ECLI:NL:RBMNE:2025:1477

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/8195
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren van 27 november 2024 behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit dat hem op 26 augustus 2024 was toegezonden, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat zou zijn ingediend. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank stelt vast dat de bezwaartermijn begon op 28 augustus 2024 en eindigde op 8 oktober 2024. Eiser heeft aangevoerd dat hij het bezwaarschrift vóór 9 oktober 2024 in de brievenbus van de gemeente heeft gedeponeerd, maar het college kon geen bewijs leveren dat het bezwaarschrift daadwerkelijk later was ingediend. De rechtbank concludeert dat het aannemelijk is dat eiser het bezwaarschrift tijdig heeft ingediend en vernietigt het besluit van het college. Het college wordt opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/8195

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.N. van der Ham),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, het college
(gemachtigde: R. d'Accorso).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 27 november 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig is ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarom is het beroep kennelijk gegrond.
Wat is het toetsingskader?
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [2] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [3] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden, gepubliceerd of uitgereikt. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4]
4. Indien een bezwaarschrift in de brievenbus van het bestuursorgaan is gedaan en het blijkens het door het bestuursorgaan daarop geplaatste stempel van ontvangst na het einde van de termijn is ontvangen, is het aan de indiener om aannemelijk te maken dat het geschrift eerder dan het stempel aangeeft door de geadresseerde is ontvangen. [5]

Is het bezwaarschrift te laat ingediend?

5. Niet in geschil is dat het besluit van 26 augustus 2024 aan eiser is toegezonden en dat hij het besluit (op enig moment) heeft ontvangen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te betwijfelen dat het besluit daadwerkelijk op 27 augustus 2024 is verzonden. [6] Daarbij wordt waarde gehecht aan wat het college heeft aangevoerd over de datering en verzending van het besluit. Het besluit is voorzien van een verzenddatum en op juiste wijze geadresseerd. Hiertegenover staat slechts de stelling van eiser dat het besluit van 26 augustus 2024 weliswaar van voornoemde dagtekening is voorzien, maar dat niet aannemelijk is dat het besluit daadwerkelijk op 27 augustus 2024 is verzonden. Eiser heeft bovendien ook niet aangegeven wanneer hij het besluit dan wel zou hebben ontvangen.
6. Nu aannemelijk is dat het besluit van 26 augustus 2024 op 27 augustus 2024 is verzonden, is de bezwaartermijn gaan lopen op 28 augustus 2024 en eindigde deze op 8 oktober 2024. Het college heeft eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college zijn bezwaarschrift pas op 9 oktober 2024 - dus te laat - heeft ontvangen en eiser hier geen goede reden voor heeft gegeven.
7. Eiser voert aan dat hij wel op tijd bezwaar heeft gemaakt. Hij heeft samen met zijn zus het bezwaarschrift vóór 9 oktober 2024 in de brievenbus van de gemeente gedaan. In een
e-mail van 6 december 2024, namens eiser geschreven door de begeleiding en zijn familie, heeft eiser toegelicht hoe één en ander is verlopen. De begeleiding heeft het bezwaarschrift gedagtekend op 4 oktober 2024 (een vrijdag). De begeleiding heeft met eiser afgesproken dat hij het bezwaarschrift het daaropvolgende aansluitende weekend zelf zou posten. Door zijn wisselende stemmingen en handicap heeft eiser deze afspraak niet nagekomen. Om die reden heeft zijn zus samen met hem op maandag of dinsdag het bezwaarschrift rechtstreeks in de algemene brievenbus van de gemeente Gooise Meren gedeponeerd.
8. De rechtbank komt tot het volgende oordeel. Vast staat dat het bezwaarschrift op (woensdag) 9 oktober 2024 is gestempeld door de postkamer van de gemeente Gooise Meren. De stempel van ontvangst op het bezwaarschrift duidt er op zich nog niet onomstotelijk op dat het bezwaarschrift ook op diezelfde dag is aangeboden. Daarom heeft de rechtbank het college gevraagd om toe te lichten waarom op de bezwaarenveloppe geen datum van ontvangst is vermeld. Ook heeft de rechtbank om informatie verzocht waaruit blijkt op welke wijze en op welk tijdstip het bezwaarschrift door de postkamer is geregistreerd. Het college heeft hier evenwel geen informatie over kunnen verstrekken en heeft evenmin toegelicht waarom op de enveloppe geen datumstempel staat. Dit laat de bepaald niet ondenkbare mogelijkheid open dat eiser de enveloppe met het bezwaarschrift daadwerkelijk vóór 9 oktober 2024 (bijvoorbeeld op 8 oktober 2024 na kantoortijd) in de brievenbus van de gemeente Gooise Meren heeft gedeponeerd. De rechtbank acht het zodoende aannemelijk dat eiser het bezwaarschrift tijdig – namelijk in iedere geval vóór
8 oktober 2024, 23.59 uur – in de brievenbus van de gemeente heeft gedeponeerd.
9. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het zich ten onrechte van een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar heeft onthouden.

Conclusie en gevolgen

10. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het college moet alsnog inhoudelijk op het bezwaar beslissen. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken na verzending van deze uitspraak.
11. Omdat beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 27 november 2024;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
5 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artiekl 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2604
6.Zie voor het beoordelingskader de uitspraak van de CRvB van 22 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:934.