ECLI:NL:RBMNE:2025:1547

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
588391
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedtaken in een co-ouderschapsgeschil

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 11 april 2025, wordt de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedtaken tussen de ouders van twee minderjarigen behandeld. De kinderrechter handhaaft het co-ouderschap, maar wijzigt de regeling zodanig dat de kinderen in de even weken bij de moeder verblijven en in de oneven weken bij de vader. Dit besluit is genomen na een zorgvuldige afweging van de opvoedcapaciteiten van beide ouders en het welzijn van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het met de kinderen goed gaat bij beide ouders en dat er voldoende opvoedcapaciteiten aanwezig zijn. De ouders hebben echter onenigheid over de huidige regeling, vooral rondom de wisselmomenten, wat leidt tot spanning. De kinderrechter heeft de ouders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken tot wijziging van de zorg- en opvoedtaken, omdat er nog geen eerdere beslissing van de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) was genomen. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen tot een oplossing te komen in het belang van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/588391 / JE RK 25-197
Datum uitspraak: 11 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te [.] ,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2019 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1 (voornaam)] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2020 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.K. Kemper,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. F. Pool.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen over de wijziging verdeling zorg- en opvoedtaken, ontvangen op 6 februari 2025;
  • het verzoekschrift van de GI over de verlenging van de ondertoezichtstelling, met bijlagen, ontvangen op 6 maart 2025.
  • het verweerschrift van de moeder tegen het verzoek van de GI van 6 februari 2025, met zelfstandige verzoeken, met bijlagen van 12 maart 2025;
  • het verweerschrift van de vader tegen het verzoek van de GI van 6 februari 2025 en tegen de zelfstandige verzoeken van de moeder, tevens houdende een zelfstandig verzoek.
1.2.
De zaak over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken is behandeld tijdens de zitting met gesloten deuren op 28 maart 2025. Tegelijkertijd is het verzoek van de GI behandeld over het verlengen van de ondertoezichtstelling (C/16/589819 / JE RK 25-370). Bij de zitting waren aanwezig:
- de vader met mr. J. Brouwer (waarnemend voor mr. Pool);
- de moeder met haar advocaat;
- mevrouw [A] en mevrouw [B] , vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] staan ingeschreven bij de vader.
2.3.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zijn bij beschikking van 13 mei 2022 onder toezicht gesteld. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hierna steeds verlengd, voor het laatst tot 13 mei 2025.
2.4.
De rechtbank heeft bij beschikking van 13 mei 2022 in een geschil tussen de ouders de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
“de moeder, [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zijn gerechtigd tot het hebben van omgangscontacten die qua omvang en frequentie conform de adviezen van de partijen en hun kinderen begeleidende jeugdhulpverlenende instanties (inclusief de GI) zijn.”.
Volgens de huidige afspraak verblijven [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] van zaterdag tot woensdag bij de vader en van woensdag tot zaterdag bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 13 mei 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt te wijzigen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren:
“een 50/50 regeling waarbij de kinderen in de even weken bij de moeder verblijven en in de oneven weken bij de vader verblijven.”
De GI heeft daarnaast een regeling voor de vakantie- en feestdagen geadviseerd.

4.De standpunten

Het standpunt van de moeder
4.1.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij is het eens met een 50/50 regeling, maar zij wil dat deze op enkele ondergeschikte punten wordt aangepast en gespecificeerd. Zij heeft daarvoor een verzoek gedaan. Daarnaast verzoekt zij de kinderrechter om te bepalen dat [minderjarige 1 (voornaam)] voortaan haar hoofdverblijfplaats bij moeder zal hebben en aldaar ingeschreven zal staan.
Het standpunt van de vader
4.2.
De vader heeft ook verweer gevoerd. Hij wil dat de kinderrechter een regeling vaststelt waarbij [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] eens in de veertien dagen, van zaterdag 9.00 uur tot zondag 17.30 uur bij de moeder verblijven. Ook hij heeft daarvoor een verzoek gedaan.

5.De beoordeling

De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Het juridisch kader
5.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. In artikel 1:265 lid 2 BW is bepaald dat de kinderrechter een op grond van het eerste lid genomen beslissing kan wijzigen onder meer op verzoek van een met het gezag belaste ouder, op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Ontvankelijkheid ouders
5.2.
De kinderrechter zal de ouders niet-ontvankelijk verklaren in hun verzoeken tot wijziging van de zorg- en opvoedtaken. Ouders met gezag kunnen bij de kinderrechter immers alleen om wijziging van verdeling van de zorg- en opvoedtaken verzoeken, als er eerder door de kinderrechter op verzoek van de GI een regeling van de zorg- en opvoedtaken is vastgesteld. In dit geval ligt er nog geen beslissing van de kinderrechter over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken, die op verzoek van de GI is genomen. Er ligt een regeling die door de rechtbank en niet door de kinderrechter is vastgesteld in een geschil tussen de ouders en niet op verzoek van de GI. De kinderrechter zal hetgeen de ouders ter ondersteuning van hun zelfstandige verzoeken hebben aangevoerd beschouwen als verweer tegen het verzoek van de GI.
De reden voor de wijziging
5.3.
De kinderrechter vindt het in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] om de zorgregeling te wijzigen. Tussen de ouders is onenigheid geweest rondom de zorgregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen. Dit vindt voornamelijk plaats rondom de wisselmomenten die in de huidige regeling regelmatig plaatsvinden. Daarnaast vinden de wisselmomenten op zaterdag plaats aan de deur van de vader, wat bij beide ouders voor spanning zorgt. De ouders zijn het er dan ook mee eens dat een wijziging van de verdeling nodig is. Zij verschillen alleen van mening op welke wijze.
De wijziging van de verdeling
5.4.
De kinderrechter zal het co-ouderschap handhaven, maar in gewijzigde vorm. Uit het gezinsdiagnostisch onderzoek is namelijk gebleken dat het met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zowel bij de vader als de moeder goed gaat en dat de opvoedcapaciteiten van beide ouders goed genoeg zijn. De kinderrechter ziet op basis hiervan geen reden om een weekendregeling vast te stellen, zoals de vader verzoekt. De kinderrechter ziet wel dat het gebrek aan vertrouwen en goede communicatie tussen de ouders een co-ouderschap bemoeilijkt. Zij vindt het daarom nodig dat er een duidelijke en gedetailleerde regeling vast wordt gelegd. Het is aan de ouders om hier, al dan niet binnen de ondertoezichtstelling, in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] samen een weg in te vinden. [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zijn nog jong, waardoor de vader en de moeder nog lange tijd aan elkaar als ouders verbonden zijn.
5.5.
De moeder heeft het verzoek van de GI aangepast en nader uitgewerkt. De kinderrechter zal de door de moeder voorgestelde regeling volgen, nu dit in lijn ligt met het verzoek van de GI, de GI hier geen bezwaar tegen heeft geuit en de door de vader vermelde bezwaren niet specifiek zien op de door de moeder voorgestelde ondergeschikte wijzigingen.
De hoofdverblijfplaats
5.6.
De kinderrechter zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1 (voornaam)] te wijzigen. Dit verzoek kan namelijk niet als tegenverzoek in een procedure bij de kinderrechter worden gedaan, maar moet aan de rechtbank worden gedaan.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaalt deze als volgt:
de reguliere zorgregeling
- de kinderen verblijven in de even weken bij de moeder en in de oneven weken bij de vader, waarbij het wisselmoment maandagochtend naar school is;
de verdelingen van de schoolvakanties en feestdagen
  • zomervakantie: de kinderen verblijven in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader, en in de oneven jaren omgekeerd;
  • de voorjaars- en herfstvakantie: de kinderen verblijven in de even jaren tijdens de voorjaarsvakantie bij moeder en tijdens de herfstvakantie bij vader, en in de oneven jaren omgekeerd;
  • meivakantie: de reguliere zorgregeling geldt (omdat de scholen waar de kinderen zijn een meivakantie van twee weken hanteren);
  • kerstvakantie: de kinderen verblijven in de even jaren de eerste week (inclusief de kerstdagen) bij vader en de tweede week (inclusief Oud & Nieuw) bij moeder verblijven, en in de oneven jaren omgekeerd;
  • Moederdag: als de kinderen volgens de reguliere zorgregeling bij de vader zijn, worden de kinderen in de ochtend om 10:00 uur naar de moeder gebracht waar ze ook overnachten;
  • Vaderdag: als de kinderen volgens de reguliere zorgregeling bij de moeder zijn, worden de kinderen in de ochtend om 10:00 uur naar vader gebracht waar ze ook overnachten;
  • paasweekend: de reguliere zorgregeling geldt waarbij de kinderen op Tweede Paasdag om 08:30 uur naar de andere ouder worden gebracht;
  • h
  • pinksterweekend: de reguliere zorgregeling geldt waarbij de kinderen op Tweede Pinksterdag om 08:30 uur naar de andere ouder worden gebracht;
  • Koningsdag: de kinderen verblijven in de even jaren bij vader en in de oneven jaren bij moeder;
  • indien en voor zover het wisselmoment niet op een schooldag valt, brengt de ouder waar de kinderen verblijven de kinderen om 08:30 uur naar de andere ouder;
6.2.
verklaart deze beschikking -tot zover- uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1 (voornaam)] te wijzigen;
6.4.
verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun verzoeken tot wijziging van de regeling van de zorg- en opvoedtaken.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025 door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Joosten als griffier, en op schrift gesteld op 4 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.