ECLI:NL:RBMNE:2025:1585

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
C/16/588672 / KG ZA 25-54
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over cryptofraude en afgifte van gebruikersgegevens

In deze zaak, die op 8 april 2025 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft eiser, bijgestaan door advocaten mr. M.A. Hupkes en mr. I. Zeilstra, een kort geding aangespannen tegen de buitenlandse rechtspersoon [gedaagde] LTD, vertegenwoordigd door mr. P.L. Tjiam en mr. E.R. van der Velde. Eiser stelt dat hij het slachtoffer is geworden van phishing en helpdeskfraude, waarbij zijn Bitcoins ter waarde van €320.000,- zijn gestolen. Hij heeft aangifte gedaan bij de politie en een digitaal forensisch onderzoek laten uitvoeren om de gestolen cryptovaluta te traceren. Eiser vordert in dit kort geding dat [gedaagde] wordt bevolen om de NAW-gegevens van de gebruikersaccounts die betrokken zijn bij de fraude aan hem te verstrekken, en om de schorsing van deze accounts in stand te houden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vorderingen van eiser, en heeft de vorderingen toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat [gedaagde] binnen veertien dagen de identificerende gegevens van de betrokken gebruikers moet verstrekken en dat de schorsing van de gebruikersaccounts moet worden gehandhaafd tot aan de uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Tevens is [gedaagde] veroordeeld om binnen twee weken aan eiser bekend te maken welke activa door de schorsing zijn getroffen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/588672 / KG ZA 25-54
Vonnis in kort geding van 8 april 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.A. Hupkes en mr. I. Zeilstra te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[gedaagde] LTD,
gevestigd te [vestigingsplaats] , Seychellen,
gedaagde,
advocaat mr. P.L. Tjiam en mr. E.R. van der Velde te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 februari 2025 met 8 producties en met daarin het verzoek om de zaak met gesloten deuren te behandelen,
  • de conclusie van antwoord van 19 februari 2025,
  • het bericht van [gedaagde] van 19 februari 2025 waarin [gedaagde] verzoekt om op basis van de schriftelijke stukken op de vorderingen van [eiser] te beslissen, dan wel om de mondelinge behandeling digitaal te laten plaatsvinden,
  • het bericht van [eiser] van 26 februari 2025 waarin hij instemt met het verzoek van [gedaagde] van 19 februari 2025,
  • het bericht van de rechtbank van 11 maart 2025 met de mededeling dat er een rechterswissel heeft plaatsgevonden,
  • het bericht van de rechtbank van 12 maart 2025 dat de voorzieningenrechter heeft beslist dat de mondelinge behandeling digitaal (via Teams) zal plaatsvinden.
1.2.
Op 25 maart 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden door middel van een digitale zitting. Via een Teams-verbinding was [eiser] aanwezig, bijgestaan door mr. Hupkes en mr. Zeilstra. Aan de kant van [gedaagde] zijn mr. Tjiam en
mr. Van der Velde via een Teams-verbinding verschenen.
1.3.
Allereerst is het verzoek van [eiser] om behandeling met gesloten deuren behandeld. [gedaagde] heeft met dit verzoek ingestemd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen omdat zij de belangen van [eiser] en klanten van [gedaagde] niet voldoende zwaarwegend acht om een uitzondering te maken op het uitgangspunt van openbaarheid van de rechtspraak.
1.4.
Vervolgens is de behandeling in het openbaar (via een Teams-verbinding) voortgezet. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] stelt dat via fraude zijn Bitcoins (hierna: de Cryptovaluta) zijn gestolen en een deel van deze Cryptovaluta bij gebruikersaccounts van [gedaagde] terecht zijn gekomen. [gedaagde] heeft een aantal van deze gebruikersaccounts op dit moment tijdelijk intern geschorst. [eiser] is niet bekend met de identiteit van de persoon of entiteit die bij deze gebruikersaccounts horen en de tegoeden die zij bij [gedaagde] aanhouden. [eiser] wil zich op deze tegoeden verhalen en heeft daartoe een aantal vorderingen tegen [gedaagde] ingesteld. Deze vorderingen worden toegewezen.

3.De achtergrond

Wat er aan dit kort geding vooraf ging
3.1.
[gedaagde] Limited (gedaagde, [gedaagde] ) is onderdeel van het grootste cryptoplatform ter wereld en stelt gebruikers onder meer in staat om cryptovaluta te kopen, te bewaren en over te maken naar derden.
3.2.
Volgens [eiser] is hij op 28 oktober 2024 het slachtoffer geworden van phishing en helpdeskfraude waarbij zijn Cryptovaluta die op dat moment €320.000,- waard waren, zijn gestolen. Hiervan heeft hij aangifte gedaan bij de Politie. [eiser] heeft vervolgens [bedrijf] , een bedrijf dat onder andere digitaal forensisch onderzoek uitvoert, ingeschakeld om de via de blockchain verzonden Cryptovaluta vanaf het blockchainadres van [eiser] te volgen en tot aan een depositadres bij een exchange te lokaliseren.
3.3.
Volgens [eiser] blijkt uit het onderzoeksrapport dat [bedrijf] heeft opgesteld (hierna: het Onderzoek) dat een deel van de Cryptovaluta via een aantal tussenschakels is verzonden naar personen die hun cryptovaluta bewaren bij [gedaagde] . Het gaat om de volgende vier deposit-adressen waarvan de bijbehorende gebruikersaccounts op naam van een persoon staan:
  • [gebruikersaccount 1]
  • [gebruikersaccount 2]
  • [gebruikersaccount 3]
  • [gebruikersaccount 4]
3.4.
Uit het Onderzoek blijkt volgens [eiser] ook dat een deel van de Cryptovaluta is verzonden naar een deposit-adres waarvan het account op naam van een derde-dienstverlener staat: een andere crypto exchange die transacties van achterliggende klanten (waarvan [gedaagde] de identiteit niet kent) afwikkelt via [gedaagde] . Het gaat om het deposit-adres [gebruikersaccount 5] .
3.5.
Op 20 december 2024 heeft (de advocaat van) [eiser] [gedaagde] verzocht om de getraceerde gebruikersaccounts te bevriezen, om opgave te doen van de door de bevriezing getroffen activa en om de naam- en adresgegevens die bij de gebruikersaccounts horen te verstrekken. [gedaagde] heeft kunnen achterhalen welke klanten zijn gekoppeld aan de in het Onderzoek en door [eiser] aangewezen cryptowallets. [gedaagde] heeft de gebruikersaccounts die op naam van een persoon staan tijdelijk geschorst vanwege het vermoeden dat deze personen zijn betrokken bij de fraude waar [eiser] in zijn dagvaarding naar verwijst, en heeft verklaard dat zij deze schorsing in elk geval tijdens deze kort gedingprocedure zal handhaven. [gedaagde] is niet in staat om het gebruikersaccount te schorsen dat op naam van een derde-dienstverlener staat.
Over deze procedure
De vorderingen van [eiser]
3.6.
[eiser] wil een bodemprocedure starten tegen de gebruikers van de hierboven genoemde gebruikersaccounts waarbij hij op grond van onrechtmatige daad, onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking schadevergoeding zal vorderen. In het geval van een toewijzend vonnis, wil [eiser] zich verhalen op de activa in de betreffende gebruikersaccounts, die bij een bevriezing voor verhaal vatbaar blijven.
3.7.
In dit kort geding vordert [eiser] daarom – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • dat [gedaagde] wordt bevolen om de NAW-gegevens van de personen dan wel entiteit die horen bij de gebruikersaccounts aan hem te verstrekken,
  • om de interne schorsing van de gebruikersaccounts die op naam van een persoon staan in stand te houden (tot een bepaald moment, afhankelijk van het al dan niet tijdig instellen van een bodemprocedure door [eiser] tegen de eerder genoemde personen en/of entiteit, en de uitkomst van deze bodemprocedure), en om aan hem bekend te maken welk aantal en soort activa door de schorsing zijn getroffen.
  • Ook vordert [eiser] dat als de betreffende personen dan wel entiteit in de bodemprocedure worden veroordeeld om schadevergoeding aan [eiser] te betalen, [gedaagde] wordt veroordeeld om de activa in de gebruikersaccounts aan hem te verzenden dan wel te betalen tot het beloop van de toegewezen schadevergoeding.
  • Ten slotte vorder [eiser] de proceskosten tussen partijen te compenseren.
[gedaagde] refereert zich (onder voorwaarden) aan het oordeel van de voorzieningenrechter
3.8.
[gedaagde] refereert zich voor wat betreft de toewijsbaarheid van de tegen haar ingestelde vorderingen aan het oordeel van de voorzieningenrechter, voor zover [eiser] binnen vier weken nadat hij bekend is geworden met de NAW-gegevens van de personen dan wel entiteit die horen bij de gebruikersaccounts een bodemprocedure tegen hen start en met dien verstande dat [gedaagde] niet méér tegoeden aan [eiser] kan afdragen dan door de schorsing van de gebruikersaccounts zijn getroffen.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Omdat [gedaagde] niet in Nederland is gevestigd maar op de Seychellen, heeft deze zaak een internationaal karakter en moet ambtshalve de vraag worden beantwoord of de
Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en zo ja, welk recht vervolgens van toepassing is.
De Nederlandse rechter is bevoegd
4.2.
[gedaagde] is in deze procedure verschenen en heeft in haar conclusie van antwoord uitdrukkelijk aangegeven dat zij zich niet verzet tegen de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen op grond van artikel 26 in verbinding met artikel 35 Brussel I bis-Vo [1] dan wel artikel 9 sub a Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv).
Nederlands recht is van toepassing
4.3.
[eiser] heeft gesteld dat Nederlands recht op zijn vorderingen van toepassing is op grond van art. 10:159 BW. Het gaat om fraude, waarbij de nog onbekende wederpartij waarschijnlijk niet in Nederland woont, waar de schade wordt geleden, en ordemaatregelen als deze zijn een afgeleide van de hoofdvordering, aldus [eiser] .
4.4.
Het in deze zaak toepasselijke recht moet worden bepaald aan de hand van de Rome II-Vo [2] die op grond van artikel 10:159 BW in Nederland ook geldt bij verbintenissen die buiten de werkingssfeer van deze verordening vallen en daarmee ook in de verhouding tot (rechts)personen uit landen buiten de Europese Unie.
4.5.
Omdat partijen zich beroepen op bepalingen van Nederlands recht en [gedaagde] in haar conclusie van antwoord heeft aangegeven dat zij zich niet verzet tegen de toepasselijkheid van Nederlands recht, gaat de voorzieningenrechter uit van een keuze voor Nederlands recht in de zin van artikel 14 Rome II-Vo. Alleen al daarom is op de vorderingen van [eiser] Nederlands recht van toepassing.
Er is spoedeisend belang
4.6.
[eiser] heeft zijn spoedeisend belang bij de vorderingen voldoende aannemelijk gemaakt. Dat spoedeisend belang is erin gelegen dat [eiser] stelt dat hij het risico loopt dat de interne schorsing bij [gedaagde] wordt opgeheven en dat hij wil voorkomen dat hij zich niet kan verhalen op wat er zich in de geschorste gebruikersaccounts bevindt.
De vorderingen van [eiser] worden toegewezen
4.7.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van [eiser] toewijzen. Hierna wordt uitgelegd hoe de voorzieningenrechter tot deze beslissing komt.
De vordering tot verstrekking van NAW-gegevens
4.8.
[eiser] vordert [gedaagde] te bevelen om binnen veertien dagen na dit vonnis een afschrift te verstrekken van de identificerende gegevens (de volledige naam en het adres van de persoon respectievelijk entiteit) die horen bij de gebruikersaccounts:
  • [gebruikersaccount 1] ,
  • [gebruikersaccount 2] ,
  • [gebruikersaccount 3] ,
  • [gebruikersaccount 4] ,
  • [gebruikersaccount 5] .
4.9.
Hoewel [eiser] aan deze vordering tot het verstrekken van NAW-gegevens
artikel 843a Rv (oud) ten grondslag heeft gelegd, heeft de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling vastgesteld dat [eiser] heeft bedoeld om zijn verzoek tot het verstrekken van NAW-gegevens te baseren op de nieuwe regeling voor het inzagerecht (artikel 194 e.v. Rv) die geldt voor procedures die op of na 1 januari 2025 aanhangig zijn gemaakt. [3] Zoals tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken, staat dit aan de beoordeling van de vordering niet in de weg omdat de in de nieuwe regeling genoemde voorwaarden ten aanzien van een vordering tot afgifte van gegevens ruimer zijn geformuleerd.
4.10.
Vereist is dat degene die informatie van een ander verlangt i) partij is bij een
rechtsbetrekkingen ii) dat de verlangde informatie
voldoende bepaaldis. Verder moet (iii) een partij een
voldoende belanghebben bij haar informatieverzoek en moet iv) degene van wie inzage wordt verlangd
over de gevraagde informatie beschikken. Als degene die informatie van een ander verlangt aan deze voorwaarden voldoet, kan de rechter een daartoe strekkende vordering alleen afwijzen als (a) degene die over de gegevens beschikt een verschoningsrecht toekomt of (b) gewichtige redenen zich tegen het geven van een afschrift verzetten.
4.11.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een voldoende belang (voorwaarde iii) heeft bij de verstrekking van de NAW-gegevens van de personen respectievelijk entiteit die horen bij de hierboven genoemde gebruikersaccounts en dat [eiser] de door hem verlangde gegevens voldoende heeft bepaald (voorwaarde ii). [eiser] heeft de NAW-gegevens nodig omdat hij zonder deze gegevens geen bodemprocedure kan starten tegen de persoon of entiteit achter het geschorste gebruikersaccount en die gebruiker niet aansprakelijk kan stellen voor een schadevergoeding. Daarbij wijst [eiser] erop dat het om een fraudezaak gaat, waarbij een aanzienlijk geldbedrag in het geding is, en dat het Onderzoek objectief naar de hierboven genoemde gebruikersaccounts wijst, die zónder de fraude niet de van [eiser] ontvreemde cryptovaluta zouden houden. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van [eiser] dat zijn belang op grond van deze omstandigheden zwaarder weegt dan het privacybelang van de nog onbekende gebruiker.
4.12.
Verder is het vooralsnog voldoende aannemelijk dat [eiser] het slachtoffer is geworden van een onrechtmatige daad doordat hem door middel van phishing/helpdeskfraude cryptovaluta afhandig zijn gemaakt. Mede gelet op het beperkt aantal tussenstappen tussen het blockchainadres van [eiser] en de bij [gedaagde] gelokaliseerde deposit-adressen dat in het Onderzoek is vastgesteld, heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat de bijbehorende gebruikersaccounts cryptovaluta bevatten die afkomstig zijn van de phishing/helpdeskfraude, dat het gaat om schijntransacties en dat de betreffende personen niet te goeder trouw zijn. Zoals [eiser] heeft opgemerkt, is het niet noodzakelijk dat degene die de bescheiden in handen heeft ( [gedaagde] ) zelf partij is bij de rechtsbetrekking (voorwaarde i). Ook is vooralsnog voldoende aannemelijk dat [gedaagde] over de gevorderde gegevens beschikt, en [gedaagde] heeft dit verder niet weersproken, zodat ook aan voorwaarde iv is voldaan. Overigens heeft [gedaagde] ook niet betwist dat aan voorwaarde i, ii en iii is voldaan. [gedaagde] heeft zich tot slot niet beroepen op één van de afwijzingsgronden.
De vordering om de interne schorsing onder voorwaarden in stand te houden
4.13.
Met betrekking tot de vorderingen van [eiser] om [gedaagde] vanaf de datum van dit vonnis te bevelen om de in 3.3 genoemde gebruikersaccounts die op naam van een persoon staan geschorst te houden, en te bepalen dat dit bevel afhankelijk van het al dan niet tijdig instellen van een bodemprocedure door [eiser] tegen de eerder genoemde personen en/of entiteit en de uitkomst van deze bodemprocedure zijn werking verliest, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.14.
Omdat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn Cryptovaluta door phishing/helpdeskfraude en daarmee wederrechtelijk in de gebruikersaccounts zijn terecht gekomen, heeft hij een spoedeisend belang bij een ordemaatregel die ertoe strekt dat de interne bevriezing van de gebruikersaccounts wordt bekrachtigd, met een blokkerende werking, om te voorkomen dat verhaalsmogelijkheden verloren gaan. Het is niet mogelijk om een bodemprocedure tegen onbekende rechthebbenden van de gebruikersaccounts te starten en [eiser] wil voorkomen dat activa op de gebruikersaccounts in de tussentijd worden weggesluisd. Daarom heeft [eiser] een gerechtvaardigd belang dat de gebruikersaccounts tot aan een hierna te bepalen periode na de uitspraak in de door hem tegen de rechthebbenden van de gebruikersaccounts aan te spannen bodemprocedures geschorst blijven.
4.15.
Zoals gevorderd, en met instemming van [gedaagde] , eindigt het bevel tot het geschorst houden van de gebruikersaccounts:
  • als [eiser] niet binnen vier weken na het bekend worden met de NAW-gegevens een bodemprocedure tegen de betreffende personen en/of entiteiten aanhangig maakt tegen de kortst mogelijke wettelijke termijn, en daarbij tegelijkertijd een afschrift van dit vonnis aan hen betekent;
  • vier weken na de dag van het in de bodemprocedure te wijzen vonnis in het geval dat de vordering van [eiser] wordt afgewezen;
  • zodra uitvoering is gegeven aan de veroordeling tot betaling in die zin dat de door de schorsing getroffen activa aan [eiser] zijn betaald ter voldoening aan dat toewijzende vonnis, voor zover deze activa het toegewezen bedrag niet overtreffen.
Hiermee wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende rekening gehouden met de belangen van de rechthebbenden van de gebruikersaccounts waarvoor [gedaagde] verantwoordelijk is.
De vordering tot bekendmaking welke activa zijn getroffen
4.16.
Ten aanzien van de vordering van [eiser] om [gedaagde] te bevelen om binnen twee weken na dit vonnis aan zijn advocaat bekend te maken welk aantal en soort activa door de schorsing zijn getroffen, overweegt de voorzieningenrechter dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij hierbij een spoedeisend belang heeft. Deze gegevens geven [eiser] namelijk duidelijkheid over de omvang van de bevriezing en de verwachte liquidatiewaarde op dat moment en dit is relevant voor het aanhangig maken van de bodemprocedure.
De vordering tot verzending van de activa ter vergoeding van de schade
4.17.
Ook de vordering van [eiser] om [gedaagde] , binnen twee weken na toezending van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in de bodemprocedure waarin de persoon of entiteit behorende bij het gebruikersaccount is veroordeeld om schadevergoeding aan [eiser] te betalen en om de hierna te noemen overdracht van activa te dulden, te veroordelen om de activa in de gebruikersaccounts te verzenden (als sprake is van digitale activa) dan wel te betalen (als sprake is van liquiditeiten) op een cryptoaccount of bankrekeningnummer op naam van [eiser] , tot het beloop van de toegewezen schadevergoeding vermeerderd met rente en kosten, zal worden toegewezen, met dien verstande dat [gedaagde] niet meer activa hoeft over te dragen dan door de schorsing van de gebruikersaccounts zijn getroffen.
4.18.
[eiser] heeft voldoende onderbouwd dat de kans klein is dat de onbekende gebruiker zelf verhaal biedt (anders dan via de op zijn naam staande bevroren cryptoactiva) omdat bij dit type fraude vaak ‘geldezels’ worden ingezet door de fraudeurs, die zelf geen verhaal bieden en die ook niet altijd zelf degene zijn die ‘uitcashen’ en de buit in handen krijgen. Soms gaat het om personen die onder dwang handelen, mogelijk in jurisdicties waar Nederlandse vonnissen niet zonder meer worden erkend, en ook identiteitsfraude komt voor, aldus [eiser] .
4.19.
Hoewel [eiser] [gedaagde] als neutrale partij in de bodemprocedure zou kunnen dagvaarden en op die manier zou kunnen bewerkstelligen dat hij zich kan verhalen op de activa in de gebruikersaccounts, is de voorzieningenrechter het met [eiser] eens dat dit vanuit praktisch en proceseconomisch oogpunt omslachtig zou zijn. Omdat er verder geen andere mogelijkheid voor [eiser] is om zich te verhalen op de gebruikersaccounts, dient de vordering van [eiser] volgens de voorzieningenrechter een rechtens te respecteren belang.
Proceskosten: compensatie
4.20.
Omdat [gedaagde] zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter en omdat tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagde] als neutrale partij in dit geschil moet worden aangemerkt, zullen de proceskosten – zoals door [eiser] gevorderd en tegen welke vordering [gedaagde] geen bezwaar had – worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na heden een afschrift te verstrekken van de identificerende gegevens – te weten de volledige naam en het adres van de persoon respectievelijk de entiteit behorende bij gebruikersaccounts:
  • [gebruikersaccount 1] ,
  • [gebruikersaccount 2] ,
  • [gebruikersaccount 3] ,
  • [gebruikersaccount 4] ,
  • [gebruikersaccount 5] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de gebruikersaccounts van de personen op wiens naam de adressen
  • [gebruikersaccount 1] ,
  • [gebruikersaccount 2] ,
  • [gebruikersaccount 3] ,
  • [gebruikersaccount 4] ,
staan, vanaf vandaag geschorst te houden,
5.3.
bepaalt dat het bevel onder 5.2 zijn werking verliest:
indien [eiser] niet binnen vier weken nadat hij bekend is geworden met de naam- en adresgegevens van de in 5.1 bedoelde personen en/of entiteiten dagvaardt in een bodemprocedure tegen de kortst mogelijke wettelijke termijn, en daarbij niet gelijktijdig een afschrift van dit vonnis betekent aan die personen en/of entiteiten;
vier weken na de dag waarop een afwijzend vonnis in de onder 5.3 sub a bedoelde bodemprocedure wordt gewezen;
in het geval van een toewijzend vonnis in de onder 5.3 sub a bedoelde bodemprocedure: zodra uitvoering is gegeven aan dit vonnis in de bodemprocedure, in die zin dat de door de schorsing getroffen activa aan [eiser] uit de gebruikersaccounts zijn betaald ter voldoening aan dat toewijzende vonnis, voor zover deze activa het toegewezen bedrag niet overtreffen;
5.4.
beveelt [gedaagde] om binnen twee weken na vandaag aan de advocaat van [eiser] bekend te maken welk aantal en soort activa door de schorsing zijn getroffen;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde van toezending van het vonnis in de onder 5.3 sub a bedoelde bodemprocedure waarin de betreffende personen en/of entiteiten uitvoerbaar bij voorraad worden veroordeeld schadevergoeding te betalen aan [eiser] en om de hierna te noemen overdracht van activa te dulden, met inbegrip van bewijs van betekening van dat vonnis aan de betreffende personen en/of entiteiten, de activa in de accounts te verzenden (indien het digitale activa betreft) respectievelijk te betalen (indien het liquiditeiten betreft) op een cryptoaccount of bankrekeningnummer op naam van [eiser] , tot het beloop van de toegewezen schadevergoeding vermeerderd met rente en kosten, één en ander binnen twee weken na de toezending van bedoeld vonnis en bewijs van betekening daarvan aan de betreffende personen en/of entiteiten, met dien verstande dat [gedaagde] niet meer activa hoeft over te dragen dan door de schorsing van de gebruikersaccounts zijn getroffen;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich, voorzieningenrechter, bijgestaan door
mr. L. Leber, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025. [4]

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
2.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen.
3.In geval van spoed kan, zo volgt uit de wetsgeschiedenis, een inzageverzoek in de zin van artikel 197 Rv ook als vordering in kort geding worden ingesteld.
4.type: LL5240