ECLI:NL:RBMNE:2025:1609

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
11298001 \ UC EXPL 24-6119 VL/58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. S. Koppert
  • O. P. van Tricht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en terugbetaling van opslagkosten na verhuizing en opslag van goederen

In deze zaak heeft eiser, die zijn spullen door gedaagde heeft laten vervoeren en opslaan, vorderingen ingesteld wegens schade aan zijn goederen en onterecht betaalde opslagkosten. Eiser stelt dat zijn spullen beschadigd zijn en dat er spullen missen, en dat de opslag niet volgens afspraak in een afgesloten ruimte heeft plaatsgevonden. Hij vordert een schadevergoeding van € 4.931,89 en terugbetaling van € 1.533,60 aan opslagkosten. Gedaagde betwist de claims en stelt dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het inpakken van zijn spullen. De kantonrechter heeft op 12 maart 2025 uitspraak gedaan en de vorderingen van eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat de overeenkomsten tussen partijen als verhuisovereenkomsten moeten worden gekwalificeerd en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De kantonrechter concludeert dat gedaagde niet tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat eiser geen inventarislijst heeft opgesteld, wat zijn claims ondermijnt. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van € 813,00.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11298001 \ UC EXPL 24-6119 VL/58599
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.C. de Graaff,
tegen
[gedaagde] BV, STATUTAIR GEVESTIGD IN [plaats 2],
gevestigd te [plaats 2] en kantoorhoudende te [plaats 3] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door: [A] .

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 2 september 2024 gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft op 23 oktober 2024 schriftelijk op de dagvaarding gereageerd. Vervolgens heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 7 februari 2025 plaatsgevonden. [eiser] was met tolk aanwezig en werd bijgestaan door mr. de Graaff. Ook mr. [B] , kantoorgenoot van mr. de Graaf, was aanwezig. Namens [gedaagde] was de heer [A] aanwezig. Partijen hebben antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken. Tenslotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Op 24 februari 2022 heeft [gedaagde] een deel van de spullen van [eiser] naar een tijdelijke woning van [eiser] en, het grootste gedeelte van zijn spullen, naar een opslagbox van [gedaagde] gebracht. Van 24 februari 2022 tot 6 februari 2023 hebben de spullen van [eiser] opgeslagen gestaan in de opslagbox van [gedaagde] en op 6 februari 2023 heeft [gedaagde] de opgeslagen spullen naar de nieuwe woning van [eiser] gebracht. [eiser] zegt dat de werknemers van [gedaagde] op 24 februari 2022 tijdens het verhuizen de deur van zijn toenmalige woning en het bed van zijn zoon hebben beschadigd. Verder werden zijn spullen niet zoals volgens [eiser] was overeengekomen, opgeslagen in een afgesloten ruimte maar in een open ruimte. Tenslotte ontdekte [eiser] , nadat [gedaagde] zijn spullen op 6 februari 2023 naar zijn nieuwe woning had gebracht, dat spullen beschadigd en/of niet geleverd waren. Hij wil dat [gedaagde] de schade aan zijn spullen van € 4.931,89 aan hem vergoedt. Daarnaast vindt [eiser] dat hij € 1.533,60 aan opslagkosten te veel heeft betaald, omdat zijn spullen daar niet veilig stonden opgeslagen. Hij wil dat [gedaagde] dit aan hem terugbetaald. [gedaagde] is het hier niet mee eens. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben drie overeenkomsten met elkaar gesloten:
De overeenkomst op basis waarvan [gedaagde] op 24 februari 2022 spullen van [eiser] van zijn oude woning naar zijn tijdelijke woning en grotendeels naar de opslagbox van [gedaagde] zou brengen (hierna: overeenkomst 1);
De overeenkomst op basis waarvan [eiser] zijn spullen in een opslagbox van [gedaagde] kon opslaan in de periode tussen 24 februari 2022 en 6 februari 2023 voor een bedrag van € 255,60 per maand (hierna: overeenkomst 2);
De overeenkomst op basis waarvan [gedaagde] op 6 februari 2023 spullen van [eiser] van de opslagbox van [gedaagde] naar de nieuwe woning van [eiser] zou brengen (hierna: overeenkomst 3).
Kwalificatie overeenkomsten 1 en 3: verhuisovereenkomsten
3.2.
Partijen zijn het niet eens over de kwalificatie van de overeenkomsten 1 en 3. Volgens [eiser] is sprake van verhuisovereenkomsten, terwijl volgens [gedaagde] sprake is van vervoersovereenkomsten.
3.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter moeten de overeenkomsten 1 en 3 worden aangemerkt als verhuisovereenkomsten in de zin van artikel 8:1170 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Er is namelijk sprake van goederenvervoer, waarbij [gedaagde] zich tegenover [eiser] heeft verbonden om verhuisgoederen te vervoeren, hetzij uitsluitend in een woning, hetzij gedeeltelijk in een woning en gedeeltelijk over de weg, hetzij uitsluitend over de weg.
[eiser] had zijn goederen moeten inpakken/demonteren
3.4.
Op grond van artikel 8:1172 BW is in beginsel de verhuizer, [gedaagde] , verplicht de verhuisgoederen die gelet op hun aard of de wijze van vervoer ingepakt behoren te worden of uit elkaar genomen behoren te worden, in te pakken dan wel uit elkaar te nemen en ter bestemming uit te pakken dan wel in elkaar te zetten. Het is aan de verhuizer te beoordelen welke zaken wél of géén verpakking behoeven of (deels) gedemonteerd moeten worden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als partijen andersluidende afspraken maken. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval sprake is van een dergelijke andersluidende afspraak. Hierbij zijn voor de kantonrechter de volgende omstandigheden doorslaggevend.
3.5.
[gedaagde] stelt dat partijen meerdere offertes hebben besproken en dat [eiser] uiteindelijk heeft gekozen voor het pakket zoals omschreven in de boekingsbevestiging van 19 februari 2022. Partijen hebben afgesproken dat [eiser] zelf verantwoordelijk was voor het inpakken en/of demonteren van de te verhuizen goederen. Ter onderbouwing verwijst [gedaagde] naar de factuur van 19 februari 2022 van € 195,90. Op basis van dit bedrag mocht [eiser] niet verwachten dat meerdere verhuishulpen zouden komen die de spullen zouden inpakken en/of demonteren. Verder verwijst [gedaagde] naar de boekingsbevestiging die aan [eiser] is verzonden, waarin staat:
Boekingsdatum: 19-02-2022
Voorkeursdatum ophalen: 24-02-2022
[…]
Gekozen servicepakket: Basis+
Gereserveerde tijd (max) 40 minuten verhuistijd*
Verhuishulp 1 Verhuishulp
[…]
Inpakken Zelf doen
Verpakken Zelf doen
[…]
* 90% van de tijd werken we binnen de geboekte tijd. Volg hiervoor de uitgangspunten hieronder.
[…]
Uitgangspunten
[…]
Spullen zijn verhuisklaar Gedemonteerd voor veilig verplaatsen
Spullen zijn vervoersklaar Ingepakt en verpakt volgens inpakinstructies
[…]
Wat doet verhuishulp
Spullen inpakken Nee
Spullen verpakken Nee
Spullen demonteren Nee
[…]
3.6.
Verder verwijst [gedaagde] naar de verschillende e-mails die voorafgaand aan de verhuizing op 24 februari 2022 aan [eiser] zijn verzonden, waarin staat:
Let op!
[…]
Zorg ervoor dat alle spullen veilig zijn ingepakt/verpakt volgens onze instructies. [gedaagde] is niet aansprakelijk voor niet correct verpakte spullen.
[…]
Heb je Basis Service:
  • Zorg voor sjouwhulp binnen het geboekte dagvak.
  • Je geeft de spullen op de laadklep aan de chauffeur.
  • De spullen staan klaar op de begane grond.
Heb je [.] Service:
  • De spullen zijn gedemonteerd en verhuis klaar.
  • De spullen kunnen in hun huidige vorm via de trap/gang de woning uit/in.
  • Per verhuizer wordt maximaal 25kg getild.
3.7.
[eiser] betwist dat partijen hebben afgesproken dat hij zelf verantwoordelijk was voor het inpakken/demonteren van de spullen. [eiser] voert hiertoe aan dat hij twee kinderen heeft die veel aandacht nodig hebben die bij hem verbleven op het moment van de verhuizing en dat hij op dat moment last had van zijn rug. Hij heeft daarom [gedaagde] om extra hulp gevraagd voor het inpakken en demonteren van zijn spullen. [eiser] verwijst naar de e-mail die hij op 17 februari 2022 van [gedaagde] heeft ontvangen, waarin staat:
Hi [eiser (voornaam)] ,
Once again thanks for reaching out. I can offer you the following.
Move from [plaats 1] – [..] for 10m3 of your stuff + dismanteling:
3movers x 5hours x € 35 = € 525
[…]
TOTAL move + dismanteling € 735,86
[…]
I will give you a call on this quote in a little while.
[…]
3.8.
Volgens [eiser] hebben partijen naar aanleiding van dit aanbod telefonisch contact gehad. Tijdens dit telefoongesprek heeft [eiser] door zijn woning gelopen en heeft hij een aantal spullen opgemeten om aan [gedaagde] een idee te geven van de hoeveelheid spullen die verhuisd en opgeslagen moesten worden. [gedaagde] liet aan [eiser] weten dat [eiser] een tijdsblok moest reserveren; de factuur van € 195,90 zag alleen op deze reservering en pas na de verhuizing is de uiteindelijke factuur opgemaakt op basis van de daadwerkelijke tijd die is besteed aan de verhuizing. [eiser] heeft daarom op 28 februari 2022 nog een factuur van €1.103,60 ontvangen, aldus [eiser] .
3.9.
[gedaagde] heeft tijdens de zitting bevestigd dat na de e-mail van 17 februari 2022 een telefoongesprek tussen partijen heeft plaatsgevonden. Het klopt volgens [gedaagde] dat eerst gereserveerd moet worden en dat aan [eiser] daarvoor oorspronkelijk € 195,90 werd gefactureerd, maar dit zag op het aantal kubieke meters en daarmee het aantal rolkarren dat nodig was om de spullen van [eiser] in op te slaan. Na de verhuizing wordt dan normaliter gekeken hoeveel rolkarren daadwerkelijk nodig zijn. Op het moment van de verhuizing op 24 februari 2022 bleek er veel meer tijd nodig te zijn, doordat [eiser] de spullen niet verhuisklaar had gemaakt. [gedaagde] heeft de spullen zo veilig mogelijk vervoerd, door gebruik te maken van verhuisdekens. Vanwege de extra tijd is een extra factuur van € 1.103,60 aan [eiser] verzonden.
3.10.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] zelf verantwoordelijk was voor het inpakken/demonteren van de spullen. Wat partijen tijdens het telefoongesprek hebben besproken is niet meer te achterhalen. De kantonrechter gaat daarom uit van de e-mails tussen partijen en de boekingsbevestiging van 19 februari 2022. De e-mail waar [eiser] naar verwijst is van 17 februari 2022. Na deze e-mail is nog een boekingsbevestiging verstuurd en zijn nog verschillende e-mails aan [eiser] verzonden waarin staat dat [eiser] zelf verantwoordelijk is voor het inpakken/demonteren van zijn spullen. Deze boekingsbevestiging en e-mails zijn van overwegende betekenis, omdat deze nog na de e-mail van 17 februari 2022 zijn verzonden. [gedaagde] heeft daarom voldoende onderbouwd dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] verantwoordelijk was voor het inpakken en/of demonteren van zijn spullen en dat partijen daarmee dus zijn afgeweken van artikel 8:1172 BW. Niet is komen vast te staan dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van een verplichting uit de verhuisovereenkomsten als het gaat om het inpakken of demonteren.
Geen inventarislijst
3.11.
Daarnaast is onvoldoende komen vast te staan dat tijdens de uitvoering van de verhuisovereenkomst schade is ontstaan aan de spullen van [eiser] dan wel dat spullen van [eiser] verloren zijn gegaan. [eiser] voert aan dat het onzorgvuldig is geweest van [gedaagde] dat geen inventarislijst is opgesteld, maar [gedaagde] wijst op artikel 8.3 van haar algemene voorwaarde op basis waarvan [eiser] er voor had kunnen kiezen om een inventarislijst op te maken en te laten controleren door de verhuizer. Dit heeft [eiser] niet gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat spullen tijdens de verhuizing zijn beschadigd/verloren zijn gegaan.
Kwalificatie overeenkomst 2: bewaarnemingsovereenkomst
3.12.
Overeenkomst 2 die tussen partijen is gesloten is een bewaarnemingsovereenkomst. Uit hetgeen [eiser] naar voren brengt, lijkt het erop dat hij ervan uitging dat hij een (aparte) opslagruimte huurde. Maar uit de verdere toelichtingen van partijen constateert de kantonrechter dat [gedaagde] een ruimere verplichting had dan enkel het ter beschikking stellen van een opslagruimte. Het was namelijk niet aan [eiser] om naar eigen inzicht goederen in en uit de opslagruimte te halen, dit kon alleen op afspraak. Daarbij was [gedaagde] op de hoogte van de omvang en (grofweg) de waarde van de goederen die stonden opgeslagen en heeft [gedaagde] zelf de goederen naar de opslagbox vervoerd en deze een plek gegeven. [eiser] kreeg ook geen eigen sleutel van de opslagruimte en de spullen stonden niet in een aparte ruimte. Overeenkomst 2 kwalificeert naar het oordeel van de kantonrechter daarom als een bewaarnemingsovereenkomst in de zin van artikel 7:600 BW.
3.13.
[eiser] stelt dat, nu zijn spullen zijn beschadigd en er spullen missen, [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] niet opgetreden als goed huisvader in de zin van artikel 7:602 BW en heeft zij niet voldaan aan de verplichting uit artikel 7:605 lid 4 BW de in bewaring gegeven goederen terug te geven in de staat waarin zij haar heeft ontvangen. Los van de schade die [eiser] vergoed wil hebben, wil [eiser] een korting van 50%, in totaal € 1.533,60, op de in rekening gebrachte opslagkosten.
3.14.
Ter onderbouwing heeft [eiser] als productie 4 foto’s overgelegd waarop is te zien dat spullen los in een open ruimte staan. Volgens [eiser] heeft hij zijn spullen op die manier aangetroffen op het moment dat hij enkele spullen uit de opslagbox kwam ophalen. Volgens [eiser] is het mogelijk dat hierdoor schade is ontstaan aan zijn spullen en spullen kwijt zijn geraakt. Ter onderbouwing van de schade verwijst [eiser] naar een lijst waarop hij zelf heeft ingevuld welke spullen zijn beschadigd dan wel missen, foto’s van beschadigde spullen en facturen van enkele aangeschafte spullen.
3.15.
[gedaagde] betwist dat de spullen staan opgeslagen zoals op de door [eiser] overgelegd foto’s. [gedaagde] voert hiertoe aan dat de spullen staan opgeslagen in karren die in plastic zijn verwikkeld (‘geseald’). Hiervan zijn ook foto’s in het geding gebracht. Op het moment dat iemand spullen wil bekijken, dan wordt de betreffende kar door het personeel van [gedaagde] naar een speciale ruimte gereden en wordt het seal eraf gehaald. Nadat de betreffende persoon zijn spullen heeft kunnen pakken/bekijken, wordt de kar weer geseald en wordt de kar door het personeel van [gedaagde] weer teruggezet. Volgens [gedaagde] heeft alleen de warehouse manager een sleutel van de voordeur en kon dus niemand anders bij de spullen van [eiser] .
3.16.
Gezien deze onderbouwde betwisting van [gedaagde] heeft [eiser] zijn stelling dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de bewaarnemingsovereenkomst onvoldoende onderbouwd. Niet is komen vast te staan dat de spullen van [eiser] gedurende de gehele looptijd van de bewaarnemingsovereenkomst en niet enkel toen [eiser] naar zijn spullen toe kwam, op de wijze zoals is te zien op de overgelegde foto’s stonden opgeslagen. Dit kan namelijk, zoals door [gedaagde] gesteld, een momentopname zijn geweest omdat [eiser] toen enkele spullen tussentijds wilde ophalen. Daarnaast is niet komen vast te staan dat de spullen los in een open ruimte stonden en dat daardoor schade is ontstaan aan de spullen van [eiser] of dat sommige spullen daardoor verloren zijn geraakt. Weliswaar verwijst [eiser] naar de lijst waarop hij heeft ingevuld aan welke spullen schade is ontstaan en heeft hij foto’s gemaakt van de schades, maar hiermee is niet komen vast te staan dat deze schade is ontstaan in de periode dat de spullen bij [gedaagde] stonden opgeslagen en dat dit te wijten is aan onzorgvuldige opslag door [gedaagde] .
Conclusie
3.17.
Het is niet komen vast te staan dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de verhuisovereenkomsten of uit de bewaarnemingsovereenkomst. Daarnaast heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat in de periode tussen 24 februari 2022 en 6 februari 2023 schade is ontstaan aan zijn spullen dan wel spullen verloren zijn gegaan. [eiser] heeft immers geen inventarislijst opgemaakt. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] daarom afwijzen.
Schade aan de deur en aan het bed
3.18.
[eiser] stelt dat tijdens de verhuizing op 24 februari 2022 door werknemers van [gedaagde] schade is veroorzaakt aan de deur van zijn toenmalige woning en aan het bed van zijn zoon. Deze schade heeft [eiser] echter niet gevorderd in deze procedure. De kantonrechter gaat er vanuit dat, als [eiser] deze schade onderbouwt, [gedaagde] deze schade aan [eiser] zal vergoeden.
Rente en buitengerechtelijke incassokosten
3.19.
Omdat de hoofdvorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen, zullen ook de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Proceskosten
3.20.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 678,00 (2 punten x tarief € 339,00)
- nakosten €
135,00(plus de kosten zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 813,00

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. S. Koppert en bij haar afwezigheid op 12 maart 2025 ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. O. P. van Tricht.