ECLI:NL:RBMNE:2025:1467

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
C/16/557614 HA RK 23-107
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de kosten van de deskundige na bezwaren tegen de einddeclaratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 april 2025 een beschikking gegeven over de kosten van een deskundige na bezwaren van de verwerende partijen tegen de einddeclaratie. De deskundige had een einddeclaratie van € 12.744,69 ingediend, na eerder een voorschot van € 13.232,- te hebben ontvangen. De verwerende partijen, vertegenwoordigd door mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen, hebben bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de einddeclaratie en de wijze waarop de deskundige zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd. Zij hebben onder andere gesteld dat het aantal in rekening gebrachte uren onrealistisch was en dat er geen deugdelijke tijdsregistratie was overlegd. De rechtbank heeft de deskundige in de gelegenheid gesteld om zijn werkzaamheden te onderbouwen, waarop de deskundige heeft gereageerd met een gedetailleerde uitleg van de bestede uren en werkzaamheden. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de deskundige zijn onderzoek zorgvuldig heeft uitgevoerd en dat de opgegeven uren redelijk zijn. De rechtbank heeft bepaald dat het bedrag van de einddeclaratie aan de deskundige zal worden betaald uit het in depot gestorte voorschot, en dat het restant van het voorschot aan de verzoeker zal worden terugbetaald. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: C/16/557614 / HA RK 23-107
Beschikking van 9 april 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats 1] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. C.P.M. Nijland,
tegen

1.[verweerder sub 1] B.V.,

te [plaats 2] ,
2.
[verweerder sub 2],
te [plaats 3] ,
verwerende partijen,
hierna samen te noemen: [verweerders] ,
advocaat: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen.

1.Wat is er gebeurd?

1.1.
Bij beschikking van 10 april 2024 is het voorschot van de deskundige vastgesteld op € 13.232,- inclusief BTW en reiskosten.
1.2.
Omdat in de beschikking van 31 januari 2024 is bepaald dat [verzoeker] het voorschot dient te betalen, heeft [verzoeker] het bedrag in depot gestort.
1.3.
Vervolgens heeft de heer [deskundige] (hierna: [deskundige] ), de deskundige, eind november 2024 zijn definitieve rapport ingediend bij de rechtbank en daarbij ook zijn einddeclaratie ter hoogte van € 12.744,69 (inclusief BTW) gevoegd. Het deskundigenrapport is samen met de eindfactuur naar partijen gestuurd en zij zijn in de gelegenheid gesteld om op de eindfactuur te reageren.
1.4.
Mr. Beijersbergen van Henegouwen heeft namens [verweerders] op 20 december 2024 gereageerd op de eindfactuur. De bezwaren van [verweerders] tegen de eindfactuur zijn:
  • Het aantal in rekening gebrachte uren voor het doornemen van de stukken, in totaal 36 uur, is zeer onrealistisch en uitermate riant berekend;
  • De gezamenlijke ontmoeting heeft niet langer dan één dagdeel geduurd, waarbij het ook de vraag is hoeveel uren de deskundige heeft genoteerd voor deze werkzaamheden;
  • Het is de vraag waarop de 8 uur aan St. Specialist kosten zien, omdat er geen specialistische werkzaamheden zijn verricht en/of een meting is uitgevoerd;
  • Net als de begroting is de eindfactuur vrij riant opgesteld en ontbreekt het aan iedere vorm van uitleg en/of weergave van de gespecificeerde werkzaamheden.
[verweerders] verzoekt primair de deskundige de opdracht te geven zijn factuur nader te specificeren en zijn werkzaamheden aan te tonen en subsidiair om de factuur te matigen, waarbij rekening wordt gehouden met de bezwaren over de wijze waarop de deskundige zijn onderzoek heeft uitgevoerd.
1.5.
De griffie van de rechtbank heeft op 24 december 2024 de brief van
mr. Beijersbergen van Henegouwen doorgestuurd naar mr. Nijland en [deskundige] .
Mr. Nijland heeft in reactie op de brief te kennen gegeven dat [verzoeker] zich aan het oordeel van de rechtbank refereert.
1.6.
Op 6 januari 2025 heeft [deskundige] een onderbouwing van de werkzaamheden voor het deskundigenonderzoek toegestuurd aan de rechtbank. In de onderbouwing geeft [deskundige] per onderdeel (te weten: dossieronderzoek, deskundigenonderzoek op 2 september 2024, uitwerken concept deskundigenrapport, verwerking commentaar en definitief deskundigenrapport en uitwerking onderbouwing werkzaamheden) hoeveel uren hij daarvoor had geraamd en hoeveel uren er werkelijk zijn besteed aan de werkzaamheden.
1.7.
De rechtbank heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld om te reageren op de onderbouwing van de deskundige. Mr. Nijland heeft namens [verzoeker] laten weten geen opmerkingen te hebben. Mr. Beijersbergen van Henegouwen heeft namens [verweerders] wel gereageerd. Uit de reactie komen de volgende bezwaren / opmerkingen naar voren:
  • [verweerders] begrijpt niet wat de deskundige probeert te zeggen met dat er minder uren in rekening zijn gebracht dan geraamd;
  • Van een uitgebreide communicatie met partijen, zoals [deskundige] dat het heeft verwoord, is [verweerders] niets bekend;
  • Zonder daarbij een deugdelijke tijdsregistratie te overleggen, meent [deskundige] volgens [verweerders] dat het zonder meer redelijk is om van een tijdsbesteding van 10 uren + 1 uur senior specialist bouwfysica uit te gaan voor
9 werkzaamheden. [verweerders] meent dat dit maar een paar uur tijdsbesteding kan hebben gekost;
  • [verweerders] vraagt zich af in hoeverre de voorbereidingswerkzaamheden de werkzaamheden in het kader van het dossier onderzoek niet overlappen en daarmee dubbel zijn, dan wel in hoeverre partijen nu een vergoeding moeten betalen voor de gemaakte reiskosten en reisduur;
  • [verweerders] herhaalt het standpunt dat [deskundige] geen eigen onderzoek heeft gedaan en zich uitsluitend heeft laten leiden door eerdere en namens [verzoeker] opgestelde rapportages en bevindingen;
  • De bijeenkomst van 2 september 2024 betrof op geen enkele wijze een deskundig onderzoek en een tijdsbesteding van 18 uur voor deze werkzaamheden komt [verweerders] daarbij dan ook als onredelijk en ongemotiveerd over;
  • Er is geen sprake geweest van verwerking commentaar omdat [deskundige] de commentaren uitsluitend aan het einde van zijn rapport heeft gevoegd, zonder daarbij iets te wijzigen. Een tijdbesteding daarvoor van 6 uur is niet redelijk en niet concreet;
  • [deskundige] heeft geen uitleg gegeven over 2 uur aan uitwerking;
  • De conclusie van [verweerders] is dat de vergoeding aan [deskundige] niet hoger dan maximaal 10 uur zou mogen zijn.
1.8.
De rechtbank heeft vervolgens [verzoeker] en [deskundige] in de gelegenheid gesteld om te reageren op de brief van [verweerders] [verzoeker] heeft laten weten het niet eens te zijn met de bezwaren van [verweerders] , maar het oordeel verder over te laten aan de rechtbank.
1.9.
[deskundige] heeft wel een reactie gegeven. Hij wijst op het vonnis van de rechtbank waarin is bepaald dat als “
het antwoord op de eerste vraag bevestigend is, of in het geval noodzakelijke aanpassingen beperkt zijn, de bestede uren lager zullen uitvallen.” [deskundige] geeft aan dat de vraag niet bevestigend beantwoord is en dat de noodzakelijke aanpassingen met een indicatieve bouwkostenberaming van € 157.963,00 inclusief BTW niet beperkt zijn. [deskundige] licht verder toe wat hij bedoelt met uitgebreide communicatie met partijen, namelijk dat hij bij het uitvoeren van het dossieronderzoek heeft geconstateerd dat er nog diverse zaken ontbraken. De ontbrekende informatie heeft hij via email van 29 april 2024 bij partijen opgevraagd. Een deel van de informatie is vervolgens half mei 2024 door [verzoeker] aangeleverd zoals bouwfoto’s, (werk)tekeningen en bescheiden. Deze stukken zijn ook meegenomen in het dossieronderzoek. [deskundige] legt verder uit dat over het aanleveren van de nog ontbrekende bescheiden zoals het KOMO-attest met productcertificaat van de houten dakelementen langdurige communicatie heeft plaatsgevonden met partijen en uiteindelijk zelfs de rechtbank. De doorlooptijd van het dossieronderzoek had daardoor uiteindelijk een looptijd van 4,5 maand en is dus niet, zoals [verweerders] stelt, maar een paar uur.
Wat betreft de opname op locatie legt [deskundige] uit dat de reistijd inderdaad is meegenomen, maar dat dit ook al in de raming was opgenomen. De raming van 8 uur is verder niet overschreden.
[deskundige] bestrijdt de stelling van [verweerders] dat de tijdsbesteding voor het concept deskundigenrapport onredelijk en ongemotiveerd is. Uiteindelijk heeft hij een uitgebreid conceptrapport aangeleverd van 59 pagina’s, na uitgebreid dossier onderzoek en een opname op locatie.
[deskundige] geeft ook aan dat het niet juist is dat het commentaar van [verweerders] alleen is toegevoegd aan het rapport; hij heeft in 10 pagina’s uitgebreid puntsgewijs gereageerd op het commentaar van [verweerders] Met de ‘uitwerking onderbouwing werkzaamheden’ wordt bedoeld de reactie die hij heeft moeten geven naar aanleiding van de opmerkingen van [verweerders] , maar deze uren heeft hij niet in rekening gebracht.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank stelt wat betreft de eindnota voorop dat uitgegaan mag worden van de deskundigheid van [deskundige] . Dit betekent dat de rechtbank er van uitgaat dat [deskundige] zijn onderzoek zo zorgvuldig mogelijk heeft uitgevoerd en daaraan niet meer uren heeft besteed, dan wel meer uren declareert, dan nodig is geweest voor het onderzoek. De rechtbank kan het aantal uren dat [deskundige] heeft besteed aan het onderzoek niet controleren. Dat hoeft ook niet, want de rechtbank kan en mag uitgaan van de juistheid van het aantal uren dat [deskundige] heeft opgegeven. Bovendien heeft [deskundige] ook een uitgebreide toelichting gegeven op de uren die heeft besteed aan het onderzoek en de werkzaamheden die hij heeft verricht. De uren en de werkzaamheden komen de rechtbank redelijk voor. Daarbij komt dat de eindnota zelfs lager is dan de begroting van [deskundige] en dat de rechtbank in de beschikking van 10 april 2024 al heeft overwogen het aantal uren dat begroot is de rechtbank niet onredelijk hoog voorkomt. [deskundige] heeft verder toegelicht dat hij een aantal gewerkte uren zelfs niet heeft gedeclareerd, zodat [deskundige] ook niet meer uren in rekening heeft gebracht dan redelijk zou zijn.
2.2.
De conclusie van de rechtbank is dat aan [deskundige] het bedrag van de einddeclaratie van € 12.744,69 wordt betaald uit het voorschotbedrag dat in depot is gestort. Het restant van € 487,31 (€ 13.232 – € 12.744,69) zal worden terugbetaald aan [verzoeker] .

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de griffier van de rechtbank zal zorgdragen voor betaling aan de deskundige van zijn einddeclaratie van € 12.744,69 uit het in depot gestorte voorschotbedrag en voor terugbetaling van het restant van € 487,31 aan [verzoeker] ;
3.2.
verklaart deze beschikking wat betreft de onder 3.1 genoemde betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.H. Gaertman en in het openbaar uitgesproken op
9 april 2025.