ECLI:NL:RBMNE:2025:1657

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/8297
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet Open Overheid

In deze zaak heeft Knipscheer Rail-Infra B.V. op 23 december 2024 beroep ingesteld tegen het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht, omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek om informatie op basis van de Wet Open Overheid (Woo). Verweerder heeft op 14 januari 2025 alsnog een deelbesluit genomen, maar verzoekster heeft het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft besloten de uitspraak te doen zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster, leidt de rechtbank hieruit af dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. Daarnaast is verweerder verplicht het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.

De uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2025. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/8297

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2025 in de zaak tussen

Knipscheer Rail-Infra B.V., te Emmeloord, verzoekster

(gemachtigde: mr. S. Schuurman),
en

het college van Gedeputeerde Staten van Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 23 december 2024 omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om informatie op grond van de Wet Open Overheid (Woo).
Verweerder heeft op 14 januari 2025 alsnog het laatste deelbesluit genomen op de aanvraag van verzoekster. Verzoekster heeft het beroep daarna ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.