Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Samen Veilig Midden-Nederland,
1.De procedure
- het verzoekschrift (met bijlagen) van de moeder, binnengekomen op 14 november 2024;
- de aanvullende stukken van de moeder, binnengekomen op 28 november 2024 en
- het verweerschrift (met bijlagen) van de GI, binnengekomen op 20 december 2024;
- de e-mail van de pleegouders, binnengekomen op 22 januari 2025.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [A] , namens de GI;
- de heer [B] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
2.Waar de procedure over gaat
[minderjarige] ,op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] geboren.
14 maart 2023 door het hof bekrachtigd.
- maand 1: elke twee weken voor de duur van twee uur;
- maand 2: elke twee weken voor de duur van vier uur;
- maand 3: elke twee weken voor de duur van zes uur;
- maand 4-5: elke twee weken van vrijdag 17:00 uur tot zaterdag 17:00 uur;
- maand 6: elke twee weken van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur;
- gedurende de helft van de schoolvakanties.
Om moeder extra te ondersteunen in het contact met haar dochter is op 3 juli 2024 gestart met Video Interactie Begeleiding gericht op gehechtheid (VIB-G). De moeder werkt goed mee aan de hulpverlening van pleegzorgorganisatie [naam instelling] , aan ouderbegeleiding en ook aan de VIB-G. De moeder laat groei zien door middel van de hulpverlening. De verwachting is echter dat het opleggen van meer contact weerstand zal oproepen bij [minderjarige] en dat deze prille, positieve ontwikkeling afgebroken wordt.
De GI vraagt daarom om het verzoek van de moeder af te wijzen en de omgangsregeling voor nu te laten zoals deze is.
3.De beoordeling
De rechtbank vindt dat de moeder en [minderjarige] de kans moeten krijgen om deze positieve ontwikkeling voort te zetten, zonder dat er op dit moment een definitief besluit wordt genomen over de omgangsregeling.
De moeder heeft op de zitting verteld dat zij geen professionele hulpverlening nodig heeft en dat zij haar trauma’s en de scheiding van [minderjarige] heeft verwerkt doordat zij veel met vrienden en familie heeft gepraat.
Daarnaast vindt de GI dat de moeder nog niet goed genoeg kan aansluiten bij [minderjarige] en dat zij nog niet goed genoeg kan aanvoelen wat [minderjarige] nodig heeft. Ze vindt het moeilijk om haar rol als ouder op afstand invulling te geven. De moeder lijkt sneller te willen gaan in het opbouwen van het contact met [minderjarige] , dan in het belang van [minderjarige] passend en mogelijk is.
De moeder heeft ter zitting bijvoorbeeld ook gezegd dat zij samen met de pleegouders van [minderjarige] ‘co-parenting’ wil doen. De moeder lijkt zich dus niet te realiseren dat er in deze situatie geen sprake kan zijn van ‘co-parenting’, omdat de moeder een ouder op afstand is en dus een andere rol vervult dan de pleegouders van [minderjarige] .
Sinds de GI de voogdij heeft over [minderjarige] heeft de moeder geen opvoedende rol meer. De behoefte van de moeder om zich met de opvoeding van [minderjarige] te bemoeien roept ook spanningen op bij [minderjarige] , omdat zij loyaal is aan de pleegouders. Dat zijn immers haar primaire verzorgers, die ook de regie hebben over de dagelijkse gang van zaken in hun eigen huis en alles wat er bij het opvoeden van [minderjarige] komt kijken. De moeder heeft geen gezag meer en heeft daar dus geen rol meer in.
Het is daarom niet gepast om bijvoorbeeld zonder overleg met de pleegouders deodorant of een telefoon voor [minderjarige] te kopen. De behoefte daaraan lijkt eerder vanuit de moeder te komen dan vanuit een reële behoefte van [minderjarige] , nog daargelaten dat de pleegouders daarover gaan.
Alhoewel de moeder tijdens de zitting heeft aangegeven dat zij de dingen die zij doet niet zo bedoelt, geeft zij [minderjarige] daarmee wel een signaal dat haar pleegouders het niet goed doen. Daardoor brengt de moeder [minderjarige] in een loyaliteitsconflict en dat is niet in haar belang. De rechtbank merkt in dit kader nog op dat er wellicht ook voor [minderjarige] psycho-educatie kan worden ingezet, zodat zij kan leren begrijpen waarom de moeder bepaalde dingen zegt en doet. Dat zou ook kunnen bijdragen aan het verminderen van het loyaliteitsconflict.
Ook de pleegouders kunnen een rol vervullen in het vergroten van het vertrouwen van de moeder in hen en de zorg voor [minderjarige] . Mogelijk is er ruimte om af en toe iets gezamenlijks met de pleegouders en de moeder te doen, zodat er ook tussen hen meer vertrouwen ontstaat.
De Raad heeft op de zitting verklaard dat het tempo van [minderjarige] gevolgd moet worden. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding voor een Raadsonderzoek.
De rechtbank zal de beslissing daarom aanhouden (uitstellen) in afwachting van het verloop van de hulpverlening. De rechtbank verzoekt de GI om haar uiterlijk
3 oktober 2025de volgende informatie te sturen:
- voortgangsverslagen van de begeleide omgang tussen de moeder en [minderjarige] ;
- tussentijdse verslagen en/of het eindverslag van de VIB-G;
- nadere informatie over het verloop van de huidige GGZ-behandeling van [minderjarige] ;
- een overzicht van de hulpverlening die tot op heden bij zowel [minderjarige] als bij de moeder is ingezet, althans is aangeboden (bijvoorbeeld voor de moeder om te accepteren dat zij een moeder op afstand is).
Als de GI vindt dat het in het belang van [minderjarige] is dat er extra contactmomenten plaatsvinden, dan gaat de rechtbank ervan uit dat dit ook wordt gerealiseerd door de GI. [minderjarige] heeft bijvoorbeeld een aantal maanden geleden al gevraagd of zij een keer met haar vriendinnetje bij de moeder mag logeren. Op de zitting heeft de GI verteld dat zij dit met alle betrokkenen heeft besproken en dat dit mogelijk is. Dit is echter geen structurele uitbreiding en heeft nog steeds niet plaatsgevonden. Het is belangrijk dat de GI blijft investeren in het (waar mogelijk uitbreiden van het) contact tussen de moeder en [minderjarige] , zoals ook het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden al heeft overwogen in zijn beschikking.
4.De beslissing
3 oktober 2025;
- voortgangsverslagen van de begeleide omgang tussen de moeder en [minderjarige] ;
- tussentijdse verslagen en/of het eindverslag van de VIB-G;
- nadere informatie over het verloop van de huidige GGZ-behandeling van [minderjarige] ;
- een overzicht van de hulpverlening die tot op heden bij zowel [minderjarige] als bij de moeder is ingezet, althans is aangeboden (bijvoorbeeld voor de moeder om te accepteren dat zij een moeder op afstand is);
- of meer uitstel nodig is en zo ja, voor hoe lang;