ECLI:NL:RBMNE:2025:1489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
16/060832-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdodelijk ongeval door aanmerkelijk onoplettend rijgedrag

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 oktober 2023 in Dronten met een vrachtwagen door een rood verkeerslicht een kruispunt opreed. Dit leidde tot een botsing met een camper, waarbij de bijrijder van de camper om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend had gereden, omdat hij zich onvoldoende had vergewist van de verkeerssituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte een beroepschauffeur is en dat hogere eisen aan zijn oplettendheid gesteld moeten worden. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij nog nooit eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De benadeelde partij, weduwnaar van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering omdat de schade al door de verzekering was vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/060832-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.S. Avagyan, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair
op 7 oktober 2023 in Dronten als bestuurder van een trekker-opleggercombinatie zich zodanig heeft gedragen (roekeloos, dan wel zeer, in elk geval aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend) dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood;
subsidiair
op 7 oktober 2023 in Dronten als bestuurder van een trekker-opleggercombinatie zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, waarbij de schuldgradatie ‘aanmerkelijk onoplettend’ heeft te gelden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de registratiegegevens waaruit zou volgen dat verdachte door rood heeft gereden onvoldoende overtuigend zijn. De data staan immers haaks op de verklaringen van verdachte en getuige [getuige 1] . Daarnaast heeft getuige [getuige 1] verklaard dat er vaak bijna-ongevallen plaatsvinden op het betreffende kruispunt vanwege rare reacties van de verkeerslichten. De raadsman heeft onder verwijzing naar een nieuwsbericht gesteld dat er aanwijzingen zijn dat de ‘slimme verkeerslichten’ ten tijde van het ongeval kunnen zijn beïnvloed door smartphones. Bij deze stand van zaken kan niet worden geconcludeerd dat er overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte door rood is gereden of zich anderszins gevaarzettend heeft gedragen.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op geen enkel moment heeft beseft dat hij door rood is gereden. Er was sprake van een moment van onoplettendheid. Het handelen van verdachte kan niet worden gekwalificeerd als roekeloos rijgedrag en/of een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5]hebben in een proces-verbaal forensisch onderzoek verkeer onder meer het volgende gerelateerd:
Op zaterdag 7 oktober 2023 omstreeks 17:05 uur, had op de Hanzeweg, gelegen buiten de als zodanig aangegeven bebouwde kom van Dronten in de gemeente Dronten een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een personenauto en een trekker oplegger combinatie. Als gevolg van het verkeersongeval is één persoon ter plaatse overleden.
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op het kruispunt tussen de Hanzeweg, Hondweg en de Ketelweg. De bestuurder van de personenauto reed over de Hanzeweg, komende uit de richting van Kampen en
gaande in de richting van Dronten. De bestuurder van de bedrijfsauto reed over de Hanzeweg, komende vanuit de richting van Dronten en gaande in de richting van de Ketelweg.
Uit de analyse van het faselog bleek dat de bestuurder van de bedrijfsauto, op zaterdag 7 oktober 2023 omstreeks 17:05:19,4 uur, de stopstreep was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten na correctie minimaal 30 minuten en 47,3 seconden rood licht uitstraalden. [2]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1]hebben in een proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon onder meer het volgende gerelateerd:
Op basis van wat door ons werd vastgesteld, alsmede de resultaten van de schouw, wordt gesteld dat:
- de genoemde persoon [slachtoffer] niet op natuurlijke wijze is overleden. Hoogstwaarschijnlijk overleden ten gevolge aan ernstig schedelhersenenletsel, als gevolg van het verkeersongeval. [3]
Verdachteheeft ter zitting verklaard:
Ik was de bestuurder van de vrachtwagen. Ik zag de camper toen ik op het kruispunt stond, vlakbij al. Ik heb de camper pas op het laatste moment gezien.
Bewijsoverwegingen
Uit de geregistreerde gegevens van de verkeersregelinstallatie (VRI) volgt dat het verkeerslicht al lange tijd op rood stond toen verdachte de stopstreep passeerde. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze registratie. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte, die altijd verklaard heeft dat hij door groen reed, zich hierin kennelijk heeft vergist.
De overtuiging van de rechtbank wordt gestaafd door het volgende.
Uit de bevindingen van het forensisch onderzoek, [4] maar ook uit de verklaringen van meerdere getuigen, [5] volgt dat de camper van de slachtoffers de kruising opreed juist op het moment dat ‘hun’ stoplicht op rood sprong. De camper had een aanzienlijke snelheid, van gemiddeld 76 tot 81 km/uur. [6]
Uit het forensisch onderzoek blijkt voorts dat het (lange) voertuig van verdachte ‘zijn’ stopstreep geheel gepasseerd was toen de botsing plaatsvond. [7] Hij had daarbij vaart geminderd tot ongeveer 20 km/uur. [8] Indien de waarneming van verdachte zou kloppen, zou hij dus al enige tijd groen moeten hebben gehad – in elk geval lang genoeg om met afnemende snelheid de stopstreep te passeren – toen het stoplicht van de tegenovergestelde rijrichting op rood sprong.
Als de verklaring van verdachte, te weten dat hij door groen is gereden en dat hij heeft gezien dat de kruising vrij was, zou kloppen, zou dat betekenen dat de VRI twee gebreken moet hebben vertoond: de verkeerslichten stonden -in aanzienlijke mate- verkeerd afgesteld, én de faselog van het systeem heeft de daadwerkelijke gang van zaken -van de verkeerslichten in combinatie met de detectielussen onder het wegdek- onjuist geregistreerd. Het dossier biedt geen aanknopingspunt voor een dergelijk ‘dubbel’ mankement van de VRI. De door verdachte gestelde waarneming strookt ten slotte ook niet met de geboekstaafde ontruimingstijd (als een stoplicht rood wordt, volgt een korte pauze voordat een ander stoplicht groen krijgt) van 0,4 seconde. [9]
Wat de raadsman heeft aangevoerd doet aan het voorafgaande niet af. Zijn suggestie dat de verkeerslichten kunnen zijn beïnvloed door smartphones, volgt niet uit het door hem overgelegde bericht van Omroep Flevoland, waarin enkel staat dat de ‘slimme verkeerslichten’ worden uitgeschakeld vanwege zorgen over de privacy van weggebruikers.
Behalve dat hij door rood is gereden, heeft verdachte zich er voorts onvoldoende van vergewist dat het kruispunt vrij was van verkeer. Weliswaar volgt uit het forensisch onderzoek en getuigenverklaringen dat de camper van de slachtoffers op het laatste moment en met aanzienlijke snelheid het kruispunt opreed, door oranje en (net aan) rood. Maar dat neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat verdachte pas had mogen afslaan op het moment dat de kruising geheel vrij was, dus ook vrij van een op het laatst doorrijdende tegenligger. Uit de verklaring volgt dat verdachte de camper pas op het allerlaatste moment heeft gezien.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het voorgaande worden geduid als meer dan een tijdelijk kort moment van onoplettendheid. De rechtbank ziet zich daarbij voor de vraag gesteld of de gedragingen van verdachte als roekeloos dan wel zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend kan worden gekwalificeerd.
In het algemeen geldt dat onder ‘schuld’ als delictsbestanddeel een grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan die bestaat in verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Of daarvan sprake is, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Onder roekeloosheid als zwaarste schuldvorm moet worden verstaan een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, terwijl de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hiervan geen sprake is, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De omstandigheden dat verdachte, terwijl het verkeerslicht rood licht uitstraalde, met een lang voertuig het kruispunt is opgereden, zich in onvoldoende mate ervan heeft vergewist dat het kruispunt vrij was van verkeer en daardoor geen voorrang heeft verleend aan een tegenligger, leiden tot het oordeel dat de verdachte schuld heeft in bovengenoemde zin, en wel dat hij aanmerkelijk onoplettend heeft gereden. De rechtbank betrekt bij dit oordeel het feit dat verdachte een beroepschauffeur is, waaraan hogere eisen ten aanzien van de voorzichtigheid en oplettendheid moeten worden gesteld dan aan de gemiddelde verkeersdeelnemer (Garantenstellung). Niet alleen vanwege de grotere rijvaardigheid die van een beroepschauffeur mag worden verwacht, maar ook vanwege de grotere gevaarzetting die een voertuig met een dergelijk gewicht en omvang met zich meebrengt.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een gedeeltelijke bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde zoals hierna in rubriek 5 weergegeven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 7 oktober 2023, te Dronten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker-opleggercombinatie), daarmede rijdende over de weg, de Hanzeweg en de kruising van de Hanzeweg met de Ketelweg en de Hondweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend,
- niet te stoppen voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat reeds minimaal 30 minuten en 47,3 seconden rood licht uitstraalde en
- vervolgens voornoemde kruising op te rijden en links af te slaan in de richting van de Ketelweg en
- zich er daarbij in onvoldoende mate van te vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en
- daarbij geen voorrang te verlenen aan een voor hem, verdachte, van rechts komende personenauto en
- vervolgens in botsing te komen met voornoemde personenauto, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , werd gedood.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 240 uren;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 12 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een first offender is en zelf enorm is aangedaan door het ongeval. Daarnaast is verdachte vrachtwagenchauffeur van beroep en heeft hij zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. Ook heeft verdachte meegewerkt aan het politieonderzoek. Onder deze omstandigheden heeft het opleggen van een straf volgens de raadsman geen doel meer. De raadsman verzoekt de rechtbank dan ook verdachte bij een bewezenverklaring geen straf op te leggen dan wel een voor een zo groot mogelijk deel voorwaardelijke straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft als bestuurder van een vrachtwagen een ongeval veroorzaakt, waardoor een inzittende van een ander voertuig is komen te overlijden. Het spreekt voor zich dat door dit overlijden de nabestaanden onherstelbaar leed is toegebracht. Uit inhoud van de stukken in het dossier volgt dan ook dat het verdriet en gemis van de nabestaanden groot is. De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele strafrechtelijke reactie dit kan compenseren. De ernst van het feit, en het verwijt jegens verdachte, maken dat niet kan worden volstaan met schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals de raadsman subsidiair heeft bepleit.
De gevolgen van het verkeersgedrag van verdachte zijn groot, maar de rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de overtuiging van verdachte dat hij door groen reed. Dit is echter een -verwijtbare- fout gebleken, waardoor verdachte onbedoeld en ongewild schuld heeft aan de dood van het slachtoffer. De rechtbank gaat ervan uit dat er sprake is van een onjuiste waarneming en dat verdachte zich op dat moment niet bewust was dat hij verkeersregels overtrad. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat het ongeval hem heeft aangegrepen. Dit wordt in strafverminderende zin meegewogen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 25 oktober 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard nog steeds werkzaam te zijn als chauffeur.
Op te leggen straf
De oriëntatiepunten van de rechtbank voor straftoemeting gaan voor het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood als gevolg uit van een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 1 jaar.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf, naast al het voorafgaande, rekening met het tijdsverloop. De rechtbank constateert dat het rijbewijs van verdachte niet ingevorderd is geweest in verband met de onderhavige zaak. Verdachte wordt bijna anderhalf jaar na het verkeersongeval veroordeeld en is in die periode niet nogmaals in aanraking gekomen met de politie of justitie. Ook nu verdachte chauffeur is van beroep acht de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij deze stand van zaken niet passend.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 240 uren passend en geboden is, en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 1 jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde], weduwnaar van [slachtoffer] , heeft een formulier Verzoek tot schadevergoeding ingediend, waarin een bedrag van € 40.000,00 wordt gevorderd, bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde feit. Uit de bijlage bij het formulier, een email afkomstig van een medewerkster van Slachtofferhulp Nederland, volgt dat er geen schadevordering zal worden ingediend, omdat de verzekering van de benadeelde partij verdachte reeds aansprakelijk heeft gesteld voor de schade. De benadeelde partij is op 4 februari 2025 door de rechter-commissaris gehoord en heeft verklaard dat de verzekeraar de schade inmiddels geheel heeft vergoed.
De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk in de vordering verklaren omdat de schade reeds is vergoed door de verzekeraar van de benadeelde partij. De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
-
ontzegtverdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 jaar;
- bepaalt dat de ontzegging
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
Benadeelde partij [benadeelde]
- verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 oktober 2023, te Dronten, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker oplegger combinatie), daarmede rijdende over de weg, de Hanzeweg en/of de kruising van de Hanzeweg met de Ketelweg en de Hondweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- niet te stoppen voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat reeds (minimaal 30 minuten en 47,3 seconden) rood licht uitstraalde en/of
- ( vervolgens) voornoemde kruising op te rijden en/of links af te slaan in de richting van de Ketelweg en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van te vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
- ( daarbij) geen voorrang te verlenen aan een voor hem, verdachte, van rechts komende personenauto en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en of voldoende uit te wijken voor voornoemde personenauto en/of
- ( vervolgens) in aanrijding en/of botsing te komen met voornoemde personenauto, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 7 oktober 2023, te Dronten, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (trekker oplegger combinatie), daarmee rijdende op de weg, de Hanzeweg en/of de kruising van de Hanzeweg met de Ketelweg en de Hondweg,
- niet is gestopt voor een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeerslicht dat reeds (minimaal 30 minuten en 47,3 seconden) rood licht uitstraalde en/of
- ( vervolgens) voornoemde kruising is opgereden en/of links af is geslagen in de richting van de Ketelweg en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of
- ( daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een voor hem, verdachte, van rechts komende personenauto en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en of voldoende is uitgeweken voor voornoemde personenauto en/of
- ( vervolgens) in aanrijding en/of botsing is gekomen met voornoemde personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 juni 2024, de aanvullingen van 19 en 22 november 2024 en 10 februari 2025, genummerd PL0900-20307610, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 127. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 40.
3.Pagina 88.
4.Pagina 54.
5.Getuigen [getuige 2] : pagina 63, [benadeelde] : pagina 82, [getuige 3] : pagina 98.
6.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 19 juni 2024, pagina 3.
7.Foto’s op pagina 23 e.v.
8.Pagina 32.
9.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 19 november 2024, pagina 4.