ECLI:NL:RBMNE:2025:1669

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
11222076 \ UC EXPL 24-4906
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding vordering huurder na inbraak in gehuurde bedrijfsruimte

In deze zaak vorderde de eiseres, een vennootschap onder firma die ethisch geproduceerde kinderkleding verkoopt, schadevergoeding van de gedaagde, een commanditaire vennootschap, naar aanleiding van een inbraak in de gehuurde bedrijfsruimte. De inbraak vond plaats in de nacht van 23 op 24 februari 2024, waarbij inbrekers goederen ter waarde van € 68.682,10 hebben gestolen. Eiseres stelde dat gedaagde aansprakelijk was voor de schade omdat er geen slagboom aanwezig was op het terrein en de beveiligingscamera's van onvoldoende kwaliteit waren. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat er geen causaal verband kon worden aangetoond tussen de afwezigheid van de slagboom en de schade. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de slagboom mogelijk een afschrikwekkende werking zou hebben gehad, dit niet voldoende was om te concluderen dat de inbraak had kunnen worden voorkomen. Daarnaast werd gesteld dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor de kwaliteit van de beveiligingscamera's. De rechter concludeerde dat het causaal verband tussen de gestelde tekortkoming en de schade ontbrak, waardoor de vordering werd afgewezen. Eiseres werd ook veroordeeld in de proceskosten van € 1.765,00.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11222076 \ UC EXPL 24-4906 wh1031
Vonnis van 16 april 2025
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres] VOF,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R.A. Veldman,
tegen
de commanditaire vennootschap
[gedaagde] C.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M. Bouman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
1.2.
Daarna is een mondelinge behandeling bepaald. Beide partijen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling nog producties in het geding gebracht.
1.3.
Op 18 maart 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen en hun gemachtigden waren op de mondelinge behandeling aanwezig. Partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord en zij hebben op elkaars standpunten kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken.
1.4.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat een uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar het over gaat

2.1.
Tussen partijen is een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een bedrijfsruimte aan de [adres] in [plaats] . Op dat adres is het terrein na een brand herontwikkeld. Er zijn in verschillende gebouwen 56 bedrijfsruimtes gerealiseerd, bestemd als werk- en opslagruimtes, en op het terrein zijn parkeerplaatsen aangelegd. [eiseres] was een van de eerste huurders. Op 15 december 2023 is de bedrijfsruimte door [eiseres] in gebruik genomen. In de periode december 2023 tot maart 2024 werd het buitenterrein van het complex nog ingericht.
2.2.
[eiseres] handelt in ethisch geproduceerde en duurzame kinderkleding. Op 23 februari 2024 heeft [eiseres] een levering van 41 dozen kleding ontvangen die zij in het gehuurde heeft opgeslagen. In de nacht van 23 op 24 februari 2024 tussen 00:55 en 00:59 uur is er een inbraak geweest in het gehuurde. De inbrekers zijn met een busje het terrein opgereden naar de bedrijfsruimte van [eiseres] . Daar hebben zij de overheaddeur van de bedrijfsruimte geforceerd en alle net geleverde dozen kleding meegenomen.
2.3.
In deze procedure stelt [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van de diefstal, omdat [gedaagde] als verhuurder toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de huurovereenkomst en haar zorgplicht als verhuurder heeft geschonden. De slagboom aan de ingang van het terrein was niet aanwezig ten tijde van de inbraak en de beveiligingscamera’s zijn volgens [eiseres] van onvoldoende kwaliteit. [eiseres] begroot haar schade op € 68.682,10.
2.4.
[gedaagde] betwist dat zij aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de diefstal. Zij voert aan dat er geen sprake is van een tekortkoming of onrechtmatige daad en dat er ook geen causaal verband is tussen een eventuele tekortkoming of fout aan de zijde van [gedaagde] .

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal de vordering van [eiseres] afwijzen, omdat er geen causaal verband is tussen de afwezigheid van de slagboom en de kwaliteit van de camera’s en de gestelde schade. Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissing is gekomen.
Geen causaal verband
3.2.
Vast staat dat de slagboom op het moment van de inbraak in de nacht van 23 of 24 februari 2024 niet aanwezig was. De werkzaamheden aan het buitenterrein van het complex waren op dat moment nog niet klaar. Het buitenterrein is opnieuw ingedeeld, de inrit van het terrein is verplaatst, de voorkant van het terrein werd opnieuw bestraat en er zou een nieuwe langere slagboom worden geplaatst. Partijen zijn het erover eens dat de inbrekers doelgericht te werk zijn gegaan tijdens de inbraak. Uit camerabeelden is gebleken dat de inbrekers rechtstreeks naar de bedrijfsruimte van [eiseres] zijn gereden en binnen vier minuten met de net geleverde goederen het terrein weer zijn afgereden. Hoewel de aanwezigheid van een slagboom wellicht afschrikwekkend zou kunnen werken, had dit naar het oordeel van de kantonrechter de inbraak niet kunnen voorkomen. [gedaagde] voert, met overlegging van foto’s en een video, aan dat de inbrekers ook langs de slagboom over het grind hadden kunnen rijden of de slagboom eenvoudig hadden kunnen openen door op de uitrijlus te gaan staan of de slagboom met de hand omhoog te duwen. Het openen van de slagboom of het over het grind naast de slagboom rijden zou de inbrekers extra tijd hebben gekost en wellicht ook de buurtbewoners zijn opgevallen, maar dit is onvoldoende om aan te nemen dat de van te voren geplande inbraak dan niet zou hebben plaatsgevonden. [gedaagde] voert ook aan dat de slagboom is bedoeld voor parkeermanagement en niet voor de veiligheid. Zij wil voorkomen dat mensen hun auto’s op het terrein achterlaten wat in het verleden wel eens is gebeurd, of de auto bij [gedaagde] parkeren als zij de [.] bezoeken. Dat een slagboom ook afschrikwekkend werkt voor inbrekers met een duidelijk doel voor ogen, vindt de kantonrechter niet aannemelijk. Voor het aantonen van causaal verband is een redelijke mate van zekerheid nodig. Deze redelijke mate van zekerheid is in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter niet aanwezig.
3.3.
Dat de beveiligingscamera’s op het terrein van onvoldoende kwaliteit waren heeft [eiseres] na de betwisting daarvan door [eiseres] niet nader onderbouwd. Alleen al daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat de inbraak niet daardoor heeft plaatsgevonden.
3.4.
[eiseres] stelt nog wel dat als niet met zekerheid kan worden gezegd dat de inbraak en diefstal niet hadden plaatsgevonden als er wel een slagboom was geweest, dat deze onzekerheid niet voor risico van [eiseres] moet komen. Zij stelt dat de kans aanzienlijk groter is dat de inbrekers [eiseres] niet zouden hebben beroofd indien het terrein met een slagboom was afgesloten. Voor zover [eiseres] met deze stellingen heeft bedoeld te stellen dat die kans zo groot is dat het causaal verband moet worden aangenomen, gaat de kantonrechter daaraan voorbij omdat – zoals in 3.2. al is overwogen – de kantonrechter die kans niet zo groot acht. Voor zover [eiseres] met deze stellingen heeft bedoeld te stellen dat er sprake is van zogenoemde proportionele aansprakelijkheid, gaat deze stelling niet op. De leer van de proportionele aansprakelijkheid wordt slechts in uitzonderlijke situaties toegepast, zeker bij vermogensschade [1] . [eiseres] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om tot de conclusie te komen dat er in dit geval inderdaad sprake zou moeten zijn van een dergelijke proportionele aansprakelijkheid.
De vordering van [eiseres] wordt afgewezen
3.5.
De conclusie is dus dat het causaal verband tussen de gestelde tekortkoming en/of onrechtmatige daad en de gestelde schade ontbreekt. Daarom hoeven de overige standpunten van partijen niet meer te worden besproken. Omdat het causaal verband ontbreekt worden de vorderingen van [eiseres] afgewezen. Dat geldt ook voor de buitengerechtelijke kosten.
De proceskosten
3.6.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.630,00
(2 punten × € 815,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.765,00
4. De beslissing
De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.765,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.

Voetnoten

1.HR 24-12-2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799