ECLI:NL:RBMNE:2025:1515

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
24/3071
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van spoedeisende bestuursdwang bij het verwijderen van een gestalde fiets in het stationsgebied van Utrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de toepassing van spoedeisende bestuursdwang door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 maart 2024, waarbij zijn fiets was verwijderd omdat deze gevaarlijk geparkeerd stond en in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Utrecht 2010. De rechtbank heeft op 26 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van het college aanwezig was, maar eiser zelf niet. De rechtbank concludeert dat de fiets van eiser op een locatie stond waar een stallingsverbod geldt, namelijk de Croeselaan, die onder het drukke stationsgebied valt. De rechtbank oordeelt dat het college terecht de spoedeisende bestuursdwang heeft toegepast, omdat de fiets hinderlijk was geparkeerd en er een risico voor de veiligheid bestond. Eiser had aangevoerd dat zijn fiets niet gevaarlijk was geparkeerd, maar de rechtbank oordeelt dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat de fiets op een verboden plek stond. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat de beslissing van het college om de fiets te verwijderen rechtmatig was en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3071

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: C. Ligthart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toepassing van de spoedeisende bestuursdwang door het college waarbij de fiets van eiser is verwijderd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 15 maart 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is er gebeurd?
2. De fiets van eiser stond gestald bij het Jaarbeursgebouw op de Croeselaan. Een toezichthouder van het college heeft de fiets weggehaald en naar het depot gebracht.
Het juridisch kader
3. Op grond van artikel 2:32 eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2010 (de APV) is het verboden een fiets te parkeren als daardoor een voetpad of trottoir de doorgang wordt gehinderd, de veiligheid of doorstroming of het uitzicht van het verkeer wordt gehinderd of belemmerd, op of aan een openbare plaats hinder, overlast of schade ontstaat of voor een bewoner of gebruiker van het gebouw waartegen of waarvoor de fiets staat geparkeerd de doorgang of het uitzicht wordt belemmerd. Volgens het derde lid van artikel 2:32 van de APV is het ter voorkoming van hinder, overlast of gevaar verboden een fiets buiten de daarvoor bestemde fietsvoorzieningen onbeheerd te laten staan op door het college aangewezen plaatsen. In de Beleidsregel toepassing spoedeisende bestuursdwang bij Fietsparkeren in het Stationsgebied (de beleidsregel) is opgenomen dat het stationsgebied vrij moet blijven van geparkeerde fietsen en dat de Croeselaan valt onder het stationsgebied.
De beoordeling van de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt of het college terecht de spoedeisende bestuursdwang heeft toegepast. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank oordeelt dat het college de fiets heeft mogen weghalen. Eiser krijgt dus geen gelijk
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Het college heeft aan zijn besluit artikel 2:32 van de APV ten grondslag gelegd, maar daarbij niet concreet gemaakt op welke specifieke bepaling (lid) hij een beroep doet. Tijdens de zitting heeft het college toegelicht dat de grondslag van de toepassing van de spoedeisende bestuursdwang zowel ziet op het feit dat eiser zijn fiets gevaarlijk heeft geplaatst als op het feit dat eiser zijn fiets heeft geplaatst op een locatie die valt onder het stallingsverbod in het stationsgebied (de Croeselaan). De rechtbank begrijpt dat het college dus zowel het eerste als het derde lid van artikel 2:32 van de APV aan de spoedeisende bestuursdwang ten grondslag legt.
7. Eiser stelt dat de fiets niet gevaarlijk stond geparkeerd, omdat de fiets niemand in de weg stond en geen doorgang blokkeerde. Uit de door het college overgelegde foto’s van verschillende data volgt onvoldoende duidelijk dat de fiets van eiser daarop zichtbaar is.
8. Het college voert aan dat de toezichthouder de fiets heeft aangetroffen op een locatie waar een stallingsverbod geldt en bovendien stond de fiets voor de nooduitgang van het Jaarbeursgebouw. Ter onderbouwing legt het college foto’s over van de datum waarop de fiets is gesignaleerd en van een latere datum.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht vastgesteld dat de fiets van eiser op de Croeselaan geparkeerd stond in een gebied waar een stallingsverbod geldt als bedoeld in artikel 2:32, derde lid van de APV. Uit de toelichting tijdens de zitting volgt dat het de fiets van eiser is die op de foto’s van 23 januari 2024 te zien is. De foto’s die op een latere datum door het college zijn geschoten en in de rijwielregistratie zijn opgenomen, zijn slechts bedoeld als sfeerbeeld en niet ter illustratie van het feit dat de fiets van eiser daar op dat moment staat. De fiets van eiser is dus waargenomen op de Croeselaan en de Croeselaan ligt in het stationsgebied. Het stationsgebied is aangemerkt als locatie waar een stallingsverbod geldt, omdat het stationsgebied erg druk is met verschillende verkeersstromen en vrij moet blijven van geparkeerde fietsen. De reden hiervoor is dat in geval van nood veel mensen tegelijkertijd veilig moeten worden geëvacueerd. De vraag of de fiets in dit specifieke geval gevaar heeft opgeleverd (zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 2:32 van de APV), kan de rechtbank onbesproken laten, omdat artikel 2:32 derde lid van de APV reeds voldoende basis biedt voor bestuursdwang.
10. Verder stelt eiser dat sprake is geweest van een afwijkende behandeling, omdat andere fietsen gevaarlijk geparkeerd stonden en deze fietsen niet door een toezichthouder zijn meegenomen. Het college heeft toegelicht dat dit te maken heeft met handhavingscapaciteit, waardoor niet alle verkeerd geparkeerde fietsen binnen de gegeven tijd kunnen worden meegenomen. De rechtbank is het met het college eens dat daardoor geen sprake is van een afwijkende behandeling. Dat er meer fietsen verkeerd geparkeerd stonden, toont immers niet aan dat eiser afwijkend is behandeld. Feit blijft immers dat de fiets op een plaats staat waar een stallingsverbod geldt en dat daarom de fiets mocht worden weggehaald.
11. Verder stelt eiser dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het feit dat een ander zijn fiets kan hebben verplaatsen. Tijdens de zitting heeft het college toegelicht dat niet van belang is wie de fiets heeft geparkeerd, maar wie de fiets komt ophalen bij het depot en zich op dat moment bij de toezichthouder identificeert. De rechtbank is het met het college eens dat de spoedeisende bestuursdwang moet worden opgelegd aan de persoon die de fiets bij het depot komt ophalen, omdat een fiets doorgaans onbeheerd wordt achtergelaten. Nu eiser zelf die verantwoordelijkheid heeft gedragen door de fiets op te halen, komt de bestuursdwang ook voor zijn rekening en risico. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat een ander de fiets van eiser op de Croeselaan heeft geplaatst.
11. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het college de spoedeisende bestuursdwang mocht toepassen. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om het besluit onrechtmatig te houden.
13. Eiser stelt schade te hebben geleden. Nu het besluit stand houdt, komt de rechtbank niet aan de beoordeling van de schade toe.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de spoedeisende bestuursdwang terecht is opgelegd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van
J.M.J. Kooistra, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.