In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de toepassing van spoedeisende bestuursdwang door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 maart 2024, waarbij zijn fiets was verwijderd omdat deze gevaarlijk geparkeerd stond en in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Utrecht 2010. De rechtbank heeft op 26 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van het college aanwezig was, maar eiser zelf niet. De rechtbank concludeert dat de fiets van eiser op een locatie stond waar een stallingsverbod geldt, namelijk de Croeselaan, die onder het drukke stationsgebied valt. De rechtbank oordeelt dat het college terecht de spoedeisende bestuursdwang heeft toegepast, omdat de fiets hinderlijk was geparkeerd en er een risico voor de veiligheid bestond. Eiser had aangevoerd dat zijn fiets niet gevaarlijk was geparkeerd, maar de rechtbank oordeelt dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat de fiets op een verboden plek stond. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat de beslissing van het college om de fiets te verwijderen rechtmatig was en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.