ECLI:NL:RBMNE:2025:1532

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
UTR 23/5868
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking beroep op zitting in de kinderopvangtoeslagaffaire

In deze zaak heeft eiseres, een gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire, de Minister van Financiën verzocht om haar schuld van € 1.500,- bij de ING Bank over te nemen op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De minister heeft dit verzoek op 20 april 2022 afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft aangetekend. Het bezwaar werd echter op 18 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend en eiseres geen verschoonbare reden had gegeven voor de termijnoverschrijding. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Op 31 januari 2025 heeft de minister het bestreden besluit ingetrokken en aangekondigd dat er zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing op bezwaar zal worden genomen. Tijdens de zitting op 12 februari 2025 heeft eiseres haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 907,- en de minister veroordeeld tot betaling van dit bedrag. De minister heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten en heeft aangegeven dat hij ook de proceskosten van de bezwaarprocedure zal vergoeden. De rechtbank heeft in deze uitspraak geen beslissing genomen over de proceskosten van de bezwaarprocedure.

De uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries en is openbaar uitgesproken op 8 april 2025. Eiseres heeft recht op vergoeding van haar proceskosten, die door de minister moeten worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5868

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.R.A. Rutten),
en

De Minister van Financiën (de minister), verweerder

(gemachtigden: mr. H. Polat en mr. A. van der Spoel).

Inleiding

1. Eiseres is gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire en heeft de minister verzocht om haar schuld van € 1.500,- bij de ING Bank over te nemen op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
2. Met het besluit van 20 april 2022 heeft de minister geweigerd de schuld van eiseres bij ING over te nemen. Eiseres is hiertegen in bezwaar gegaan.
3. Met het bestreden besluit van 18 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres heeft de minister bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend en eiseres geen verschoonbare reden heeft gegeven voor deze termijnoverschrijding. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
4. Bij brief van 31 januari 2025 heeft verweerder bestreden besluit ingetrokken en aan eiseres bericht dat zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing op bezwaar zal worden genomen.
5. De rechtbank heeft beroep op 12 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.
6. Op de zitting heeft eiseres het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.

Beoordeling door de rechtbank

7. Deze uitspraak gaat over het verzoek van eiseres om vergoeding van haar proceskosten voor het indienen van haar beroepschrift. Voor het aanwezig zijn op de zitting heeft zij op de zitting verklaard geen vergoeding te vragen.
8. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
9. De minister heeft op de zitting gereageerd op het verzoek van eiseres om vergoeding van haar proceskosten voor het indienen van het beroepschrift en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van eiseres te betalen. De minister heeft voorts aangegeven dat hij in de beslissing op bezwaar de proceskosten zal vergoeden van de bezwaarprocedure. De rechtbank zal hier in deze uitspraak dan ook geen beslissing over nemen.
10. De rechtbank stelt de proceskosten van eiseres die de minister moet betalen vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 907,- en een wegingsfactor 1).
11. De minister moet ook het griffierecht aan eiseres betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van € 907,- aan proceskosten. De minister moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.