In deze zaak heeft eiser, die zijn spullen door gedaagde heeft laten vervoeren en opslaan, vorderingen ingesteld wegens schade aan zijn goederen en onterecht betaalde opslagkosten. Eiser stelt dat zijn spullen beschadigd zijn en dat er spullen missen, en dat de opslag niet volgens afspraak in een afgesloten ruimte heeft plaatsgevonden. Hij vordert een schadevergoeding van € 4.931,89 en terugbetaling van € 1.533,60 aan opslagkosten. Gedaagde betwist de claims en stelt dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het inpakken van zijn spullen. De kantonrechter heeft op 12 maart 2025 uitspraak gedaan en de vorderingen van eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat de overeenkomsten tussen partijen als verhuisovereenkomsten moeten worden gekwalificeerd en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De kantonrechter concludeert dat gedaagde niet tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat eiser geen inventarislijst heeft opgesteld, wat zijn claims ondermijnt. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van € 813,00.