Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- de advocaat van betrokkene;
- [A] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige;
- [B] , psychiater;
- [C] , geneesheer-directeur.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om zorgmachtiging. De officier van justitie had op 8 mei 2024 een verzoekschrift ingediend om voor de betrokkene een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft het verzoek in eerdere zittingen gedeeltelijk toegewezen, maar de beslissing op het overige deel van het verzoek aangehouden in afwachting van een geactualiseerde medische verklaring. Na cassatie door de Hoge Raad, die de beschikking van 17 juni 2024 heeft vernietigd, is de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2025 zijn verschillende deskundigen gehoord, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen actuele medische verklaring aanwezig was over de toestand van de betrokkene. De rechtbank oordeelt dat er op het moment van de eerdere beslissing onvoldoende grond was voor het verlenen van de zorgmachtiging. Bovendien is de betrokkene niet verschenen op de zittingen, en de rechtbank concludeert dat dit niet in zijn belangen heeft geschaad. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om zorgmachtiging afgewezen, met de mogelijkheid voor de betrokkene om cassatie in te stellen tegen deze beschikking.