ECLI:NL:RBMNE:2025:1566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
16.198729.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging met zware mishandeling

Op 4 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 augustus 2022 in Amersfoort, waar de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer heeft aangevallen met een hamer en met vuisten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte het slachtoffer hebben vastgepakt, geslagen en geschopt, wat resulteerde in ernstig lichamelijk letsel voor het slachtoffer, waaronder een schedelbreuk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot moord, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte voortkwam uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.198729.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 april 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.A.M. Bouwhuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.L.C. Schoolderman, advocaat te Rotterdam, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn raadsvrouw, mr. L.M.F. Aarts, naar voren hebben gebracht. De benadeelde partij [slachtoffer] heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:primair:op 7 augustus 2022 te Amersfoort samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven;
subsidiair: op 7 augustus 2022 te Amersfoort samen met een ander [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair:op 7 augustus 2022 te Amersfoort samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Feit 2:op 7 augustus 2022 te Amersfoort openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 impliciet subsidiair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde. Er was geen sprake van voorbedachte raad en verdachte wist niet dat medeverdachte met een hamer sloeg. Verdachte had – kort gezegd – geen opzet op de samenwerking en daarom kan medeplegen niet bewezen worden. De gedachtestreepjes met betrekking tot de hamer kunnen niet bewezen worden en met het enkel schoppen en slaan tegen het lichaam van het slachtoffer kan een levensdelict of zwaar lichamelijk letsel niet bewezen worden. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het slaan en schoppen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het onder feit 2 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1, primair
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt het volgende naar voren. In de ochtend, rond 10:00 uur, heeft de medeverdachte een eerste confrontatie met aangever. Verbalisanten horen medeverdachte tijdens die confrontatie tegen aangever zeggen dat aangever ‘uit de buurt moet blijven van haar dochter’. De medeverdachte zegt tegen de verbalisanten dat als het aan hen ligt aangever ‘ervan langs zou krijgen’ en er vroeg of laat gewonden vallen. Zij gaat naar huis en legt naar eigen zeggen een hamer in de buddyseat van haar scooter omdat zij onderweg naar de stad haar vader zou gaan helpen met het ophangen van een schilderij. Vader ontkracht dit verhaal later en zegt tegen verbalisanten dat hij ‘alle schilderijtjes altijd zelf ophangt’ en zijn dochter daar niet voor gevraagd heeft. Ook zijn in de telefoon van de medeverdachte gesprekken gevonden waarin de medeverdachte schrijft dat hij (aangever) nu duidelijk weet dat de medeverdachte op hem blijft jagen. Verdachte en medeverdachte verklaren dat zij onderweg naar de stad op zoek waren naar hun (stief)dochter en dat de medeverdachte toevallig aangever tegenkwamen op een bankje bij [straat 1] . Zij heeft de locatie vervolgens aan verdachte doorgegeven.
Uit de omstandigheid dat medeverdachte een hamer had meegenomen en verdachten mogelijk op zoek waren naar aangever, zou enig vooropgezet plan kunnen worden afgeleid. Net als de raadsman en de officier van justitie acht de rechtbank desondanks niet wettig bewezen dat de verdachten tevoren daadwerkelijk samen het plan hadden opgevat om aangever van het leven te beroven en ook niet van een moment van kalm en rustig beraad. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige 1] en de verklaringen van verdachten blijkt dat medeverdachte en aangever eerst in gesprek zijn gegaan met elkaar, dat medeverdachte vervolgens bozer en bozer werd, van haar scooter afstapte en slaande bewegingen maakte met haar armen richting het hoofd en het lichaam van aangever. Vervolgens heeft medeverdachte een klauwhamer gepakt uit de buddyseat van haar scooter en heeft zij daarmee geslagen. Ondertussen was verdachte erbij gekomen, die aangever heeft vastgepakt en naar de grond heeft gebracht. Medeverdachte heeft gezegd dat aangever haar had bedreigd en toen bij haar “het lampje” uitging waarna ze met de hamer is gaan slaan. De rechtbank overweegt dat als de verdachten van te voren een plan hadden gemaakt om aangever dood te slaan met een hamer, het eerst voeren van een gesprek en discussie en het eerst slaan zonder hamer geen logische volgorde is. De rechtbank ziet hierin een contra-indicatie die het aannemen van voorbedachte raad vóór of op het moment dat verdachte ter plaatse komt in de weg staat. De rechtbank ziet ook geen bewijs voor een moment van beraad bij verdachte voordat medeverdachte met de hamer ging slaan en hij ging slaan en trappen. Weliswaar haalt medeverdachte tijdens de discussie met aangever op enig moment de hamer uit de buddyseat van haar scooter, maar dat moet in een kort ogenblik zijn gebeurd. Aangever zegt hierover dat
“zij ineens uit de buddyseat van haar scooter een klauwhamer pakte en direct op mij begon in te slaan”Ook tussen de verschillende slagmomenten die elkaar snel opvolgden, zit naar het oordeel van de rechtbank geen moment van kalm beraad. Dat geldt ook voor de geweldshandelingen van verdachte zelf.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het handelen van de verdachten het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Dit betekent dat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat hij moet worden vrijgesproken van poging tot moord.
Bewijsmiddelen feit 1, impliciet subsidiair en feit 2 [1]
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 7 augustus 2022
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Vandaag (de rechtbank begrijpt: 7 augustus 2022), omstreeks 14:00 uur, zat ik op een bankje bij [straat 2] ter hoogte van [straat 1] (de rechtbank begrijpt: in Amersfoort ). Ik zag dat [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte 1] ) en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ), ieder op een eigen scooter, naar mij toe rijden. Ik zag dat zij ineens uit de buddyseat van haar scooter een klauwhamer pakte en direct op mij begon in te slaan. Zij sloeg met kracht op mijn hoofd. Ik voelde direct pijn. Ik zag dat [verdachte] ook naar mij toe kwam en mij bij de keel greep. Hij sloeg zijn arm om mijn keel en werkte mij naar de grond. Ik zag en voelde dat [medeverdachte 1] mij bleef slaan met de hamer op mijn hoofd, bovenbenen en balzak. Ik zag en voelde dat [verdachte] naast mij stond en op mijn hoofd trapte. [2]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2022
Verbalisant [verbalisant] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 12 augustus 2022 deed ik, verbalisant, onderzoek aan het filmfragment dat aan de politie was overhandigd door getuige [getuige 2] . Dit filmfragment bevat de beelden van de mishandeling van [slachtoffer] op 7 augustus 2022 omstreeks 14:00 uur op [straat 1] te Amersfoort . Op het moment van bovenstaand screenshot staan beide verdachten, aangever, en de getuige nog alle vier. Na twee seconden is te zien, zoals op onderstaand screenshot weergegeven, dat aangever ten val komt. Op exact het moment van vallen is te zien dat verdachte [medeverdachte 1] een hamer in de lucht houdt met haar rechter hand. Zodra aangever op de grond ligt, is te zien dat verdachte [medeverdachte 1] , met de hand waarin zij de hamer vast heeft, slaande bewegingen naar beneden maakt. Tevens is te zien dat terwijl aangever op de grond ligt, door verdachte [verdachte] circa tien slagen met de rechter vuist worden toegebracht op aangever. [3] Verdachte [verdachte] schopt met zijn rechterbeen tegen het hoofd van de gebukt zittende aangever.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 13 augustus 2022
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Het moment dat ik de vechtpartij zag was toen de man, die van de scooter, de jongen van het bankje pakte en hem op de grond slingerde. ik zag de man van de scooter met zijn vuisten op het hoofd van de jongen stompte. [4]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 9 augustus 2022
Getuige [getuige 4] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Terwijl hij dit deed bleef de vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte 1] ) met de hamer op het slachtoffer inslaan, ik zag dat ze dit al schreeuwend deed. lk zag heel erg duidelijk dat ze op zijn hoofd, ter hoogte van zijn slaap, sloeg. ik zag dat de vrouw hard sloeg. [5]
De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 21 maart 2025 [6]
De rechtbank heeft tijdens het bekijken van de bewegende beelden van getuige [getuige 5] waargenomen dat verdachte [medeverdachte 1] tijdens het slaan met de hamer roept: ‘ik sla je dood’ en ‘ik sla je hartstikke dood’.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de hamer
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij op het moment van de aanval niet wist dat er een hamer werd gebruikt door de medeverdachte. Hij heeft de hamer naar eigen zeggen niet gezien, niet voor, niet tijdens en niet na de aanval op aangever. De raadsvrouw heeft in aanvulling op de verklaring van verdachte naar voren gebracht dat gelet op de verklaring van verdachte de gedachtestreepjes uit de tenlastelegging ten aanzien van de hamer niet bewezen kunnen worden. De ten laste gelegde poging tot moord c.q. doodslag, en de (poging tot) zware mishandeling kunnen daarom niet worden bewezen. Ook ten aanzien van feit 2 kunnen de gedachtestreepjes ten aanzien van de hamer niet worden bewezen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de wetenschap van de hamer bij verdachte het volgende af. Alle getuigen die zijn gehoord hebben de hamer die de medeverdachte in haar hand had gezien. Getuige [getuige 6] hoorde zelfs een harde pok op de momenten dat de hamer het hoofd van aangever raakte. Op beelden gemaakt door getuige [getuige 5] is te zien dat terwijl de medeverdachte aan het slaan is met de hamer, verdachte toekijkt. De medeverdachte heeft in ieder geval tien keer geslagen met de hamer en verdachte heeft aangever vastgehouden terwijl de medeverdachte sloeg. De rechtbank acht op grond van het voorgaande de verklaring van verdachte dat hij de hamer niet heeft gezien, niet geloofwaardig.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier blijkt dat verdachte heeft geschopt tegen het hoofd van aangever ook nádat aangever was geslagen met de hamer door de medeverdachte. Ook heeft verdachte aangever meerdere keren geslagen met zijn vuisten en aangever naar de grond gewerkt en vastgehouden terwijl de medeverdachte met de hamer aangever sloeg. De combinatie van geweldshandelingen levert naar het oordeel van de rechtbank een voldoende nauwe en bewuste samenwerking op tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Voorwaardelijk opzet
Verdachte heeft samen met de medeverdachte aangever meerdere keren op zijn hoofd geslagen met vuisten en een hamer. Verdachte heeft ook tegen het hoofd van aangever geschopt. De medeverdachte heeft aangever zeker tien keer hard op het hoofd geslagen, in de buurt van de slaap en heeft tijdens het slaan geroepen ‘ik sla je hartstikke dood’. Dit laatste heeft verdachte zelf niet geroepen, waardoor de rechtbank niet kan vaststellen dat bij verdachte sprake was van vol opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat de vaststaande gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op het toebrengen van potentieel dodelijk letsel, dat het voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer in de aard van deze gedragingen van verdachte besloten lagen en dat verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer op de koop toe heeft genomen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het medeplegen van poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1, impliciet subsidiair
op 7 augustus 2022 te Amersfoort , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en
- vervolgens met een hamer, op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- tegelijkertijd meermalen met vuisten op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt en tegen het hoofd heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 7 augustus 2022 te Amersfoort , openlijk, te weten, aan [straat 1] , en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door
- die [slachtoffer] vast te pakken en vast te houden en
- vervolgens met een hamer, op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en
- tegelijkertijd meermalen met vuisten op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] te stompen en op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] te trappen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De onder feit 1, impliciet subsidiair en onder feit 2 bewezen verklaarde gedragingen, leveren in die mate een samenhangend, zich op hetzelfde moment afspelend feitencomplex op, dat verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt. Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten is daarom sprake van eendaadse samenloop, zoals bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Eendaadse samenloop van:
Feit 1, impliciet subsidiair
medeplegen van poging tot doodslag
en
Feit 2
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met onmiddellijk (dreigend) gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Aangever heeft dreigende taal uitgeslagen en hij is bekend met het gebruik van verdovende middelen en alcoholgebruik waardoor hij onvoorspelbaar is. Aangever zou een stap naar voren hebben gedaan en dat is voor verdachte het moment geweest waarop er niet alleen een dreiging was, maar de aanval concreet werd op de medeverdachte. Hierdoor bestond de noodzaak tot verdediging van de medeverdachte. De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte weliswaar de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, maar dat deze overschrijding het onmiddellijk gevolg is geweest van een door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte, hevige gemoedsbeweging.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat voor zover de rechtbank zou oordelen dat een stap naar voren geen concrete (dreigende) aanval was, verdachte redelijkerwijs mocht menen dat hij de medeverdachte moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan omdat hij verontschuldigbaar de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld en excuseerbaar heeft gedwaald. De raadsvrouw heeft hiermee subsidiair een beroep op putatief noodweerexces gedaan.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweerexces moet worden verworpen, aangezien er geen sprake was van een noodweersituatie. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van putatief noodweerexces eveneens dient te worden verworpen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende omstandigheden. De medeverdachte voerde een gesprek met aangever dat uitmondde in een discussie. De medeverdachte werd bozer en bozer en viel aangever op enig moment aan, eerst door te slaan met haar handen en later met een hamer. Uit getuigenverklaringen blijkt dat aangever niet fysiek is geworden of heeft gedreigd fysiek te worden. Ook blijkt niet dat aangever een stapje naar voren heeft gezet met een blikje alcoholhoudende drank. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van aangever niet worden aangemerkt als een concrete dreiging voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Nu de rechtbank van oordeel is dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, slaagt het beroep op noodweerexces reeds daarom niet.
Het verweer wordt verworpen
Een beroep op putatief noodweer kan slagen indien de verdachte zich verschoonbaar vergiste omtrent het bestaan van een ogenblikkelijke aanranding: wat zich in de voorstelling van de verdachte voordeed als een feitelijke of onmiddellijk dreigende aanranding, bleek dat in werkelijkheid niet te zijn, maar deze dwaling van de verdachte is excuseerbaar. Maar het is niet aannemelijk geworden dat aangever een stap naar voren heeft gezet of anderszins agressief overkwam. Het gedrag van aangever wordt door de getuige die vlak bij stond juist omschreven als kalm. Het gedrag van aangever gaf verdachte geen aanleiding te veronderstellen dat hij gevaar liep. Naar het oordeel van de rechtbank mocht en kon verdachte zich op grond van het bovenstaande redelijkerwijs niet de voorstelling maken van de noodzaak tot verdediging tegen een vermeende dreiging vanuit aangever, zodat verdachte deze ook niet verkeerd kon beoordelen. Het verweer wordt verworpen.
7.4
Conclusie
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op de volgende factoren die meegewogen dienen te worden: (I) de aanloop, de emotie en de verhouding tot het slachtoffer, (II) het letsel van het slachtoffer dat noopte tot operatie past niet bij de geweldshandelingen van verdachte, (III) verdachte is nooit voor dergelijke feiten met politie en justitie in aanraking gekomen, (IV) er zijn de afgelopen 2,5 jaar geen nieuwe incidenten geweest, (V) er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met zijn partner proberen om een ander van het leven te beroven en openlijke geweldpleging. De medeverdachte heeft het slachtoffer met een klauwhamer aangevallen en hem daarmee keer op keer hard op zijn hoofd geraakt. Verdachte heeft het slachtoffer vastgehouden terwijl medeverdachte het slachtoffer met de hamer sloeg en verdachte heeft het slachtoffer geslagen en geschopt tegen het hoofd en zijn lichaam. Dat het slachtoffer niet is overleden, komt alleen doordat omstanders tijdig hebben ingegrepen. Het letsel van het slachtoffer is aanzienlijk. Het slachtoffer heeft een uitgebreide schedelbreuk opgelopen. Ter behandeling van deze schedelbreuk heeft het slachtoffer een operatie ondergaan waarbij permanente stalen platen in zijn hoofd zijn geplaatst. Ook heeft het slachtoffer een litteken op zijn hoofd en op zijn voorhoofd. Nog altijd heeft het slachtoffer regelmatig pijnlijke steken in zijn hoofd, met name als het kouder weer is, vanwege de stalen platen. Hier zal hij de rest van zijn leven mee moeten leven. Daarnaast kan het rechteroog van het slachtoffer niet meer wijd open. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij lichtzinnig is omgegaan met de gevolgen voor het slachtoffer. Hij heeft enkel gedacht aan de frustratie en wanhoop van zijn partner en heeft dit volledig botgevierd op het slachtoffer met alle gevolgen van dien. Daarnaast neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij op klaarlichte dag, op een drukke plek in Amersfoort , het slachtoffer heeft aangevallen. Het moet voor omstanders beangstigend zijn geweest om deze geweldsexplosie te aanschouwen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 14 februari 2025, waaruit blijkt dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Over verdachte is door de reclassering een briefrapport opgesteld op 17 maart 2025. Daaruit blijkt dat er veel beschermende factoren zijn in het leven van verdachte. Zo heeft hij een steunend netwerk, vast werk, geen problemen op het gebied van huisvesting en financiën en wordt een laag recidive-risico gezien. Psychosociale factoren zoals een emotie- en agressieregulatie spelen geen rol bij het delict. In het briefrapport wordt benadrukt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk wordt geacht gelet op de mogelijk ingrijpende gevolgen voor verdachte.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zijn partner geholpen die vanuit wanhoop en frustratie het slachtoffer heeft aangevallen met een hamer door het slachtoffer vast te houden en naar de grond te brengen. Vervolgens heeft hij zelf slaand en trappend substantieel bijgedragen aan het geweld tegen het slachtoffer. Hoewel de rechtbank het voorstelbaar vindt dat verdachte en de medeverdachte gevoelens van boosheid richting het slachtoffer hadden, is dergelijke vorm van eigenrichting volstrekt ontoelaatbaar. Het feit dat iemand in een benarde, frustrerende situatie zit, geeft nooit het recht om het heft in eigen hand te nemen. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de (blijvende) gevolgen voor het slachtoffer en het feit dat in deze zaak sprake is van eigenrichting is in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd op z’n plaats. De rechtbank zal echter afwijken van het opleggen van een dusdanig lange gevangenisstraf , gelet op de zeer lange aanloop en geschiedenis met betrekking tot het slachtoffer, de hulpvragen die de medeverdachte ook bij de politie heeft neergelegd, het laag ingeschatte recidiverisico en dat de redelijke termijn is overschreden.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op van 6 maanden met aftrek van het voorarrest en daarnaast een taakstraf voor de duur van 200 uur. Als verdachte deze taakstraf niet (goed) verricht, staan hier 100 dagen vervangende hechtenis tegenover.
De rechtbank neemt geen beslissing over het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis, zodat de schorsing door blijft lopen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 16.026,-. Dit bedrag bestaat uit € 1026,- materiële schade en € 15.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de gevraagde materiële schade volledig toe te wijzen en de gevraagde immateriële schade te matigen naar € 10.000,-.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien de vordering minder dan 48 uur voor de zitting is ingediend, en een aanvulling in amper 24 uur. De vordering is omvangrijk en er is aldus onvoldoende tijd om een weerwoord volledig en adequaat te prepareren. Mocht de rechtbank hieraan voorbij gaan, heeft de raadsvrouw gevraagd voor wat betreft de materiële schade de posten van de medische kosten, het eigen risico en de kleding af te wijzen en de immateriële schade primair niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair flink te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering benadeelde partij twee dagen voor de zitting is ingediend en de aanvulling daarop één dag voor de zitting. De rechtbank acht dit late moment van indiening onwenselijk, echter is de vordering niet dusdanig complex dat daaraan het door de verdediging verzochte gevolg moet worden gegeven.
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde feiten. Voor wat betreft de medische kosten maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt de schade vast op € 50,-. De post daggeldvergoeding is onderbouwd en de rechtbank zal deze post, te weten € 38,-, toewijzen.
De post ten aanzien van het eigen risico wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet is onderbouwd. De post kleding is onderbouwd, maar de rechtbank ziet geen causaal verband met de bewezen verklaarde feiten aangezien niet duidelijk is dat de kleding onbruikbaar is geworden, zodat ook deze post niet-ontvankelijk verklaard wordt.
Voor zover de vordering niet-ontvankelijk is verklaard, kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. Uit het dossier en de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de benadeelde partij fors lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een deuk in zijn schedel waarna de schedel moest worden opengemaakt, stalen platen in zijn hoofd zijn geplaatst en de bovenkant van zijn hoofd met zestig hechtingen is gehecht, die later weer verwijderd moesten worden. De benadeelde partij heeft veel pijn gehad en moet voortaan leven met metalen platen in zijn hoofd. Ook gaat zijn rechterooglid niet helemaal meer open. Mede gelet op andere schadevergoedingsbedragen die bij schedelletsel wordt toegekend, acht de rechtbank toewijzing van een bedrag van € 15.000,- aan immateriële schade in dit geval billijk.
Totaal
Het toegewezen bedrag, te weten € 15.088,-, wordt verhoogd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 15.088,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 110 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij en/of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hun opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 55, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, impliciet subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 15.088,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 15.088,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 100 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door O. Böhmer, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. B. Grünfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 april 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 7 augustus 2022 te Amersfoort , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( vervolgens) meermalen met een hamer, althans een hard en zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen, en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 augustus 2022 te Amersfoort , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten schedelletsel (een deuk in de schedel) en/of één of meerdere wonden in het gezicht heeft toegebracht door
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of
- ( vervolgens) meermalen met een hamer, althans een hard en zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te stompen/te slaan en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te stompen/te slaan en/of op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/te trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 augustus 2022 te Amersfoort , tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( vervolgens) meermalen met een hamer, althans een hard en zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen, en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 7 augustus 2022 te Amersfoort , in elk geval in Nederland, openlijk, te weten, aan [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of
- ( vervolgens) meermalen met een hamer, althans een hard en zwaar vorowerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te stompen/te slaan en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te stompen/te slaan en/of op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/te trappen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 oktober 2023, genummerd 20230829.1352.4059, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 191. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 33 & 34.
3.Pagina 88.
4.Pagina 165.
5.Pagina 169-171.
6.In de zin van artikel 339, eerste lid en onder 1, Sv.