In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen over huurbetalingen. De eiseres, een B.V., heeft twee huurovereenkomsten gesloten met de gedaagde B.V. voor respectievelijk een horecagelegenheid en een kantoorruimte. De gedaagde heeft betalingsachterstanden opgelopen voor beide huurobjecten. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van de gehuurde ruimtes. De gedaagde voerde aan dat er gebreken waren, zoals lekkages en het niet verkrijgen van een horecavergunning, die haar huurgenot beperkten. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde geen reconventionele vordering tot huurprijsvermindering had ingesteld en dat de gebreken niet aan de eiseres konden worden toegerekend. De rechter stelde de eiseres grotendeels in het gelijk en veroordeelde de gedaagde tot betaling van de achterstanden en ontruiming van de kantoorruimte. De huurovereenkomst voor de horecagelegenheid werd niet ontbonden, omdat de betalingsachterstand minder dan een maand huur bedroeg. De kantonrechter legde ook schadevergoeding op voor de voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst voor de kantoorruimte.