4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5]hebben in een proces-verbaal forensisch onderzoek verkeer onder meer het volgende gerelateerd:
Op zaterdag 7 oktober 2023 omstreeks 17:05 uur, had op de Hanzeweg, gelegen buiten de als zodanig aangegeven bebouwde kom van Dronten in de gemeente Dronten een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een personenauto en een trekker oplegger combinatie. Als gevolg van het verkeersongeval is één persoon ter plaatse overleden.
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op het kruispunt tussen de Hanzeweg, Hondweg en de Ketelweg. De bestuurder van de personenauto reed over de Hanzeweg, komende uit de richting van Kampen en
gaande in de richting van Dronten. De bestuurder van de bedrijfsauto reed over de Hanzeweg, komende vanuit de richting van Dronten en gaande in de richting van de Ketelweg.
Uit de analyse van het faselog bleek dat de bestuurder van de bedrijfsauto, op zaterdag 7 oktober 2023 omstreeks 17:05:19,4 uur, de stopstreep was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten na correctie minimaal 30 minuten en 47,3 seconden rood licht uitstraalden.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1]hebben in een proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon onder meer het volgende gerelateerd:
Op basis van wat door ons werd vastgesteld, alsmede de resultaten van de schouw, wordt gesteld dat:
- de genoemde persoon [slachtoffer] niet op natuurlijke wijze is overleden. Hoogstwaarschijnlijk overleden ten gevolge aan ernstig schedelhersenenletsel, als gevolg van het verkeersongeval.
Verdachteheeft ter zitting verklaard:
Ik was de bestuurder van de vrachtwagen. Ik zag de camper toen ik op het kruispunt stond, vlakbij al. Ik heb de camper pas op het laatste moment gezien.
Bewijsoverwegingen
Uit de geregistreerde gegevens van de verkeersregelinstallatie (VRI) volgt dat het verkeerslicht al lange tijd op rood stond toen verdachte de stopstreep passeerde. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze registratie. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte, die altijd verklaard heeft dat hij door groen reed, zich hierin kennelijk heeft vergist.
De overtuiging van de rechtbank wordt gestaafd door het volgende.
Uit de bevindingen van het forensisch onderzoek,maar ook uit de verklaringen van meerdere getuigen,volgt dat de camper van de slachtoffers de kruising opreed juist op het moment dat ‘hun’ stoplicht op rood sprong. De camper had een aanzienlijke snelheid, van gemiddeld 76 tot 81 km/uur.
Uit het forensisch onderzoek blijkt voorts dat het (lange) voertuig van verdachte ‘zijn’ stopstreep geheel gepasseerd was toen de botsing plaatsvond.Hij had daarbij vaart geminderd tot ongeveer 20 km/uur.Indien de waarneming van verdachte zou kloppen, zou hij dus al enige tijd groen moeten hebben gehad – in elk geval lang genoeg om met afnemende snelheid de stopstreep te passeren – toen het stoplicht van de tegenovergestelde rijrichting op rood sprong.
Als de verklaring van verdachte, te weten dat hij door groen is gereden en dat hij heeft gezien dat de kruising vrij was, zou kloppen, zou dat betekenen dat de VRI twee gebreken moet hebben vertoond: de verkeerslichten stonden -in aanzienlijke mate- verkeerd afgesteld, én de faselog van het systeem heeft de daadwerkelijke gang van zaken -van de verkeerslichten in combinatie met de detectielussen onder het wegdek- onjuist geregistreerd. Het dossier biedt geen aanknopingspunt voor een dergelijk ‘dubbel’ mankement van de VRI. De door verdachte gestelde waarneming strookt ten slotte ook niet met de geboekstaafde ontruimingstijd (als een stoplicht rood wordt, volgt een korte pauze voordat een ander stoplicht groen krijgt) van 0,4 seconde.
Wat de raadsman heeft aangevoerd doet aan het voorafgaande niet af. Zijn suggestie dat de verkeerslichten kunnen zijn beïnvloed door smartphones, volgt niet uit het door hem overgelegde bericht van Omroep Flevoland, waarin enkel staat dat de ‘slimme verkeerslichten’ worden uitgeschakeld vanwege zorgen over de privacy van weggebruikers.
Behalve dat hij door rood is gereden, heeft verdachte zich er voorts onvoldoende van vergewist dat het kruispunt vrij was van verkeer. Weliswaar volgt uit het forensisch onderzoek en getuigenverklaringen dat de camper van de slachtoffers op het laatste moment en met aanzienlijke snelheid het kruispunt opreed, door oranje en (net aan) rood. Maar dat neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat verdachte pas had mogen afslaan op het moment dat de kruising geheel vrij was, dus ook vrij van een op het laatst doorrijdende tegenligger. Uit de verklaring volgt dat verdachte de camper pas op het allerlaatste moment heeft gezien.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het voorgaande worden geduid als meer dan een tijdelijk kort moment van onoplettendheid. De rechtbank ziet zich daarbij voor de vraag gesteld of de gedragingen van verdachte als roekeloos dan wel zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend kan worden gekwalificeerd.
In het algemeen geldt dat onder ‘schuld’ als delictsbestanddeel een grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan die bestaat in verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Of daarvan sprake is, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Onder roekeloosheid als zwaarste schuldvorm moet worden verstaan een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, terwijl de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hiervan geen sprake is, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De omstandigheden dat verdachte, terwijl het verkeerslicht rood licht uitstraalde, met een lang voertuig het kruispunt is opgereden, zich in onvoldoende mate ervan heeft vergewist dat het kruispunt vrij was van verkeer en daardoor geen voorrang heeft verleend aan een tegenligger, leiden tot het oordeel dat de verdachte schuld heeft in bovengenoemde zin, en wel dat hij aanmerkelijk onoplettend heeft gereden. De rechtbank betrekt bij dit oordeel het feit dat verdachte een beroepschauffeur is, waaraan hogere eisen ten aanzien van de voorzichtigheid en oplettendheid moeten worden gesteld dan aan de gemiddelde verkeersdeelnemer (Garantenstellung). Niet alleen vanwege de grotere rijvaardigheid die van een beroepschauffeur mag worden verwacht, maar ook vanwege de grotere gevaarzetting die een voertuig met een dergelijk gewicht en omvang met zich meebrengt.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een gedeeltelijke bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde zoals hierna in rubriek 5 weergegeven.