevolg van een instabiele en onveilige basis vanaf zijn vroegkinderlijke ontwikkeling. Geadviseerd wordt om bij een bewezenverklaring de feiten verminderd aan [verdachte (voornaam)] toe te rekenen. Het risico op toekomstig geweld wordt als matig ingeschat. Geadviseerd wordt om individuele en gezinsbehandeling aan [verdachte (voornaam)] op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden en voortzetting van het reclasseringstraject wordt daarbij noodzakelijk geacht. De rechtbank zal gelet op het advies de feiten verminderd aan [verdachte (voornaam)] toerekenen.
Over [verdachte (voornaam)] is door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) een rapport opgesteld op 28 januari 2025 door [B] . De Raad constateert in het rapport dat [verdachte (voornaam)] zich gedurende de schorsingsperiode grotendeels aan de afspraken heeft gehouden. [verdachte (voornaam)] heeft veel verzuim op school en daarom het schooljaar 2023-2024 niet succesvol afgesloten. Echter, nog zonder behandeling zoals die vanuit het NIFP zijn geadviseerd, heeft [verdachte (voornaam)] ook positieve stappen gezet. Zo heeft hij afstand genomen van antisociale vrienden, werkt hij fulltime en heeft hij niet opnieuw strafbare feiten gepleegd.
De Raad adviseert de rechtbank om [verdachte (voornaam)] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast adviseert de Raad om een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Voor het voorwaardelijke strafdeel worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: (I) begeleiding accepteren vanuit de jeugdreclassering in het kader van Toezicht en Begeleiding; (II) meewerken aan een traject van lichaamsgerichte therapie bij [instelling 2] ; (III) meewerken aan gezinsbehandeling vanuit [instelling 3] ; (IV) meewerken aan realisatie van een positieve dagbesteding; (V) meewerken aan een contactverbod met de medeverdachten.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen
vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft gelet op de persoonlijke
omstandigheden van [verdachte (voornaam)] en gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden
opgelegd. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een overval op een winkel uit van jeugddetentie vanaf 4 maanden. Strafverzwarende factoren hierbij zijn dat [verdachte (voornaam)] het feit met anderen heeft gepleegd, in de nachtelijke uren en dat hij heeft gedreigd met een wapen. De rechtbank vindt gelet op de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] niet dat [verdachte (voornaam)] nog terug moet naar de jeugdgevangenis. De rechtbank vindt gelet op de ernst van de feiten dat [verdachte (voornaam)] nog wel straf moet krijgen voor wat hij heeft gedaan. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat [verdachte (voornaam)] fulltime werkt, dat de feiten aan [verdachte (voornaam)] verminderd worden toegerekend, het feit dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en in het kader van mediation spijt heeft betuigd tegenover het slachtoffer. Daarom zal de rechtbank zowel de door de officier van justitie geëiste deels voorwaardelijke jeugddetentie als de werkstraf iets matigen. De rechtbank constateert tot slot dat de redelijke termijn met iets meer dan een maand is overschreden. Gelet op de zeer beperkte overschrijding van de redelijke termijn volstaat de rechtbank met een constatering daarvan.
Alles overwegende legt de rechtbank aan [verdachte (voornaam)] een jeugddetentie op van 120 dagen met
aftrek van het voorarrest, waarvan 69 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
[verdachte (voornaam)] heeft al 51 dagen in voorarrest gezeten. Deze straf betekent dat [verdachte (voornaam)] op dit moment
niet opnieuw naar de jeugdgevangenis moet, tenzij hij zich tijdens de proeftijd niet houdt
aan de algemene en bijzondere voorwaarden zoals hieronder opgenomen in de beslissing van
de rechtbank. [verdachte (voornaam)] heeft op zitting verklaard dat hij het zelf niet echt nodig vindt om therapie te volgen. Mocht de jeugdreclassering deze therapie nodig vinden, dan hoopt de rechtbank dat [verdachte (voornaam)] inziet dat hij hiervan juist voordeel kan hebben in zijn verdere leven. De rechtbank legt dan ook als bijzondere voorwaarden de door de Raad geadviseerde voorwaarden op, behalve wat betreft het contactverbod met medeverdachten. Dit acht de rechtbank niet langer nodig. Daarnaast legt de rechtbank aan [verdachte (voornaam)] een taakstraf op in de vorm van een werkstraf van 70 uur. Als [verdachte (voornaam)] deze werkstraf niet (goed) verricht, staan hier 35 dagen vervangende jeugddetentie tegenover.
Gelet op voorgaande beslissing zal de rechtbank het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.